DOKTER SUDIRO INDISCHE CLUB ARUBA NOG EVEN EDDIE POLO I.K.K. TONG-TONG TJALIE NAAR MOSKOU 8 Ik werd na de bevrijding erg beproefd, kreeg staar aan beide ogen, ging onder behandeling van Offi cier van Gezondheid Jongejan. Nog niet rijp voor oogoperatie. Toen verdween het Knil mét oogarts Jongejan uit Indië en zat ik met mijn staarogen. Viel in verkeerde parti culiere handen met gevolg dat operatie linkeroog mislukte. Het rechteroog werd steeds slechter. Ik zocht en vond een eenvoudige Indonesische huishoudster. Twee jaar heb ik aan de hand van deze vrouw gelopen, zij heeft me als een goede dochter verzorgd. Eindelijk werd ik, na rijpwor- den, in januari 1955 door de Javaanse oogarts Soediro met 100% succes geopereerd. Geduren de een maand na ontslag uit het Ooglijdersge- sticht was ik voor ik een bril had, volkomen af hankelijk van mijn huishoudster, Rita. In die we ken begon zij te klagen over pijnen in haar hoofd, ze was dadelijk moe. Ik kreeg mijn bril en kon na twee jaar weer alleen de straat op. Heerlijk! Maar de goede Rita kwam in het hospitaal te recht; het bleek, dat zij een gezwel in de hersens had en vier maanden nadat ik weer zien kon, „tierf de lieve, goede vrouw. Ik was er kapot van. Op een morgen, toen ik voor oogcontrole in het Ooglijdersgesticht was, vroeg mijn operateur dr. Soediro mij even mee te gaan naar zijn huis, ge legen naast het gesticht. Daar zat, om mij te ontvangen, zijn vrouw, de Raden Ajoe. De dok ter nam het woord en zei: ,,Mijn vrouw en ik hebben het volgende afgesproken. Wij weten, wat Rita voor u is geweest. hebt heel veel kosten gehad voor haar liggen in het hospitaal en de doktersbehandeling. Wij hebben samen besloten het honorarium, dat ik mag innen van het Com missariaat der Nederlanden voor uw oogopera tie, zijnde 700 rupiah, te uwer beschikking te stel len om in die onkosten tegemoet te komen." Ik kon geen woord uitbrengen en kreeg de tranen in mijn ogen. Tot zover het verhaal van Pawiro (nom de plume voor een rasechte Totok met een groot hart) over de man. wiens portret op onze voorpagina prijkt. Het is eigenlijk een verhaal zoals er tienduizenden geweest zijn alle eeuwen door dat Hollanders met Indonesiërs leefden. En die behoren tot het no belste erfgoed van twee volkenook al zouden wij voorgoed uit elkaar gaan. Het in ere houden van deze vriendschap is de hoogste interpretatie die wij kunnen geven aan het eerste woord van ons devies: TROUW. T.R. Dank, Tjalie, voor je stukje in het nummer van 30 augustus. Ja, ik had in de krant al een kort bericht gelezen over de dood van Eddie, en ook ik was getroffen door dit bericht. Daarom ben ik dankbaar dat je een ,,in memoriam" hebt ge schreven, want je kunt ervan verzekerd zijn dat je stukje bij ons ouderen wel degelijk ingeslagen is. Toen ik het doodsbericht las, kwam de volgen de herinnering bij me op. Een van de vele seriefilms waar Eddie in schitter de, samen met een kontjo (hij heette, geloof ik, Dan), heette de Circuskoning, en die draaide des tijds op Batavia in één der bioscopen. Altijd brak zo li film juist op 'n reuzespannend moment af: Eddie zich vastgrijpend aan een touw dat over 'n ravijn gespannen was, terwijl „de vijand" aan de overkant stond, en grijnslachend de knoop in het touw met een fakkel in brand stak (close-up van het brandende touw!). En Eddie maar slin geren over dat ravijn, terwijl het touw vezel voor vezel doorbrandde! „Einde Achtste Deel. Wordt Vervolgd! Oefff! Je zat gewoon te rijden op je stoel! Als vijftienjarige ging ik toen in '20 met de I abanan naar Holland, en miste de rest van de film. Pajah, dese! We verzeilden in Amsterdam, aan het Sarphatipark (No. 74!). Een eindje verder op in die straat (die dan opeens Ceintuurbaan heet) stond n klein bioscoopje, niet veel meer dan een lange pijpela. En als ik met niet vergis, had je daar toen nog een explicateur! Want we leefden nog in het tijdperk van de stomme film. Ik ging toen op school op de HBS aan het Roelof Hartplein, en kwam dus een paar keer per dag langs genoemd „theater". Kun je je mijn wilde vreugde voorstellen, Tjalie, toen ik op 'n goede dag opééns de plaatjes zag van Eddie Polo hiDe Circuskoning"! Hoe ik toen thuisge komen ben, weet ik niet meer, maar ik ben de trappen opgerend, schreeuwend: „Ma! Ma! Eddie is er, Eddie Polo!!" Mijn moeder, die niet zo erg op de hoogte was van al die toenmalige filmster ren, dacht eerst dat ik n vriendje meegebracht had, en vroeg onnozel: „Waar is-ie dan?", want ze zag alleen mij binnenstormen. „Ach nee, Ma!" l iep ik wanhopig, „Eddie Polo, U weet toch wel. De Circuskoning van Batavia!!" Eindelijk begreep ze het, en begon te lachen. „Nou, en?" heeft ze toen misschien gevraagd. „Hij is hier. in de bios op de Ceintuurbaan! Vanavond draait het eerste deel en mag ik 'n kwartje?" Popelend ging ik die avond naar de voorstelling, en ja hoor, daar was Eddie weer (met Dan), mijn eigen Eddie! En hij knokte zich weer blauw en kwam zelf weer in zulke „hair-rising scrapes", dat je dacht: dat haalt ie nooit! Maar op 't eind kwam t toch weer goed. Natuurlijk heb ik toen de hele film gezien, geen meter gemist, van beqin tot EINDE. En nu is Eddie dan voorgoed vertrokken, ja, naar de Eeuwige Jachtvelden, en daarom zeg ook ik (en mét mij heel veel kenalans-van-vroeger). „Sa luut. Eddie, selamat djalan. en bedankt!" Si GABOEL Op 1 October jl. werd in het Tong-Tong-gebouw de tweede algemene vergadering gehouden van de Indische Kulturele Kring Tong-Tong en ging deze vereniging dus welgemoed het derde jaar van zijn bestaan in. Op deze vergadering werden ook eindelijk de statuten en reglementen goedge keurd, waaraan zo lang gewerkt en gedokterd is. Er werd een feestelijke maaltijd van nasi koening gebruikt en tot slot gaf Indra Kamadjojo enkele van zijn mooiste dansen weg. Er heerste zoals altijd een bijzonder prettige sfeer van verbondenheid en ook al zijn allen zich zeer bewust van de zwakte van deze zo jeugdige vere niging, men weet een goed doel te dienen en is vast overtuigd dat de komende jaren meer groei zullen brengen. Men kan zich - en dit blad geeft graag steun aan deze oproep nog steeds als lid (ƒ1. -per maand) laten inschrijven. Ook al kan men niet (altijd) komen, de gulden is uitste kend besteed. Adres secretariaat: Weimarstraat 121, Den Haag. Giro: 209005. In „Elsevier s Weekblad van 9 september was een ingezonden stuk opgenomen, waarin een alinea voorkwam, die de indruk zou kunnen wekken dat Tjalie regelmatig naar Moskou was geweest. Door de ervaring wijzer geworden haastte ik mij de re dactie te vragen, dit recht te zetten. Aldus: Zeker is een ..opmaakfout" geslopen in de brief van de heer Horstmeier in uw blad van 9 september (Nw.-Guinea IV): de derde alinea moet ergens anders vandaan gekomen zijn. Uiteraard hebben nuchtere lezers dat direct gezien, maar er zijn helaas ook veel niet-nuch- tere lezers, die wat zouden zoeken achter mijn wodka-reizen. Waarbij de redactie deze aantekening maakte: Helaas is de alinea die aan het derde had moe ten voorafgaan en welke over president Soe- karno handeldedoor een fout ter zetterij uit gevallen, waarvoor onze excuses aan inzenders Horstmeier en Robinson en aan onze lezers. R,d. E.W Schrikt LI niet lezer. Dit zotte foutje kostte ons alvast één abonnee en daarnaast heel wat bezorgd gepraat in kennissenkringen. Telefoontjes b.v. kwamen binnen: „Zeg Tjalie, ben je wérkelijk naar Moskou geweest?" Ik vertel dit alleen maar om duidelijk te maken, hoe gemakkelijk in de Indische groep de „sniper"- schoten nog steeds vallen. Zo zoetjes aan ons lus trum vierend, kan ik met welgevallen terugblik ken op een succesvol leven, in de loop der jaren i nmers achtereenvolgens omgekocht geweest zijnde door: „de communisten", „de kolonialen", de Pv.d.A, de V.V.D., de Emigratie, de groep-Rijkens. Soekarno. En dan nog de onmetelijke inkomsten uit mijn boeken en het blad Tong-Tong! Tsk- tsk.tsk, aanschouw de carrière van een Indomil- lionair! En als* ik straks voor de zoveelste maal in m n leven met een plunjezak op m'n nek en een paar duppies op zak een lege wereld in ga, dan zal er nog aan toegevoegd worden: „En dobbelen doet- ie blijkbaar ook nog!" Ah, wonderlijke zwerftocht in de Ruimten buiten de Paradijzen van Deugdzaamheid en Onomkoop baarheid. Zeker ben ik maar een schim en is „tong-tong" niets anders dan een „gehoorsbe- drog" in de Harmonie der Sferen. TfALIE ROBINSON P.S. Dit laatste .is natuurlijk een „literaire trou vaille". Laat U niet foppen. Het zakje van een kwartje petat-friet is méér waard. Y h,e*f}ebben we eindelijk het portret van het bestuur van ICA (Indische Club Aruba). Zittend v.l.n.r.: dr. Jtm Hilgers voorzitter Rita van der Smitte Nassi-vertegenwoordigster)Ab Noack penningmeester, Pob Bcringer secretaris. Staande v.l.n.r.: Nono Brn commissaris, Wil van Alphen vice-voorzitter, Riel van der Smitte commissaris. Het is voor zon kleine gemeenschap als van Aruba nauurlijk maar een heel Wem clubje. Edoch nog steeds is niet het vele goed, maar het goede is veel. We verwachten dat ICA op Aruba een prettige echo zal laten horen van het goede leven in hel oude Indië!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1951 | | pagina 8