DONGÈNGAN VAN SI-KLAAS
Grote gezellige vergadering
TONG-TONG
voor abonné's van
in Café „Den Hout", 5 september, des avonds te 8 uur
Voor attracties wordt gezorgd, maar NUMMER ÉÉN IS:
Gezamenlijk organisatieplannen en toekomstplannen bespreken.
TONG-TONG is ook een zaak van U! Komt! Komt!
Wanneer ik in de middag- en avonduren op mijn terras van mijn pondok in Nieuw Guinea zit te
mijmeren komen heel vaak in mijn geest op de dagen uit mijn jeugdjaren in het Soerabaia van ver
leden. Dat wij Indischen het paradijs van Azië hebben moeten verlaten, ja, dat is nu eenmaal de
weg van het leven. Nimmer echter zal een Indisch geborene die eilanden kunnen vergeten, en zeker
niet Java. Nu dan, hier enkele trekken uit mijn jeugdjaren en als volwassene.
In mijn schooljaren waren Goebeng en Ngemplak
nog sawah. waar wij (mijn vrienden en ik) heel
vaak ter snippenjacht gingen. Vanuit Goebeng lie
pen slechts twee spoorlijnen der S.S., één naar
Soerabaia-Kotta of station Semoet en verder langs
de halte Missigit naar Kalimas-West (het latere
Tandjong Perak) en één naar de halte Prins Hen
drik voor regeling der suikerafvoerwagons.
Goebeng had nog geen viaduct en aan de over
kant van het station waren nog Inlandse begraaf
plaatsen. De plaats waar in latere tijden de S.S.-
woningen werden gebouwd heette dessa Sido-topo,
met de locomotiefdepots en rangeer-emplacemen-
ten. De latere verbindingswegen en huizenrijen
langs de spoorbaan van Goebeng naar Wonokro-
mo (Ngagel de Industriebuurt) was in die tijd ook
nog sawah. Er stond slechts één woning (verla
ten), die Goebeng-Djêpit werd genoemd en er
gingen verhaaltjes rond dat het in dat huis flink
moest spoken. Ook bestond in die tijd nog geen
dubbelspoor naar Wonokromo.
Schrijver dezes was in zijn jeugdjaren woonachtig
in één der gangen van de buurt Boeboetan tegen
over het Protestants Meisjes Weeshuis, doorlo
pende op de winkelwijk Pasar Besar. Die gang
heette Gang L'Etoile, omdat die steeg vanuit Pa
sar Besar begon bij het modehuis L'Etoile. De
lagere school die ik bezocht was de 2de school
in de wijk Krambangan. Op die school heb ik het
onderwijs gevolgd tot de hoogste klasse (later
werd zo'n klasse genoemd 7de klasse). In de
hoogste klasse waren wij geen pietluttige kinde
ren meer, want enkele der schoolgenoten hadden
reeds een knevel en enkele de baard aan de kin.
Wij waren heus geen sappige leerlingen en heel
vaak werd er door een bepaalde groep gespijbeld.
Bijwijlen bleven wij voor een week of tien dagen
van school en huis weg en zaten wij in die
tijd wel bekend bij de leerlingen der scholen te
Soerabaia op de weg naar Grisee in de dessa
Segore Madoe oftewel de zevende brug. Ons eten
kregen wij ook heel vaak van de nederige dessa-
bewoners of wij namen de vis (bandeng) uit de
visvijvers in die streken .Politie om ons te zoeken
was nergens te bekennen, daar in die tijd het politie
korps nog niet zo actief was als heden. Dus had
den wij spijbelaars het rijk van een losgelaten
bende.
Mochten wij een genoegelijke dag willen uitspelen
dan waren wij aan de overkant van de halte Mis
sigit in de moerassen, welke wij zo goed mogelijk
hadden uitgediept voor een badplaats en noem
den wij dat de RODE BOL. (Mogelijk dat er nog
personen in Holland aanwezig zijn, die zich die
jongensbadgelegenheid kunnen herinneren ajo
oude boongs uit Soerabaia, masah jij kennen niet
meer Rode Bol dicht bij Kalonganpark???).
Ook zaten wij jongens der tweede school vaak
aan de west van dit moeras achter de heuvels van
het soldaten schietterrein in de moerassen om na
afloop der schieterijen kogels uit de grond te pul
ken voor stenen van onze katapulten. Met der
gelijk spul gingen wij heel vaak ter jacht en waren
wij zeer zuinig op die kogels, ook hadden wij grote
routine op het gebied van schieten met katapulten.
Ook werden wij vaak door de ouderen medege
nomen op de varkens- en krokodillenjacht in de
visvijvers, waar thans Tandjong Perak ligt. Het
was bijwijlen een gevaarlijke onderneming, doch
in die verafgelegen jeugdtijd was gevaar geen
gewetenszaak.
Ook telde de school bij ons als een bijzaak; van
de ouderen kregen wij de leer van zelfstandigheid
te zijn, maar toch zijn er uit die jonge mensen
van voorheen heel wat behoorlijk in de maat
schappij vooruit gekomen. Ook waren mijn tijdge
noten behoorlijk thuis in de gymnastiek en sport
in die tijd stond het voetballen nog in de kin
derschoenen in het Soerabaiase. In die tijd ook
waren er niet veel voetbalclubs o.a. THOR, RA,
ECA, Quick, HBS, Excelsior, doch waren het
reuze sportieve spelers (geen beenbrekers, zoals
het heden is). Onder de gymnasten waren kun
stige ring, rek, brugwerkers en goede gewichthef-
fers. Als verenigingsnaam hadden zij genomen
W.I K. .willen is kunnen) wat zeer goed paste voor
de jongeren van die vervlogen tijden.
Mogelijk dat enkele nog in leven zijnde van die
oudere garde zich de namen van onze Soerabaia
WIKvoorwerker kan herinneren „Hendrik Amers
foort" zaliger. „Bart CarterDit zijn er maar
twee, herinnert zich iemand nog de laatste Burger
lijke Avond School (BAS) fuif in 1912. Het doet
wel wee aan het hart te denken dat deze onder
wijsinrichting opgeheven werd; uit de studenten
zijn mannen gesproten met veel verantwoordelijk
heidsgevoel en hadden de meeste van hen ook
hogere functies bekleed. Wel is waar dat na de
BAS een soort gelijke school (Techmsche School)
in het leven werd geroepen, waaruit ook hele beun
hazen waren gekomen, doch de oude sfeer van
BAS ging zoetjes aan verdwijnen, want overal in
oud Soerabaia 1909/1912 zonder krachtige boy's
met de verfrommelde pet met zilveren ster en
krans en zilveren stormband op. gaven aan de
burgers een soort leeg gevoel.
Vooral op een zaterdagavond, dan stond er een
groep van pl.m. 30 a 40 knapen voor het gebouw
van de Raad van Justitie en de bioscoop (in die
tijd had men slechts één bios) de DECA bioscope.
Een frappant geval van een oud mannetje genaamd
Oom Jan; alzo stonden op die bewuste avond tegen
half zeven alweer een groep knapen, ieder had
zijn jetje op, want met een lange broek, met een
petje op betaalde men dan half geld 25 cent en
2J/2 cent belasting. Zo zocht Oom Jan een petje en
kreeg hij een te pakken, zette het petje op zijn grijs
hoofd en kocht dan een ticket. Bewuste avond
gebeurde het dat de Chinese kaartjesverkoper Oom
JAN de vraag stelde: Loh Tuan, saia mintak tan
jak, Tuan ini apa leerling apa leeraarnja BAS???
Het oudje kon in geen geval kwaad worden, doch
het hele stelletje knapen en ook Oom Jan hieven
een driewerf hoera aan. Dit gevalletje staat mij
nog heel duidelijk voor ogen. Ja heilig INDIE van
vóór 1940.
Zo zal ik dan voorlopig sluiten en een volgen
de maal verder uitweiden over jeugdigen volwas
senen (ongehuwd) en volwassenen (gehuwd) niet
alleen van Soerabaia, doch van verscheidene an
dere plaatsen die mij steeds als een schim achter
volgen, wanneer ik zit de mijmeren in het warme
Nieuw Guinea.
Tot ziens
N. PFAFF.
witte olifant
Hollandia.
Nieuw Guinea
Bandoeng, Braga, Bogerijen! Drie onvergetelijke
„b's", die herinneren aan frisse morgenzon, zorge
loosheid, blijheid. In Bogerijen had je de echte
Hollandse uitsmijter met een onverslaanbaar kopje
koffie, maar schuins ertegenover kon je ook het
Oosten onvervalst krijgen: in restaurant Tiong Kok
een heel aparte specialiteit: nasi goreng-tjap tjai,
een ogenschijnlijk onmogelijke combinatie, maar
daar was hij super de luxe! Een eind verder aan
de overkant had je die blinde ketjapi-speler weet-
jenogwel? Hoe mooi was dat alles!
Foto v. Tilborg
„SI NON E VERO..."
Ik herinner me een verhaal uit mijn jeugd, dat
iemand, die in het Simpang Hospitaal werd ver
pleegd, me vertelde: Het grote huis, dat tot hospi
taal was verbouwd, had toebehoord aan een Chi
nees, die in zijn eigen voorgalerij werd terecht
gesteld. Vóórdat hij werd opgehangen had hij een
gobang (halve stuiver) uit zijn zak gehaald en
gezegd: „simpen ini gobang". Uit simpen zou dan
de naam Simpang en uit gobang de naam Goebeng
zijn ontstaan.
Dezer dagen hoorde ik echter een ander verhaal
over het ontstaan van de naam Goebeng: Heel
vroeger, toen er nog geen sluizen in de Kali Bran-
tas waren en er zelfs ook geen brug over de kali
was, moest men vanaf Simpang met een èrrèttan
(veerpont) over de rivier gezet worden.
In die tijd waren er Engelsen en Hollanders in de
stad Soerabaja. De Engelsen hadden de eigen
schap zich steeds af te zonderen, zij wilden zelfs
niet in dezelfde stadswijk wonen als de Hollanders.
Ze kozen de overkant van de kali, moesten dus
steeds met de pont overgezet worden. In de regen
tijd kon de Brantas geweldig bandjirren en was
't gevaarlijk, vaak zelfs onmogelijk om de overkant
te bereiken. De Engelsen zeiden dan als ze naar
huis gingen: „We are going bang" (we gaan naar
de verdoemenis). De Javanen maakten „going
bang": „Goebeng".
EMILIE INTVELD.
Hij die zichzelve prijst, prijst hem, die hij behoort
te zijn, maar helaas niet is.