2e JAARGANG, 15 MEI 1958 No. 18 Redactie: TJALIE ROBINSON. Verslaggevers: ALLE LEZERS, die getuigen willen van HET LEVEN VAN DE NEDERLANDER IN INDIE. Want het was een leven dat Mensen groot ge- maakt heeft en Nederland groot gemaakt heeft, maar nu vergeten en verloochend dreigt te worden. TONG-TONG is geen amusement, maar EEN PLICHT. Redactie-adres: Franklinstraat 106, Den Haag. Tel. 63.77.86. Giro 6685. Verschijnt tweemaal in de maand. Prijs per nummer f 0,25 IA' wartaalabonnement f 1,50 aarabonnement l 6, DE NIEUWE GOUVERNEUR. De benoeming van de nieuwe gouverneur van Nw. Guinea, dr. P. J. Platteel, heeft in de Nederlandse pers nauwelijks belangstelling gehad. Want de usantiële lijst feiten en gegevens over studie en carrière, die van iedere rijksambtenaar gegeven placht te worden bij een benoeming, leert niets omtrent een persoon en een toekomstverwachting. Naar de rol die dr. Platteel zal spelen in de ontplooiing van Nieuw Guinea kan dus slechts gegist worden. Dat een bestuursambtenaar sterk gelimiteerd is in zijn persoonlijke mogelijkheden, weten wij uit ervaring. Holland (en min of meer een bepaalde partijpolitiek) gelast; de ambtenaar gehoorzaamt. Punt. In een onderhoud echter, dat de parlementaire redacteur van de ..Haagse Courant" met Minister Helders, o.a. over de nieuwe gouverneur, werd dit gezegd: „Voorlopig ziet men niet veel mogelijkheden voor de gerepatrieerde Indische Nederlanders op Nieuw Guinea. Men heeft er vooral behoefte aan vol waardige arbeidskrachten." Wat slim bedacht om deze uitspraak te verschuilen achter een „men", zodat noch minister Helders noch gouverneur Platteel het gezegd hoeven te hebben, maar aan de andere kant: hoe handig opgehangen zodat het toch wel lijkt of inderdaad deze twee officiële figuren deze mening zijn toe gedaan! En vooral: hoe zéér vernietigend is dit oordeel (géén Indische Nederlanders niet vol waardig!) van de zijde van twee personen die een langdurige carrière in Indië achter de rug hebben. Hoe merkwaardig ook dat daarnaast toch telkens ook andere stemmen klinken: over bijzondere ver diensten van Indische Nederlanders in het oude Indië. En van uitstekende, inpassing in het Neder landse werkproces. Dus wél van volwaardigheid! Vraag van TONG-TONG: wie liegt er nu eigen lijk? En welke bedoeling zit er achter die leugens? De Indische Nederlander heeft uittentreure moeten aanhoren dat hij schuldig is aan „het verlies van Indië! Dat hij nu verder nog moet vernemen dat hij in feite onvolwaardig is, lijkt ons „kicking the underdog". Zelfs voor de doodgewone op lichter en dief bestaat er zoiets als Reclassering, maar een zekere „men" in Nederland blijft maar lustig jouwen: „eens een dief, altijd een dief! En aan de andere kant maar snorkerig brallen over Little Rock! DANKWOORD AAN LEZERS. Neen, het is zeker niet voorbarig om reeds nu al onze trouwe lezers een apart woordje van dank te brengen voor de hulp aan TONG-TONG. Het heeft namelijk gewemeld van schriftelijke en mon delinge adviezen, sommige vriendelijk, sommige venijnig. En al deze meningen hebben ons geholpen bij de opbouw van een redactionele beoordelingsmaat staf, die het gehalte van het blad langzaam maar zeker opvoerde. En daarmee klimt ons ledental. Nogmaals lezers: spaart de (roede der) critiek niet, maar werk ALTIJD DUBBEL. Dus noteer links wat naar uw mening fout en rechts wat naar uw mening goed is. Denk erom: het is niet het blad van een paar mensen, maar van ons allemaal. Dit blad wenst geen passief lidmaatschap, maar actie ve readactievoering van al haar abonnees. ONS KLEURIG DIALECT. „De Telegraaf" van 3 april 1958 maakte op pagina 1 in het bericht „Kamp Changi raakt leeg" o.a. melding van het feit: Consul-generaal D. G. E. Middelburg is op het ogenblik bezig in het kamp Changi het Indische Nederlands" op de band op te nemen voor we tenschappelijke doeleinden. Hij gelooft dat dit nuttig kan zijn voor het nageslacht, ,,nu het Indische Nederlands een kleurig dialect gaat worden, dat met uitsterven bedreigd wordt Eindelijk dan een Nederlander (en een weten schapsman), die ook een lans gaat breken voor een zaak, waarop wij zoveel lansen verspild heb ben: belangstelling voor en wetenschappelijk on derzoek van een Nederlands taai-aspect, meer be kend (en helaas berucht) als „het petjo". Vooral onze Indische hoofdonderwijzers, die des tijds veel aan vergelijkende taalstudie hebben ge daan, WETEN dat het Indische dialect niet iets minderwaardigs is, waarvoor men zich schamen moet, maar dat het een uiting is van eerlijk en waarachtig leven, dat weliswaar geen opzettelijke verspreiding verdient, maar zeker ook geen spot tende minachting. En inderdaad zal dit Indische taaltje eens uit sterven hier in Holland, maar voor de taalstudie zal het van onschatbare waarde zijn, dat eens een kleine groep van breeddenkende mensen, dit dialect NIET verworpen hebben, maar er een eerlijk onderwerp van hebben gemaakt van ern stige studie. NU NOG kunnen wij overal om ons heen merk waardige uitdrukkingen, gezegden, taalvormen, woordscheppingen verzamelen, die straks rijk ma teriaal kunnen leveren voor een belangwekkende studie, maar doen wij het? O wij, ellendige snobs, die ons uitsloven te vergeten en te miskennen van wat in ons midden nog steeds warm en levend aanwezig is, hoe verloochenen wij ons beste Ik! En hoeveel erger zijn die „innerlijk beschaafde Indo's niet, die het petjo alleen maar gebruiken om gewild grappig te zijn en daardoor nóg meer schenden en kleineren! Aan de andere kant: hoe onnoemelijk veel mate riaal kunnen juist wij verzamelen op het gebied der DIVERSE Indische dialecten: het Batawies In disch, het .Soerabajaas of Djokjaas Indisch, de Steurtjes-taal, de Detajongens-taal in Nw. Guinea, enz., enz. Zelfs onze luidruchtigste geassimileerden, hoeveel moeten zij nog leren, voordat zij werkelijk met gedachte en daad Europeaan geworden zijn! On dertussen gaat van de redactie van TONG-TONG een open woord van dank aan de heer Middelburg voor zijn werk voor ons, en zijn werkelijk heldere en wijde blik tot voorbij de bekrompen horizon van de „ik-wil-vergeten-Indo's". Vooral van onze lezers, die door educatie en be gaafdheid een belangrijke vormende kennis hebben, verwachten wij zeer veel. Deel de rijkheid van uw gaven royaal uit aan de lezers, die hulp nodig hebben. Meewerken aan TONG-TONG is huma niteit. VERZWIJG WAT JE BENT! ,,lk zie mijn naam liever niet staan in „Tong- Tong" en zeker liever niet samen met de Beta- wie-stijl". Ik ben namelijk nog in overheidsdienst en MOET dus nog wel met ALLES rekening houden. Ik vind het zelf ellendig, maar hoop dat je me begrijpt..-." We hebben deze correctie eigenlijk verzuch ting heel vaak gehoord en al houden we er rekening mee, het gaat ons aan het hart en het ergert ons. Niet om de houding van de betrokke ne zelf (want we realiseren ons heel goed dat zijn betrekking zijn bestaan is), maar om het feit dat een overheidsdienst eisen stelt aan het geestes leven van zijn werkers buiten het werk. Erger nog, dat deze houding bestaat tegenover Indische Ne derlanders en niet tegenover Nederlanders van een ander „tjap". Want als op zo n overheidskantoor een Fries werkt, dan prijst iedereen zijn Friese afkomst en aard en heeft er schik in als hij soms Fries praat. Dat geldt ook voor een „rasechte Mokummer". Dan beijvert iedereen zich zelfs om ook eens Mokums uit de hoek te komen. Maar het wordt direct anders als wij met onze afkomst voor den dag komen. Dan is het direct: kop houwen of eruit! Dit is unfair. En even aan matigend als eventuele aanmerkingen op de keuze van onze levenspartner, de inrichting van ons huis of de keuze van onze literatuur (t.a.v. het geloof weten we wel dat zekere geloven in zekere werk kringen taboe zijn. Wat kortweg afschuwelijk is!). Nog veel erger is dat vaak een Indischman /in overheidsdienst komt juist om zijn speciale kennis van Indië, maar zijn liefde ervoor moet hij officieel verloochenen. Inderdaad is de in Holland vaak ge hoorde verzuchting waar: dat het hier vaak een totalitaire staat lijkt! Maar we hopen (en we werken er met alle macht aan) dat Tong-Tong eens een blad wordt met gezag en onze groep eens een groep wordt, waar rekening mee gehouden moet worden. Opdat zulke onbillijkheden verdwijnen. Mensen die ons zo ho ren spreken, verwijten ons machtsverlangen, maar wij wensen alleen rechtvaardigheid die thans vaak nog ver te zoeken is. GOD SLAAPT NIET. Eén onzer kennissen, uitweidend over de reële en vermeende tekorten van de Indische Nederlander, besloot zijn oratie met de vooral bij idolente men sen vaak gehoorde waarschuwing: „God slaapt niet." We kunnen er niets aan doen maar deze schijnvroomheid, die a.h.w. een straf afsmeekt aan de Voorzienigheid voor hen die ons leed doen, irriteert ons verschrikkelijk. Want inderdaad slaapt God niet, maar wat kan Hij doen, als WIJ ver kiezen te slapen en geen vinger uitsteken om wat te bereiken? Er is een beter advies: „Helpt Uzelf, zo helpt U God." Wie zaken breekt of groot maakt door liefde of door trouw, is dikwijls niet de man die werkt, maar achter hem. zijn vrouw.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 1