- - te vrolijken. Mijn oma had geen man, geen geld en was afhankelijk van haar kinderen voor geld. Mijn moeder had een potje met geld en ik heb mijn oma betrapt toen zij een greep uit die pot deed. Oma schrok zó, dat ze de pot liet vallen. Mijn moeder kwam uit de keuken en m'n oma zei: kijk eens wat dat stoute kind heeft gedaan. Ze gaf mij de schuld. De rest van de week gaf ze mij steeds straf en dan moest ik soms een hele middag op een kist zitten. Giel kwam dan om met mij te smoezen. We fluisterden en giechelden. Giel giechelde zoals Indische jongens dat kunnen. Hij had een enorm gevoel voor humor en was héél wijs. Hij was mijn grote beschermer tegen oma. Giel deed oma vaak na en maakte me aan het lachen. Als iemand dan vroeg wat we deden, zei hij met een schijnheilig gezicht: niets hoor. Giels dood Ik hoorde steeds maar weer een stem zeggen: Giel is dood. Ik schrok me rot, want ik dacht dat deze Giel, dus die mij opzocht, dood was. Pas later begreep ik dat het een herinnering was. Die stem was van mijn vader op de dag dat hij Giel dood aantrof. Na die herinnering kon ik niet slapen en lag drie nachten wakker met hoofdpijn. De herinnerin gen bleven komen. Later ontdekte ik dat de herinnering aan Giels dood op 23 oktober was, zijn sterfdag én dat ik na zijn dood ook drie nachten heb wakker gelegen en met mijn hoofd tegen de muur bonkte van de hoofdpijn. De herinneringen kwamen terug en die moest ik herbele ven. Die periode was heel heftig, maar ook mooi, omdat ik ook heel gelukkige herinneringen heb teruggekregen. Ten slotte verdween de ziel van kleine Giel en kwam de Giel zoals hij was in Nederland. Een stille jongen die bijna niets zei. Ik werd er verdrietig van als hij me opzocht. Er was niets meer over van de vrolijke jongen uit Indië. Die Giel vertelde mij wat er gebeurd is in Nederland. Over de pesterijen. Mijn ouders door de buren, ik werd bedreigd door de buurjongen en Giel - zo blijkt - door zijn leraar. Die heeft hem echt gediscrimineerd en gepest. Wij hebben dat nooit geweten, ledereen was zo druk met zijn eigen dingen en pesterijen. Die beginjaren in Nederland waren moeilijk. Ik heb alles verdrongen, maar nu weet ik het dankzij Giel weer. We leefden heel erg geïsoleerd, omdat de buren ons pesten. De buurjongen had gedreigd mijn 'lelijke spleetogen' uit te steken. Ik draalde elke dag om naar school te gaan en als ik dan moest, rende ik de hele weg naar school. Naar huis liep ik met een groepje meisjes, dan voelde ik me zekerder. Vervolgens vroeg de ziel van Giel mij om vergeving. Voor het feit dat hij dood wilde en voorde trap die hij mij een keer verkocht heeft. Giel zei over zijn dood:'ik heb mezelf doodgemaakt, omdat ik het wilde.' Hij heeft geen zelfmoord gepleegd, maar het ongeluk gebeurde omdat hij dood wilde. Giel wilde graag dat ik een boekje over hem maakte, zodat mensen weten wie hij was. Er werd namelijk niet meer over hem gepraat, we waren hem vergeten. Het was alsof hij nooit bestaan had. In die periode dat ik aan het boek begon was ik erg moe door mijn ziekte, maar op de één of andere manier had ik energie genoeg om dit boekje te schrijven. De zinnen vloeiden uit mijn pen en het was alsof Giel mij dicteerde. Ook de tekeningen kwamen zonder veel moeite op papier, net alsof mijn hand geleid werd. Een soort samenwerkingsproject. Binnen drie weken was het concept voor het boekje af en Giel was heel blij. Daarna is hij weggegaan. Net als mijn mediamieke gave. Die gave was er puur om Giel zijn verhaal te laten vertellen, om mijn her inneringen terug te krijgen en mij te doen beseffen dat schrijven mijn echte talent is. Dat vond ik eigenlijk wel jammer. Ik vond het fijn om mensen te helpen contact te krijgen met hun overledenen. Ze werden er zo blij van. Door Giel heb ik een mooi beeld van mijn jeugd gekregen. Ook van mijn moeder. Ik dacht dat zij niet van mij hield, maar nu weet ik weer hoe zij in Indië was. Dat ze voor me zong en lief voor me was. Ik heb dus mezelf weer teruggekregen.' Het boek Mijn grote broer Ciel is te bestellen door 6,50 over te maken op gironummer 1429424 t.n.v. N. Vodegel, CMT te Utrecht, ovv 'boekje'en het adres waar het boek naar kan worden toegestuurd. Mijn grolt broer Giel 44 del en Nance

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2006 | | pagina 44