SOED JIN A
6
Dc tarieven voor advertenties in TONG
TONG bedragen:
ADVERTENTIE-TARIEVEN.
per l/12de paginaf 15,
per l/6de pagina f 25,
per l/3de pagina45,
per 1/2 paginaf 65,
per 1/1 pagina120,
Zes opeenvoigende plaatsingen 10% reductie.
Soedjina, ja zo heette zij officieel, maar wij noem
den ons oudje altijd gewoon baboe Djina. Of oud!?
Was ze wel oud? Ze leek het wel, maar zoals
bij vele Javaanse vrouwen, die de eerste jeugd
achter zich hebben, was haar leeftijd echt niet te
taxeren. Ze kwam bij ons in dienst, toen wij nog
maar kort getrouwd waren, als manusje van alles:
ze kookte ons eenvoudig potje, ze waste en streek
ons lijfgoed, ze deed de slaapkamer. In latere jaren,
toen we er financieel beter voor stonden en toen
het gezin zich uitbreidde, veranderden haar werk
zaamheden. Kokkin bleef ze, maar verder ging ze
twee maal daags met de kinders wandelen, wat ze
beslist heerlijk vond.
Een schoonheid was ze alles behalve. Wat ze in
haar mond aan tanden bezat, leek meer op een
afgebrand dorp dan op een gebit. En dan was ze
dol op pruimen, als er niet een sirih-pruim uit haar
mond puilde, was het wel een dot tabak. Onfris
zou je zo zeggen, maar ze deed het nooit onder
het werk, dus vooruit dan maar.
Ze was zo'n juweel voor ons, trouw en werkzaam
en verknocht aan de kinders. Na elk verlof stond
Djina verrukt grijnzend op de kade te Tandjong
Priok, totdat Maar ja dat is het slot van dit
verhaal.
Nederlands was voor haar onuitspreekbaar; ze
sprak over ,,bermatee" als ze tomaten bedoelde;
ze noemde carbonaden „barang binatji" en als ze
me vroeg om „castrolien" wist ik niet of ze het
in de buik had en om castrolie vroeg of dat ze in
een plotseling zindelijke bui de slaapkamer met
creoline wilde dweilen.
Als alle inlanders had ze van geldzaken niets
geen verstand. Zo kwam ze op een dag verrukt
bij me met een nieuwe, mooie sarong, die ze voor
f 10,— had gekocht.
„Ziet U" zei ze, „dat is nu mijn spaarpot".
Ik zei: „Maar Djina zo'n dure sarong. Dacht je
heus, dat, als je hem verkoopt je oentoeng zou
hebben?" Oh ja, daar was ze van overtuigd. Na
een paar maanden, vertelde ze „weet U nog wel
die sarong? Nou ik heb hem verkocht en er f 6,
voor gekregen".
„Nah, wat heb ik je gezegd, nu heb je f 4,—
roegi".
„Roegi?" zei ze stomverbaasd." Ik heb oentoeng
f 6, En ik kon praten als Brugman, dat als
je f 10,betaalde en je kreeg er f6,voor terug,
je f4,roegi had, zij hield vol, dat ze f6,—
oentoeng had, want met een sarong kon je geen
eten of kleren kopen, maar van f 6,wel.
Zo hadden we het ook eens over geld lenen.
Ik vroeg haar waarom bijv. de tani niet geld
leende van de Volkscredietbank, alleen zei ik: de
rente is hoog, d.w.z. als jij bijv. f 1,.leent en je
betaalt die niet in een jaar af, dan moet je elk
jaar 12 cent presèn aan de bank geven voor het
lenen. „Vindt U dat veel" zei ze. „Weet U hoe
dat bij ons gaat? Als je f 1 leent bij de Arabier,
dan krijg je om te beginnen maar 90 cent in plaats
van f 1,— en dan moet je elke maand een dubbeltje
geven en al heb je een paar jaar maandelijks dat
dubbeltje betaald, dan heb je nog die schuld van
f 1niet betaald, dat maandelijkse dubbeltje is
presèn voor het lenen".
„Maar waarom zou jij geld lenen" vroeg ik. „Je
verdient toch wel genoeg om voor jezelf te kopen
wat je nodig hebt? Er is niemand die je er nog
van moet onderhouden, want volgens je eigen
zeggen, heb je kind noch kraai, geen enkele soedara
waar je voor moet zorgen". „Ach Mevrouw", zei
ze „er worden in de kampong toch veel feesten
gegeven bij huwelijk, geboorte, besnijdenis en zo.
Bij zo'n feest staat er altijd een schaal klaar, waarin
iedereen een presèn in geld moet geven. Alle aan
wezigen kunnen zien, wat je geeft en dan ben je
toch maloe om een dubbeltje of een kwartje neer
te leggen, dat wordt dan toch minstens f 1,En
juist omdat ik maar alleen ben, geef ik nooit
een feest en dus gééf ik altijd en krijg nooit wat".
Nu, dat ze wist wat schulden maken was, merkte
ik tenslotte aan den lijve. Toen nl. mijn man van
Soerabaia werd overgeplaatst naar Rangoon wou
ze mee en wel omdat onze oudste, Corretje die
zij „Kallitje" noemde toen pas drie maanden
was en zij dol was op de baby. Nu ik was blij een
vertrouwde hulp mee te krijgen, dus ik beloofde
haar schulden te betalen. Die schulden waren zo
hoog, dat ik er haar van verdacht een portie voor
zichzelf te hebben berekend, maar soedah, het was
toch Soedjina. We bereikten Rangoon nooit, want
mijn man werd in Singapore zo ziek, dat hij terug
moest naar Java. Maar Soedjina kon er zich op
beroemen in Singapore te zijn geweest. Ze vond
er alles even raar; dat ze er „boenga" zeiden, als
ze een bloem bedoelden, dat ze een automobiel,
die Djina op z'n Soerabaiaans „montor" (motor)
noemde, betitelden met „matoka" (motorcar). Maar
haar grootste verbazing onderging ze, toen ze een
rickshaw zag. Bij de eerste rickshaw, die ons pas
seerde, toen we Singapore binnenreden, viel haar
mond open van verbazing. „Oaa" zei ze, „orang
Tjina djadi koedah".
Toen ze zo 9 jaar bij ons was geweest, moesten
we naar Japan. Djina ging niet mee, ze ging zo
lang bij mijn zuster werken in Soerabaia. „Maar
als Mevrouw terug komt lantas Djina kombali".
Maar toen we, na bijna 2 jaar, terug kwamen op
Java was er geen Djina aan de kade te Priok.
Mijn zuster, die er wel stond, vertelde dat Soedjina
eerst naar haar dessa terug was gegaan, om daar
Lebaran te vieren, maar ze zou terug zijn als mijn
zuster naar Batavia vertrok.
Ze was er niet en is nooit meer op komen dagen.
Ik heb nog eens aan een neef van mij, die in de
buurt van Bodjonegoro administrateur van de
Volkscredietbank was, gevraagd om in zijn ressort,
waar haar dessa lag, naar haar te informeren. De
naam Soedjina was nergens bekend, maar er was
juist in die tijd een oude vrouw gestorven, eeri
vrouw, die jaren bij een Hollandse familie had ge
werkt, o.a. te Soerabaia. We hebben toen aan
genomen, dat dit Soedjina was, ons trouwe oudje,
dat zoveel jaren bij ons had qediend.
Nénéh.
NIET IK, MAAR U!
In TONG-TONG staan regelmatig prijzende ar
tikeltjes over zijn redacteur Tjalie Robinson. Dit
lijkt erg veel op zelfverheerlijking. Gelukkig zó
veel dat het dat niet zijn kan, maar inderdaad
datgene wat de redacteur bedoelt: het vestigen
van de aandacht op kwaliteiten en eigenschappen
van DE INDISCHE GROEP, waarvan Tjalie
slechts één vertegenwoordiger is.
Nochtans is dit soort stukjes voor de betrokkene
niet leuk. Ik snak gewoonweg naar de dag dat
een andere idioot, een andere schrijver, kampioen,
dichter, ruziemaker, kunstenaar, levensverteller, ide
alist, etc. etc. de aandacht naar zich trekken kan
in TONG-TONG. Het is wérkelijk niet leuk overal
herkend en aangeklampt te worden, meestal met
zulke volkomen verkeerde loftuitingen als: „Tjalie,
jij bent dus die vent van dat éénmanskrantje
TONG-TONG!" Want dat is niet waar.
Het is evenmin waar dat Tjalie in dit blad en
zijn Piekerans een speciale figuur is, zelfs maar
„De Indische jongen", want ook Indische meisjes
en oma-tjes, jonge jongens en meisjes, luitjes van
topklasse en Kleine Boengs, ja zelfs totoks her
kennen in mij iets van zichzelf. Geloof mij: vaak
zie ik in ingezonden brieven of stukjes waarde
voller gedachten dan in tien Tjalies samen. Zo
jammer, dat ze niet regelmatiger naar voren ko
men. En zij, die rechtvaardige critiek op mij heb
ben, mogen ervan verzekerd zijn dat ik ze vol
komen gelijk geef, maar er direct aan toevoeg: laat
jouw mening dan óók horen!
Stel je voor dat alleen maar één man de gedachten
van het Nederlandse volk moest vertolken, onge
acht of het minister Drees is of Wim Kan of wie
maar ook. Het beeld van het Nederlandse volk
zou altijd onvolledig zijn. Zo is het met TONG
TONG ook. Laat dus Tjalie Robinson niet alleen
staan (vaak in z'n hemd!), maar help mee. Net
als Opa Samson, Njonja Dokter, Agnes Water
man, Sinjo, Do Snijders, enz., enz. Ziet U het
beeld van „De Indische Nederlander" groeien? Ah,
Tjalie is maar een klein moertje van die enorme
machine, die een eilandenrijk aan de andere kant
van de aardbol groot maakte. Waar blijven al die
andere onderdelen7!
T. R.
ETEN IN HOLLAND
TJAP TJAY.
Ik zeg Tjap Tjay en niet tjaptjaai. Sinds ik in
Holland ben en kennis gemaakt heb met de woor
den tjaptjaai en tjoptjoi, heb ik gewoonweg een
getjaptjaaid gevoel. En ik ben de uitvinder ge
worden van de uitdrukking: „Zeg! Ben je helemaal
betjaptjaaid?!" Nou, klinkt dat lekker kasar of
niet? Nou, maar dat word je ook van die tjap
tjaai hier.
Nummer één weet niemand hier precies wat tjap
tjaai is, een Indisch of een Indonesisch of een
Chinees woord. Net zoals niemand weet wat het
verschil is tussen een Indisch en een Chinees res
taurant. Tjoba vraag in een stad in Holland aan
een mas-oppas: „Pardon meneer de inspecteur
tangkep njamoek. Waar is de Indische lestoran?"
Tanggoeng hij verwijst naar een Chinees restau
rant. Of omgekeerd. Wattemeer: de meeste Hol
landers weten niet eens het verschil tussen een
Indischman, een Indonesiër en een Chinees. In
mijn straat alléén maar1 zegt iedereen van Si Tjoh:
die Indonesische meneer. En kinderen zeggen:
„Pinda-pinda-p-sinees!" Nou, is dat geen
tjaptjaai eerste-klas? Want ik ben toch heus een
volbloed halfbloed!
Wis! Nou die tjaptjaai. Tjaptjaai betekent hier in
Holland: rommel. Wordt meestal opgediend als fl&p.
Bestaat meestal uit: 1. water, 2. kool, 3. taogeh, 4.
kool. O, al kool? Na, podo waèh, véél kool. Soms
een beetje restant vlees van gisteren. En als Tjap-
tjaai-speciaal een stuk kalfsvlees of ham. Alles
wordt goed doorgekookt. Soms denk ik: deze tjop
tjoi staat al vanaf eergisteren te sudderen op de
kachel.
Tjoba, je krijgt zoiets vöor je op Glodok (Be-
tawie). Meteen zeg je: „Ajo, Ketjil, keloear dan
boeka djas. Ta' tempiling loe!" Want een echte
Chinees (in Holland zijn geen echte Chinezen;
vermoedelijk teveel geassimileerd) maakt Tjap
Tjay (s.v.p. attentie voor de hoofdletters en cor
recte schrijfwijze!) wat (kata-n;a) betekent: Tien
Groenten. En in Indonesië kreeg je ook groenten
segala apa in je Tjap Tjay. Van die lekkere verse
sawie of petjai weetjenog? Wattemeer de lokio en
katjang polong en zo. Ampoen! En behalve die
Tien Groenten isternog Tien Vlezen: babi, oedang,
hewan, bakso, enz. En dan eerst olie heet in de
pan. Tjrot alles drin. Snel gongsèng en dan snel
weer druit. Klaar. Maar snel. Peh, snel! NOOIT
sudderen. En géén tahoe en géén taogeh. Van
taogeh moet je maken taogeh reboes. Sssspp! Tsk-
tsk-tsk, lekkerrr! Voor taogeh reboes neem je een
handvol taogeh en danloh, ik praat toch
over Tjap Tjay? Ach, niet meer praten over Tjap
Tjay maar. Dat is verleden tijd. Beter gezegd:
Passé Défini. Okay. Maar dan moet je nooit meer
Tjap Tjay tjaptjaai noemen, ja! Ben je betjap
tjaaid! TJOH.
EVEN LACHTEN
VIJFENVEERTIG POP.
Eén pagina van TONG-TONG kost vijfenveer
tig pop. Stuur ons vijfenveertig pop en u krijgt er
een pagina bij. De andere pagina (om een vel vol
te maken) geven wij dan cadeau.
Goed. u heeft geen vijfenveertig pop. Win dan 180
lezers en u heeft 180 x een kwartje is ook 45 pop.
Onmogelijk? Nooit van een rollende sneeuwbal
gehoord? Win dan maar twee lezers. Zij winnen
er elk ook 2. Wordt 4. Wordt 8. 16. 32, 64, 128,
256 nou z'in we er al! In acht etappen maar
en die andere zeven doen het vanzelf. Kost u geen
moeite!
Maar snapt u waar de ..trick" ligt? U MOET
DIE EERSTE TWEE WINNEN!