DOOR TJAAL AECKERLIN EN RICK SCHOONENBERG O FOTO'S KIT TROPENMUSEUM, AMSTERDAM
Verkoopplaats van opium, Java ca. ig20
voor de dieven. Ik begreep heel goed waarom ze mensen als Sneyder
tot doelwit maakten.
Zaken rond goed en kwaad begonnen me bezig te houden. Zo ver
baasde ik me over een voorval tijdens een vakantieperiode bij mijn
Indonesische grootvader in Salahoeni, ten noorden van Tjiandjoer.
Grootvader bezat een stuk grond met een oppervlak van 40 bouw.
Eén bouw was 0.70 hectare. Deze tuin verhuurde hij aan een thee
onderneming. Op een ochtend bekeek ik spelenderwijs het wegen
van de opbrengst. De pluksters die al vroeg begonnen, kwamen met
hun manden aanzetten en plaatsten deze op een weegschaal.Terwijl
ik daar zo rondhuppelde, zag ik dat de man die de opbrengst moest
bijhouden andere getallen noteerde dan de schaal aangaf. Het bleek
heel eenvoudig om de vrouwen te bedonderen. Ze konden niet lezen
of schrijven en waren een makkelijke prooi voor bedrog. Ze werden
waarschijnlijk al jaren onderbetaald zonder het te weten. Hoe kan
dit?, vroeg ik me af.
En wat te denken over de opiumhandel die de Nederlands-Indische
autoriteiten reguleerden.
Ik was nog maar een jochie toen mijn pa, na het behalen van zijn klein-
ambtenaren diploma, douanebeambte werd. Hij moest er mede voor
zorgdragen dat de overheid het monopolie op de opiumhandel behield.
Tjandoe of madat, zoals opium in Indië heette, gold als een belangrijke
inkomstenbron. De 'legale tjandoe' werd geïmporteerd uit Afghani
stan en India. Het kwam in ruwe vorm de haven van Tandjoeng Priok
in Batavia binnen en onderging een bewerking in de opiumfabriek
in de stad. Een groot complex met honderden werknemers. Vanuit
Batavia ging de tjandoe door heel Indië naar particulieren, die een
vergunning hadden gekocht en een vastgestelde hoeveelheid mochten
verhandelen. In vele steden zag je uithangborden met de tekst: Tempat
pendjoewalan tjandoe, oftewel Verkooppunt opium. Er werd ook ille
gale, goedkopere tjandoe binnengebracht, voornamelijk afkomstig uit
China. De clandestiene opiumkits moesten immers bevoorraad wor
den. Deze bevonden zich gewoonlijk in een zijvertrek van een winkel in
keukenartikelen of in een achterkamer van een eetgelegenheid. Alleen
ingewijden kenden die plekken. Deze opiumkits waren een doorn in
het oog van de overheid.
Mijn vader hield zich bezig met het bestrijden van de opiumsmokkel.
Hij doorzocht schepen en lading, overigens met zeer beperkt succes. De
smokkelaars stonden bekend als zeer gewiekst. Dit verklaarde waarom
mijn pa al snel een andere roeping vond; hij ging zich toeleggen op het
fokken van vee.
Al deze zaken, van de houding ten opzichte van de Indonesiërs tot de
opiumregie, waren zo typerend voor Indië. Er heerste een dubbele,
hypocriete moraal. Goed en kwaad liepen dwars door elkaar heen. In
ieder geval begreep ik als Indische jongen al snel dat de Nederlanders
altijd de deugdzaamheid en het gelijk aan hun zijde hadden.
Begin augustus 1942 kreeg ons gezin een oproep om ons te melden bij
een Japanse post in Tjiandjoer. Daar verscheen de hele familie voor een
officier. Deze gaf mijn vader met een handgebaar te kennen dat hij zich
moest voegen bij een groepje andere Nederlanders. We namen kort
afscheid van hem en moesten vertrekken. Met mijn broer Piet wachtte
ik bij de uitgang totdat de trucks, volgeladen met Nederlanders, ver
trokken. Mensen die tot voor kort het leven in Indië bepaalden...
Niek, Tjiandjoer ig42
december 2006
27