WIJ LEVEN ZORGELOOS 2e JAARGANG, 28 MAART 1958 No. 15 TONG-TONG Onder redactie van Tjalie Robinson, en alle abonne's als actieve medewerkers, is in het leven geroepen door de Stichting ..Onze Brug" en heeft de bedoeling: de Nederlander uit Indië te presenteren aan het Nederlandse volk zoals hij is; 0 in de verwachting dat zijn aparte kundig heden en talenten van nut kunnen zijn voor de Nederlandse maatschappij; zowel in het vaderland als in alle buiten landse ondernemingen, waar een nieuw bestaan gezocht kan worden, in het bij zonder in de tropen. Redactie-adres: Franklinstraat 106, Den Haag. Tel. 63.77.86. Postgiro 6685. Verschijnt tweemaal in de maand Prijs per nummer f 0,25 Kwartaalabonnement f 1,50 Jaarabonnement f 6, Nog steeds leven wij, mensen uit de Oost, zorge loos. We hebben het hier in Holland vrij goed en naar de toekomst kijken we niet. Dat zich aan de politieke en economische horizon donkere wolken samenpakken, weten we nauwelijks. Want wat lezen we in de krant anders dan de sensationele nieuwsberichtjes, de bioscoopadvertenties en het weerbericht? Welke Indischman heeft een beetje benul van de politiek hier? Nog steeds doen wc net als in Indië, toen Paatje Gouvernemén voor ons zorgde. En dat Paatje Gouvernemén óók feilbaar is, dat hebben we zélfs niet geleerd van de bij voorbaat verloren oorlog tegen Japan, noch van de bersiaptijd en de ge volgen daarvan. We laten anderen maar voor ons zorgen. Als het goed gaat, lachen wij. En als het slecht gaat, kankeren wij. Tot het weer overgaat. Dit mag dan een levensopvatting zijn, die voor Sidin de paman opgaat, voor de in Europa le vende Europeaan is een andere levenshouding no dig: die van mede-verantwoordelijkheid. Wij leven in een democratische maatschappij, d.w.z. een maatschappij, waarin alle groepen, elk op zijn manier en naar zijn beste vermogen, de Staat steunt in het zoeken naar een gezond levenspeil en een goede toekomst. Ook de Indische groep zal dat moeten doen, wil len wij straks niet gemeten worden met andermans maatstaven, die wel eens zeer ongunstig zouden LIJST ééN, LIJST TWEE! beras tempeh! Overal in het land verschijnen nu de aanplakbil jetten voor de provinciale verkiezingen: lijst 1, lijst 2, lijst 3, ga maar door. Ook wil moeten stemmen. En als we nou onze Indische kennissen aflopen, dan horen we het meest de verzuchting: ,,Wat, ja?" En luisteren we naar hen, die wél weten hoe ze stemmen moeten, dan blijken zij toch ook niet te weten wélke punten in het betrokken partij program hen zo aantrekken. Ja, vaak weten ze niet eens wat eigenlijk een partijprogramma is. Voor verreweg de meesten geldt werkelijk wat Boetie zegt: ,,Ah, beuk maaar! Kapan stem-plih!" Enkele tienduizenden Indische Nederlanders gaan straks hun stem zo maar in het wilde weg uitbren gen. En daardoor kunnen zij a. de verkeerde partij in het zadel helpen, b. de goede partij laten ver liezen. In elk geval dragen we straks een behoor lijke kaliesteen bij aan een mogelijke slechte toe komst! En dat spreekt toch maar dapper van assi mileren! Dat vele eenvoudige Indische mensen niet beter weten, verwijten wij hun niet. Wij hebben immers in het oude Indië ons bestuur nooit gekozen, maar gekregen! En zelfs nooit beseft dat ons gekregen bestuur werkte in opdracht van het in Holland gekozen bestuur. Van de betekenis van het kiezen weten wij over het algemeen niets. Nu zijn er heel wat Indische mensen, die het wél weten. Op hen rust dus de PLICHT hun vrienden te helpen en voor te lichten.. Dat kan natuurlijk niet in de Nederlandse pers, die ingesteld is op kunnen uitvallen. Maar bovendien: de Indische groep (een kwart miljoen zielen sterk!) kan ideeën vergaren, ordenen en actief maken, die de Neder landse Staat kunnen helpen in zijn bestaansstrijd. Maar doen wij dat? Neen. Onze stem wordt ner gens gehoord: in geen enkele politieke groepering, in geen enkele economische groep, in geen enkele krant, in geen enkele radio-omroep. En' wij weten allemaal we constateren het vaak en het ergert ons vaak en maakt ons vaak bezorgd dat men ons hier niet kent en verkeerd beoordeelt In tijden van nood zou dat desastreuze gevolgen kunnen hebben. Wij moeten daarop voorbereid zijn en we moeten een STEM maken, die sterker wordt en straks gehoord wordt in heel Nederland. Dat kan met TONG-TONG. LI lezers, toont door uw lidmaat schap begrip, maar uw taak is nog niet afgelopen. Werft nóg meer abonné's. Het is uw democrati sche plicht tegenover uw groep. Zorg voor hén als zij niet voor zichzelf kunnen zorgen. Haal uw vrienden en kennissen over óók een abonnement te nemen. Wij laten het aan uw tact en overre dingsvermogen over hóe. Maar doe het. NU. Want TONG-TONG kan het grootste, het in vloedrijkste en nuttigste blad worden van heel Ne derland. U Indische Nederlanders bent over tuigd van uw bijzondere waarden. Zeg het niet alleen, maar m a a k ze nu! de Hollandse partijverhoudingen, waar wij buiten staan. Maar het kan WEL in ons blad, ons eigen Indische blad. Maar wat merken we nu? Dat over het algemeen de ontwikkelde, goed ingelichte In dische Nederlander zich van zijn eenvoudige broe ders distancieert en in elk geval van zon blaadje als Tong-tong niets wil weten. Ah. hoe bitter weinig blijft er over van onze wer kelijke instelling op het nieuwe leven. Voor hen die zich geassimileerd noemen, bestaat eigenlijk alleen de norm van het eten van kentang. En voor hen, die het niet doen, blijft de beras tempeh! Maar een eigen welbewuste weg maken, zelfs temidden van ALLE andere Europese groepen die het wel doen, zit er niet bij. Arme Boeng, arme Kleine Boeng, als God niet voor je zorgt, wie van al die lijsten doet het dan wel? En je weet toch, Kleine Boeng, dat God helpt die ZICHZELF helpt? Sluit je -aanéén dan opdat je wél weet wat je doen moet voor de volgende verkiezingen. Word lid van TONG-TONG, niet lijst 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, maar (voorlopig nog) lijst Beras Tempeh! ROEDJAK DJINGGOR. Djinggor-mentaliteit? Vooral Indische Nederlanders uit Oost Java ken nen de roedjak djinggor. Roedjak die gemaakt is van runder-neuzen. Verduiuiu,iuiu.iuiveld lekker! Maar het schijnt dat velen van ons zóveel roedjak djinggor gegeten hebben, dat ze ook een djinggor- mentaliteit gekregen hebben. D.w.z. men laat zich maar aan zijn neus meenemen door elke baas en elk baasje. Wie hier in Nederland veel omgaat met Nederlanders en Indischgasten, die merkt al gauw één groot verschil: de Nederlander accep teert veel verkeerde dingen niet of heeft ideeën voor een betere toekomst en DOET OOK WAT om ze ingang te doen vinden. De Indische Neder lander ZÉGT wel veel, maar DOET NIETS. Ten aanzien van het algemene regeringsbeleid in Ne derland laat hij zich maar aan zijn neus meevoe ren. Emigreren? Okay. Niet emigreren? Okay. Wél Nw. Guinea? Okay; Niet Nw. Guinea? Okay. Ru zie met Indonesië? Okay. Geen ruzie met Indone sië? Okay. Wij sjokken maar mee als de ouwe goeie karbouw. En we eindigen als saté kerbo of roedjak djinggor. Let maar op! Rawit. EEN STANDBEELD VOOR ONZE KLEINE HELDEN. Nooit mogen ze worden vergeten deze kleine hel den die een belangrijk aandeel hebben gehad in de ellende van het onmenselijke kampleven in het voormalige Nederlands-Indië. Ze kregen na de oorlog geen monument o[ ge denksteen en nimmer werden ze geëerd om de opofferingen die ze zich getroostten. Hoe dapper waren deze kleinen in hun levensstrijd; in het mee dragen van lief en leed. van honger en ontbering gedurende al die jaren achter prikkeldraad. Ze hebben meegezwoegd zo goed en kwaad als hun vermagerd lichaam en kleine handen dit toe lieten. Alles waar een kind recht op heeft hebben ze moeten missen: een blijde jeugd, een woning, een school en de onmisbare liefde van een vader en een moeder. Omdat ze per se wilden blijven leven, hebben ze als helden gestreden tegen honger en dood. Over al waar dit mogelijk was hebben ze naar voedsel gezocht. Ze haalden het uit vuilnisbakken, van de straat en uit de sloten. Als het moest, stalen ze het weg onder de ogen van de vijand, om een zieke of stervende moeder te voeden. Alsof ze nimmer de weelde van zachte bedden hadden gekend, sliepen ze op de vloer of op harde planken. Zonder morren en met verbeten wilskracht aten ze de door brand afschuwelijk smakende geschroei de rijst en de onverteerbare maiskorrels; het dooi de Japanners verstrekte eten. Wanneer hen een moeder door de dood werd ont nomen droegen ze dit leed met heldhaftige, bijna onnatuurlijke berusting. Kleine helden: Hoe dikwijls ook waren ze de stro halm. waar uitgeputte moeders zich aan vastgrepen om zich staande te houden in de stormbuien van wanhoop en verdriet. Wat moet er in hun hartjes zijn omgegaan als ze je soms aankeken met niet begrijpende, vragende ogen MARY B. BEI TEN.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 1