DAGBOEK VAN EEN JUNGLE EXPEDITIE (slot) Voor het laatste deel van de tocht begonnen kan worden, moeten eerst weer enkele voorbereidingen getroffen worden. De soldaten en Dajaks krijgen ook weer enkele extra lesuren theorie over om- gangsmethoden met Papoea s. De Ambonezen hebben vooral de onhebbelijkheid nogal snel de Papoea's te beledigen met bruusk optreden. Toen eens een al te nieuwsgierige Papoea wat hard handig uit de keuken verwijderd werd, snelde de knaap naar zijn pijl en boog. Het kostte vrij veel moeite om de man te kalmeren hoev/el hij aan gelegd had met een pijl, die gebruikt wordt om vogels te schieten. Voedsel kan men in steeds grotere hoeveelheden van de Papoea's kopen. Men betaalt ongeveer een schelp voor een halve emmer oebi. De handel in de vallei werd zo druk, dat er een speciale barak gebouwd moest worden buiten het bivak om ook in de regen door te kunnen gaan met de handel. Enkele zeer intelligente Papoea's worden aangesteld als kamppolitie. Zij hebben tot taak Papoea's die er niets te maken hebben uit het kamp te houden. Een van deze politiemannen herkenbaar aan een witte band om de arm wordt „Beo" genoemd omdat hij vrijwel accent loos Nederlandse en Maleise woorden kan na zeggen. Een stevige duw in de rug blijkt het aangewezen mjddel om krachtig een Papoea weg te werken, zonder hem te beledigen. Er komt post met de Cuba. Daar is een boze brief bij van de legercommandant, die van me ning is, dat de naam „Beatrixplasjes" gegeven aan een reeks nieuw ontdekten kreken en meer tjes, oneerbiedige humor vindt ten koste van het koninklijk huis. En dan begint de grote mars naar het mosbos kamp onder de Wilhelminatop. Teerink en Arch- bold zijn daar al geweest om terrein te verkennen. Wie verder niet nodig is, gaat terug naar de bewoonde wereld. De mars zal zwaar zijn. De meeste soldaten zullen voor het eerst marsen ma ken op groter hoogte dan 3200 meter. De lasten der dragers moeten verminderd worden, want ook zij zijn in de koude lucht niet thuis. Moeilijk terrein. Spoedig nadat men op mars is gegaan komt men op terreinen die hoger liggen dan 3200 meter. Dat is een grenshoogte voor marsen. De ademhaling wordt moeilijk door ijle, koude lucht en het ter rein wordt er niet beter op. Beneden is het terrein hoogveenachtig, er broeien varens, vrij veel rhodo dendrons en coniferen. Boven is de bodem hard. Scherpe rotspunten leveren gevaar op voor de voeten van de soldaten en dragers, die door de hoge wortels toch liever geen schoenen dragen. Nog hoger zijn er alleen nog sparren en dan plot seling daalt het pad weer tot in drassige rietvelden, waar alleen de klewang doorheen kan en waar het uitzicht nihil is. Er moet erg veel gerust worden want men is gauw „koerang napasVooral de mosbossen lopen zwaar, de zachte kille grond met de hoge wortels putten de lopers uit. Men loopt weer in kleine groepen, pendelend van kampplaats naar kampplaats. De belasting van de dragers le vert vrij veel problemen. De Amerikanen vooral zijn veeleisend. Voor 17 man hebben zij 340 kilo bagage bij zich. Een gelijk aantal Nederlanders vergt circa 180 kilo. Tijdens het eerste deel kan men gelukkig nog Papoea's vinden, die voor een schelp, een last van 15 kilo drie tot zes kilometer verder brengen. Zij zijn echter niet betrouwbaar; zodra zij de kans zien, maken zij zich uit de voe ten. Hun gidsen zijn evenmin erg betrouwbaar. Een man, die de expeditie naar een kali zou bren gen waar men bivak kon maken, bracht de troep 600 meter te hoog op een onherbergzaam stuk rotsgrond. Een Ambonese soldaat. Soetala, moet met zijn klewang uitkomst brengen door een alang- alang veld. Hij vindt inderdaad een geschikte kampplaats. Nu het er bij de marsen telkens om spant of de goederen wel mee kunnen, raken de Amerikanen geprikkeld over dr. Tox, die naar hun smaak overbodige dingen meesjouwt. Hij heeft bovendien uren werk om zijn boeltje te pakken of te ontpakken. De Amerikanen zelf zijn vrij grondig getraind in die dingen. Zij hebben theo retische kennis genoeg en slagen erin die in de praktijk ten nutte te maken. Hun motto is „Safety first". Lage temperaturen. Door het gebrek aan bomen op de grote hoogten kan er 's avonds niet gestookt worden. Velen trek ken dus een dubbelstel kleren aan. De temperatuur loopt van twee graden onder nul tot 18 boven nul tussen nacht en dag. Waswater bevriest dus. In tegenstelling tot de gewoonte wordt er de eerste zondag van het laatste bivak geen rustdag ge houden omdat men het bivak zo snel mogelijk ge reed moet hebben. Kapitein Teerink heeft alleen tijd om de preek te lezen: „Wees geen dag bezorgd, want God is onze Vader". Een bruikbare preek voor een man, die op 4000 meter hoogte in grim mig land verantwoording draagt over 160 man. Richard Archbold bakt pannekoeken. Dan begint de eerste klim naar de top. Om de twintig meter rust om adem bij te pompen en dan weer op handen en voeten verder over de naald scherpe rotsen. Men komt tot vlak onder de eeu wige sneeuw en dan is er een ravijn, waar geen weg doorheen te vinden is. Vanuit dit punt kan men de zuidkust van Nieuw Guinea zien. En dan weer terug naar het lager gelegen alpenweitje, waar de dardanel tenten heeft opgeslagen en cho colademelk gemaakt. Men zal het de volgende dag misschien nogmaals proberen en daarna terug keren naar het mósboskamp. Op dat alpenweitje maakt men ook thee, die genoten wordt met een brok marsepain en een stuk Deventerkoek. Wetenschappelijke buit. In het mosboskamp hebben de geleerden een rustig leven. Het klimaat is er veel minder hard dan hogerop op het alpenweitje. Bij het licht van de stormlamp zitten zij bijeen als Archbold vertelt van zijn reizen door Frans Marokko. Toen de ex peditieleiders voor de eerste keer, maanden geleden, onder de Wilhelminatop kwamen, verzonden zij een telegram aan koningin Wilhelmina met geluk wensen naar aanleiding van het veertig jarig re geringsjubileum. Nu de expeditie weer in het mos boskamp is, komt er een danktelegram uit Den Haag. De buit van de geleerden bestaat in hoofdzaak uit ratten, buideldieren, vlinders en vogels. Er is een botanische collectie gemaakt en zelfs zijn hele planten en struiken gereed gemaakt voor verzen ding naar New York, waar er een diorama van zal worden gebouwd voor het New Yorkse museum. De plantkundigen hebben al hun vondsten gedetermineerd, zij beschreven vindplaats en groei wijze en hebben de indruk gegeven inderdaad iets wetenschappelijks gedaan te hebben. De verzame laars van de dieren echter hingen een kaart met vindplaats aan hun buit, en na een provisorische preparering werd het geheel in de arsenicum ge rold Het werk zou evengoed gedaan kunnen wor den door een Dajak. Besluit. Zo luidt in hoofdpunten het verslag over de derde Archbold expeditie naar Nieuw Guinea s groene hel. die op de kaart wit stond aangegeven. Geen ongelukken, geen teleurstelling, alleen sobere taal van zorgvuldige voorbereidingen en maanden van harde eenzaamheid en hard werk. De laats e HET INDISCHE BOEK. Tjalie Robinson heeft het plan een „Book-of-the- month-club" te beginnen. Dit komt neer op het uitgeven of her-uitgeven van Indische boeken, die wij toch graag in onze boekenkasten terugzagen. Het gaat hier in hoofdzaak om de waarde van de inhoud van het boek en minder om de vorm, waar in het verschijnt. Het plan is dus om een serie kleine boekjes te maken, die tegen redelijke prijs te krijgen zijn, zo mogelijk elke maand één boek, en als dat niet kan toch nog zoveel mogelijk boeken in een jaar, waarvoor men maandelijks con tribueert. Ook ligt het in de bedoeling de spreiding zo ruim mogelijk te maken, zodat iedere repatriant in de boekerij iets van zijn gading vinden kan. Tjalie is van plan zijn eigen Piekerans voor eerste verschijning in deze eerste serie beschikbaar te stellen. Winsten zullen er in het begin niet ge boekt worden en fondsen dus niet gevormd. De eerste leden van de club zullen eigenlijk de weg moeten effenen voor een latere vlotte vorming van 'n boekenserie. De serie zal heten de „Tjitjak-reeks" en de contributie zal bedragen f 2,50 per maand. Wie wat voelt voor dit plan, schrijve zo spoedig mogelijk zijn appreciatie per postkaart (8 ct.) aan Tjalie Robinson p/a Red. TONG-TONG), maar DOE HET. Komen er namelijk voldoende briefkaarten binnen, dan kan direct een uitgever/ drukker qevonden worden, die de uitgave durft te entameren en als dat zo ver is, komt het bericht in TONG-TONG: schrijft U nu in als lid. Wie verder suggesties heeft voor opnieuw uit te ge ven boeken, schrijve ons dit meteen. Maar alweer: DOE HET DIRECT! VRAAG EN ANTWOORD. Vraag: Als duizend abonné's een krant van zes pagina's maken (want hun abonnementsgelden betalen de drukkersrekening!), hoeveel abonné s maken dan een krant van 12 pagina's? Antw.: Twee duizend abonné's. Vraag: Hoe kan dat het snelst en het effectiefst bereikt worden? Ant.: Als iedere lezer één familielid of één kennis kan bewegen óók abonné te worden. Vraag: Maar wordt het blad dan ook aardiger? Ant.: Vanzelfsprekend, want TONG-TONG wordt niet geleid door een alwetende en eeuwig aan het woord zijnde redactie, maar door de lezers zelf. De redactie zorgt alleen voor evenwicht en slijpt zoveel mogelijk facetten aan de voor lichtingsmogelijkheden van het blad. Vraag: Als het blad inderdaad beter gaat „lopen wat is dan de taak van de redactie in ruimere zin? Ant.: Direct van dit halfmaandelijks blad een week blad maken. Vraag: En mocht het inderdaad ooit zóver komen, dat TONG-TONG de hele groep van een kwart miljoen repatrianten bestrijkt, dus flink verdient, wie zal dat geld dan verdienen? Antw.: Alweer de lezer zelf, want de redactie ver zamelt de verkregen copy tot boeken en bloem lezingen, waarvan een boekerij wordt samen gesteld, die later van onmetelijke waarde zal blijken te zijn voor geschiedvorsers en al die ondernemers, die naar de tropen willen gaan. Al deze boeken worden ook tegen een geredu ceerde prijs eigendom van de lezers zelf. Het is NIET de bedoeling een florerende zaak te maken, maar om een instituut te maken ten dienste van de gerepatrieerde groep. Vraag: Als ik het dus wel heb, is dit niet een blad van U (redactie), maar van ONS. Antw.: Precies. En omdat het Uw zaak is, hebt U er al een abonné bij gewonnen? Nog niet? Mag ik U dan bij dit kleine akkefietje alle succes toewensen7 Wassalam! brief van de legercommandant naar de militaire commandant van de Archbold expeditie, kapitein Teerink, bevatte de opmerking „geschikt voor kolonel De schetskaarten, die vorige expeditie leiders gemaakt hadden van bijvoorbeeld de Wil helminatop werden gecorrigeerd en bijgewerkt. Maar de tijd zal de paden, die met de klewang gekapt werden, wel weer hebben doen verdwijnen. Ergens in een ravijn liggen roestige blikken v. LONKHUYZEN.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 6