LET OP! 1 october BLIJFT TONG-TONG BESTAAN?" „Blanda paling baik" AFRONDEN NAAR BOVEN Met ingang van zijn de abonnements gelden van Tong Tong verhoogd Zie voor de nieuwe bedragen het boxje op pag. 2 tt 3 Ik heb U wel eens verteld van de Indischman die zei: „Nee, ik koop geen boek over de oorlog in Indie, Tialie. Ik heb 'm zelf meegemaakt. Ik weet er alles van!" Leuke mop. En toch denken we eigenlijk allemaal min of meer zo. Wc hebben allemaal maar een beperkt deel van Indië gekend en een beperkte sociale groepering gekend. Nochtans denken wij de Indische maatschappij te kennen en dat anderen (ongeveer) hetzelfde leven hebben gehad als wij. En op die andere groeperingen valt dan alzo wat aan te merken! De gemiddelde kleine man b.v. heeft geen al te beste dunk over „de gemiddelde grote man", be schouwt hem als zo n rijke „tjèt van het Ko ningsplein of de Darmo-boulevard, die alleen maar gedacht heeft aan het binnenhalen van zoveel als hij maar kon, en dan „af naar Holland. Want deze man spreekt b.v. slecht Maleis, weet niet eens wat ketoprak of lotèk is en heeft niet veel kennis van allerlei wijkjes en buurtjes zoals wij. Maar ik heb het voorrecht een paar van deze rare „tjèts" te kennen. Z ij steken ook in karakter- hoedanigheden vaak ver boven ons uit. Zij mogen dan weinig Indonesiërs kennen „en dan nog al leen maar hun baboes en djongossen maar zij heb ben een diepe genegenheid en grote verantwoorde lijkheid voor ze bewaard. Ze hebben deze dienst baren vaak gefotografeerd en hun kiekjes een plaats gegeven in de familie-albums. Zij kennen namen en toenamen nog heel goed en spreken (in intie me kring) er heel graag over. Wat méér zegt. zij steunen nu nog steeds finan cieel deze oude getrouwen. Vraag niet met hoeveel moeite vaak. Ze sturen een stukje soetra voor een kebaja voor Minah en een overhemd voor Parto en ze zijn de Lebaran nooit vergeten. Ze maken er geen ophef van. Nooit. Soms schijnen ze een beetje verlegen dat ze zoiets doen. Ze klim men nooit op een spreekgestoelte om donderend het volk te veroordelen dat maakt dat overhemden duizend roepiah kosten. Ze sturen zwijgend een overhemd naar hün Parto. En ik ken ettelijke Blanda's, die met een knagend zelfverwijt rondlopen dat ze hun Amat of Otong zijn kwijtgeraakt zodat ze het óók niet kunnen doen. En die maar één gedachte hebben, ik hoop dat gauw de tijd aanbreekt dat ik het alsnog doen kan. Kijk, dat zijn nou „Blanda paling baik Toewans en Njonja's. Hormat, hormat, hormat! Als al weer dat ellendige als! als driehonderd dui zend Indischgasten elke maand zo'n klein bewijsje van vriendschap gestuurd hadden, weer, ook al doen staatshoofden nóg zo boos of nóg zo dom, was er een band van menselijke vriendschappen ge bouwd, sterker dan een millioen controversen. En dan waren wij Indische Nederlanders wér kelijk de kandjeng besars geweest waar we ons zelf zo vaak voor verslijten. Misschien vindt U dit een hard woord, lezers? Welaan, het is ook tot mijzelf gericht. Ook ik ben in gebreke gebleven. En misschien denken de Ne derlanders die nooit in Indië zijn geweest: ha! daar heeft Tjalie z'n eigen groep toch even lelijk te grazen! Mijne heren, U, met alle dagen Uw mond vol over de nobele „bevrijding" van de Papoea, Van Mevr. J. S. kregen wij een giro'tje van 50,met de korte aantekening „toendjan- gan" (steun.) Van „Pak Koetjing" eveneens een „naar boven afgerond giro tje van 10, Zo maken vele abonnees (ieder naar vermogen) weer goed wat tienduizenden onverschillige of „anti- Tong-Tongers" verzuimen. „Pak Koetjing schreef er nog bij: „Djangan poekoel, tetapi HANTEM TEROES!" Er zijn er gelukkig meer, die deze koppige geest bezitten, die we zo treffend terug vinden in het Javaanse spreekwoord: „Rawé- rawé rantas, malang-malang poetoeng!" een zeer moeilijk te vertalen spreekwoord, waar het dichtst bij komt: „Liever kapot dan toegeven", het uiterste tegengestelde van „water in de wijn doen Ik geloof niet dat wij er zijn als wij van Tong- Tong een gezapig blaadje maken met sentimentele herinneringen, historische notities en een mopje extra. Als wij niet overtuigd blijven van waarheden en rechten en als wij niet koppig voorvechter ervan blijven, doen wij aan onze traditie en trots tekort. Dat kan niet. REDACTIE wat heeft U persoonlijk voor ze gedaan? Ook vaak minder dan niets. Als het Nederlandse volk, bezield van oprecht en opofferend medeleven voor de Papoea elke maand één gulden had opgebracht, dan zouden nu al tien jaren lang elk jaar honderd millioen guldens extra naar Nw .Guinea gegaan zijn. In plaats van al dat gemelijk gemopper nu dat Nw. Guinea eigenlijk al te zwaar drukt op de Nederlandse belastingbetaler! Nog steeds, lezers, liggen vriendschap en hulp voor andere volken in het persoonlijke menselijke vlak. En is géén Staatszaak met beurzen dicht en „Hos anna!" of „Slaat dood!" geroep. Bij al het rumoer nu rondom Nw. Guinea en In donesië hoe ver is de eenvoudige maar con crete menselijkheid te zoeken. En hoe steken dan met het hoofd en schouders boven ons uit die weinige „blana paling baik", die weinig zeggen en veel qoed doen! TJALIE ROBINSON r f*r~ „Blijft Tong-Tong bestaan?" „Rijdt een auto altijd door?" Wie stelt de vraag en wat is de bedoeling ervan? Als een klein kind vraagt of een auto altijd door rijdt, dan zeggen wij heel wijs en neerbui gend: „Nee, m'n jongen, daar moet natuurlijk telkens weer nieuwe benzine bij!" En nóg pien- teren zeggen: „En ook olie voor de smering en water voor de koeling." En. nog pienterder zeg gen: „En z'n chauffeur moet af en toe vervan gen worden. En je moet reserveonderdelen en lampen hebben." Enz. enz. Nou stelt zo'n kleine jongen natuurlijk tóch geen wezenlijk belang in die auto, noch kan hij vaak omvatten waarvoor die auto eigenlijk is en hoe belangrijk hij kan zijn. Zo'n auto is een optisch verschijnsel voor hem. Meer niet. Zo bekijken velen ook Tong-Tong. Een optisch verschijnsel. Het blijft of het blijft niet. Het is verder onbelangrijk. Er zijn er ook, die begrip hebben van de waar de van dit blad. Zelfs vele Hollanders die nooit in Indië geweest zijn. Voor hen is het antwoord op de vraag dus belangwekkend. En vaak kun nen zij de vraag al zelf beantwoorden. Tijd schriften met een oplage van maar 11.000 heb ben een moeilijk leven (waar zelfs oplagen van 20.000 over de kop gaan), omdat de drukkosten en kantooruitgaven onevenredig hoog zijn. Wij hebben met veel vernuft steeds „net-an" kun nen spelen. Reserve-kapitaal hebben wij nooit ge had en zullen wij ook nooit krijgen. Zij-op merking: curieus dat deze moderne democra- sche beschaving het Maecenasschap niet meer kent. In de Middeleeuwen zorgden die vermale dijde koningen en edelen door zakken met goud stukken toch nog voor het voortbestaan van me nig cultureel streven. De moderne („geestelijke") edelman en kapitaalbezitter doet dat niet meer. Gunstige uitzondering: Amerika (Rockefeller In stitute, Ford-foundation, honderden sponsorships voor universiteiten). We hoeven er dus nooit op te rekenen dat van particulieren of instel lingen giften zouden binnenkomen om in elk ge val ons reservekapitaaltje (dat soms zo steenhard nodig is) te kweken. Verder: er is geen solide en georganiseerde kring van symphatisanten, die zorgt voor een back-up van de redactie en waaruit eventueel een „tijdelijk" redacteur gerecruteerd kan worden. Tong-Tong rijdt in het Nederlandse sociaal-cul turele leven rond als een auto van een beetje vreemd model, waarop dus veel critiek is en waar zelfs veel naar gegooid wordt met rotte tomaten en erger. Het model wordt spottend an tiek genoemd. De chauffeur is „ook maar een mens", dus vernielbaar door vermoeienis, ziekte, dood, krojokpartijen, enz. Kornet-nja tida ada. De voorwaarden voor het voortbestaan van Tong-Tong liggen dus niet alleen bij mij. Ah, dit is dus het antwoord dat menigeen ook zelf al weet. Tong-Tong is nochtans (net als de auto voor het kind) voor velen alleen een op tisch verschijnsel. Net als iedere Nederlandse krant!! Geen één krant heeft in zijn redactie- beleid of zelfs maar een vaste kolom een duide lijk Indisch „tjap". De gerepatrieerde groep staat in alle standen buiten het journalistieke leven. (Een enkel ingezonden stuk, dat vaak niet eens aanslaat op de maatschappelijke positie van het blad, zegt natuurlijk niets.) Doet het óns wat als de NRC of Het Parool of het Alg. Hbld. verdwijnt? Nee toch? Doet het ons wat als Tong- Tong verdwijnt? Als het antwoord op deze laat ste vraag gevonden wordt, is het antwoord op de eerste vraag meteen gegeven. Intussen kunnen we alleen als kinderen reageren (Tjalie incluis) en bij het rondrijden van de Tong- Tong-auto in de handen klappen of jouwen. Maar WETEN zit er niet bij. Is het dan (zoals sommi gen zeggen) „stom" om door te gaan? Ik zal U wat vertellen. Ik reed eens langs een veld in het Oosten des lands, waarop duizenden witte bloempjes stonden. Benieuwd wat dat voor bloemen waren, stapte ik uit en liep het veld in. Toen zag ik dat het waardeloze bollen pluis jes waren, waar de harde wind voortdurend aan rukte, zodat de pluisjes ver weg waaiden. „Mijn hemel", dacht ik, „wat gaat dit alles kans loos verloren! Over een week is dit een kale woestenij!" Maar in mijn verbeelding volgde ik de vlucht van die pluisjes. Zag ze heel ver weg neerstrijken. De slechte pluisjes zouden doodgaan, de goede zouden in de grond dringen. En ai ziet, over enige tijd staan elders weer volle vel den met duizenden witte bloempjes. Al het goede dat met Tong-Tong is voortge bracht, zal eens wéér leven. Én mooier en rijker dan ooit. Daarom probeer ik dit veld zo lang mogelijk zo productief mogelijk te houden. Niet houdbaar? Als dit blad zijn einde vindt, zij die de ondergang voorspeld hebben en eraan meege werkt, zij zullen wijs gelijk en ongelijk heb ben. Maar latere en verre generaties zullen dank baar zijn voor hetgeen de goeden onder U heb ben voortgebracht. Over vele jaren zullen oude jaargangen van Tong-Tong tevoorschijn gehaald worden, herlezen en herdrukt. Dan eindelijk met inzicht, begrip, bewondering. Wanneer deze akker sterven zal? Over een jaar? Morgen? Ik weet het niet. Maar dat zijn gedach ten zullen blijven leven, daar ben ik „tot in het klokhuis van mijn ziel" van overtuigd. Want een blad van deze naam kan feilbaar, kan vernie tigbaar zijn, maar de Tong-Tong-gedachte is on sterfelijk. T. R.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1951 | | pagina 3