i De Indische Integratie in het Nederlandse Bedrijf s6 door BOY LAWSON (IV) a: ïr W Si o c» 5 Bey Lawson vervolgt hier zijn studie over de integratie van de Indischman in het Nederlandse bedrijfsleven. Handelden de vorige drie artikelen over de arbeids- integratie zelf, in de laatste twee behandelt Lawson de onverschilligheid van de Indische werknemer voor het verenigingsleven en zijn historische achtergrond (oor- zaak van veel „remmingen"). Het is een typisch „cri de coeur" van een Indo, die zijn standpunt poogt te bepalen tussen vaag verleden en nog vager toekomst. Het valt niet mee! De Redactie is zo vrij hier en daar een noot toe te voegen. Hoe staat het met de sociale activiteiten van de Indischman in het bedrijf. Een onderzoek in die richting geeft bedroevende resultaten. Er valt wei nig te bespeuren van actieve participatie aan be paalde sociale instellingen binnen het bedrijf zo als personeelsverenigingen, ondernemingsraden, adviescommissies, e.d. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van Indo- a.ctiviteit in personeelsverenigingen van 5 wille keurig gekozen bedrijven. bestaat een algehele interdependentie tussen de verschillende groepsprocessen; er is een oorza kelijk verband tussen het ene en het andere. En wat verstaat men onder „kuituur Bedoelt men de neerslagen van de menselijke scheppingsdrift in kunsten en wetenschappen, of zijn het alle neer slagen van de menselijke geest te vinden in tra dities, zeden, normen, gewoonten en moraal? Inderdaad heeft de Indo op het gebied van de kunsten en wetenschappen te weinig gepresteerd H Cf,' Os kï- O c i; O tc CQ- Q Q 5$ <S-n <0-, O <5 Cl 100. 9o 8o. 7o to. SO. 90. 3o. 20 10 vO O V. «S- u. UJ *4 BEDR'JF In bedrijf I met een Hollandse bezetting van 95,6 en een Indo bezetting van 4,4% is uit de Hol landse groep 68 lid van de personeelsvereniging, van de Indogroep slechts 38 Uit de Hollandse groep werkt actief mee of heeft zitting in het hoofdbestuur of onderafdelingsbesturen 31,5%, terwijl bij de Indo de actieve deelname zicii be perkt tot 0.3 Interviews met een aantal Indo-Europeanen gever; als resultaat: -geen zin geen tijd geen geld (N.B. gemiddelde contributie be draagt 26 ct. per week) nooit over gedacht -je krijgt toch nooit een kans om aan wat mee te doen mij niet gezien op het toneel allemaal flauwe kul enz. Geen van de naar voren gebrachte argumenten is steekhoudend genoeg om zich afzijdig te hou den. Hier spelen dus heel andere factoren een rol. Maar niet alleen binnen het bedrijf vindt men deze geringe activiteiten op sociaal en cultureel gebied: ook daarbuiten. De actieve deelname van Indo Europeanen aan tentoonstellingen van schilder- beeldhouw-, foto- en filmkust, op litterair gebied toneel en muziek, is zeer gering. Een bewijs hier voor kan een ieder vinden, die de kunstagenda s en recensies in dagbladen en andere periodieken bestudeert of regelmatig tentoonstellingen, con certen en toneeluitvoeringen bezoekt. Waarin kan de oorzaak van dit verschijnsel ge zocht worden? Waarom heeft de Indo tot dusver nog zo weinig bijgedragen tot de cultuur en het cultuurbezit van de maatschappij waarin hij leeft en heeft geleefd? Voorop dient men te stellen, dat indien een be paald groepsgebeuren wordt bestudeerd, men nim mer dit gebeuren als één geval uit het gehele sa menstel van sociale processen mag lichten. Er maar daarentegen is dit ras rijk aan een eigen traditie, zeden-, normen en moraalstelsel. Zij heeft een enorme invloed gehad op de Indische samen leving en een trotse bijdrage geleverd aan de grootsheid van het Nederlands Imperium in de Oost. Door omstandigheden heeft zij te weinig uit kunnen dragen, waardoor de onbekendheid met haar waardenstelsel bleef. De vraag is nu, mag men zo maar stellen, dat zij te weinig heeft ge presteerde, want met hoevelen waren zij: over hoe veel geestelijk potentieel konden zij beschikken; waren het sociale klimaat en de communicatiemid delen gunstig voor de vorming van bepaalde elite groepen, die verantwoordelijk waren de IDEE uit te dragen? Op deze vragen kan men alleen een antwoord krijgen indien men de historie van de Indo bestu deert. Maar met welke maatstaven wil men meten? De West-Europese? Hoe is men tot de huidige (West Europese) maatstaven voor kunsten en wetenschappen gekomen? Het antwoord ligt weder om in de historie. De verantwoordelijkheid voor het cultuurbezit lag namelijk bij bepaalde geselec teerde elitegroepen. Deze cultuur voortbrengende elite van de West Europese beschaving was van origine een samensmelting van de representanten der lokale culturen en de intellectuelen, die niet aan grenzen waren gebonden zoals koloniserende monniken, die hun cultuurbezit en cultuurgedachten oplegden aan de bestaande locale culturen. Uit een groot reservoir van mensen werden de elites geselecteerd, die verantwoordelijk waren voor de nieuwe geestesscheppingen. Daarbij werden kun sten en wetenschappen door invloedrijke personen (adel en kerkelijke hoofden) gesteund. Herinnert men zich de relaties van het Hof van Weimar met Goethe, Schiller en Wieland, het Hof van München met Wagner, de Oostenrijkse monarchie met Beet hoven, Mozart en het Hof Schleswig Holstein met de Deense Beeldhouwer Thorwaldsen. 2) Uitwisselen van gedachten en ideeën tussen de locale culturen was immers mogelijk, zij vond regel matig plaats. Uit deze veelheid van stromingen heeft West Europa tot een zeker cultuurbezit kunnen komen. Men kan van een Rembrandt niet zeggen, dat hij een typisch stukje Nederlands werk heeft geschilderd. De schepping draagt de naam van de kunstenaar, die naast zijn eigen innerlijke belevinq iets meegekregen heeft van de Nederlandse, Vlaamse en Italiaanse scholen. Evenmin kan men bij het horen van een symfonie zeggen, „dat is typisch Oostenrijks" wel „Beethoven". Beiden hebben echter bijgedragen tot het cultuurbezit van hun land, maar ook aan die van geheel Europa, want iets van hun geniale is overgegaan op la tere kunstenaars. Ook in de wetenschappen heeft men voort gebouwd op de ideeën, ervaringen en onderzoekingen van anderen, onverschillig welke nationaliteit. Men kan niet spreken van een typisch Engelse ontdekking, of Frans, of Duits, maar wel van James Watt, Lavoisier, Robert Koch. Zo kan men dus evenmin spreken van een produkt van Indo-cultuur, al is men vlug geneigd iets met: typisch Indisch werk" te betitelen. Waarheid is: „DIT WERK WIJKT AF VAN ONZE EURO PESE NORMEN EN BEGRIPPEN". Als voor beeld de Indo schilder heeft een eigen (afwij kende) stijl ontwikkeld, omdat hij weinig werd geconfronteerd met de Europese schilderkunst. Rembrandt, da Vinci, van Gogh, Rubens, enz., waren voor hem slechts begrippen. Hoeveel van de Indo-schilders hebben voor de oorlog een echte Rembrandt, van Gogh, Leonarda da Vinei gezien? Er was geen academie, zij waren op zich zelf aangewezen en creëerden een eigen stijl, die in belangrijke mate afweek van de Europese norm. Er is echter in de loop van de Indo-historie te weinig van dit „afwijkende werk" op elk gebied eruit gekomen. Waarom? Het antwoord ligt be sloten in de geschiedenis van de Indo zelf. Aan het eind van de zestiende eeuw vond het Westen de weg naar het Oosten. Houtman en de Keyzer bereikten Java's westkust, daarvoor nog Vasco da Gama Malakka. Vanaf die tijd be gint de vermening van Europees bloed met de Indonesiër en tevens de geschiedenis van de Indo- Europeaan, door de Portugezen mestiezen genoemd. Zijn vaderen hadden op dat moment reeds 16 eeuwen christelijke cultuur achter de rug. 2Hier ligt een tweede oorzaak van het wegblijven van een Indo-cultuur: Indië kende slechts koop lieden en werkers: er waren geen „salons" geen Maecenassen. Drukkers en Uitgevers waren prak tisch uitsluitend handelsondernemingen, niet ge- interesseerd in cultuurwerk. De ..decapitatie van de Europese maatschappij (praktisch alle intellec tuelen repratrieerden na volbrachte diensttijd) deed de deur erop toe: wie werkte had geen tijd voor kunst, wie niet meer werkte ging weg. Nu nóg bemoeit de gerepatrieerde intellectueel zich in het geheel niet met kunst uit Indië. Jammer! Red. TONG-TONG. 1) De Indo heeft evenveel gepresteerd als elke andere vrije volksgroep, want de creatieve kun stenaar IS niet te remmen. Maar wat de Indo maakte, werd niet verzameld, niet beheerd, ge ordend en gecultiveerd. Het ging verlorenin huiskamers en achtergalerijen als „leuk werk" van Oom Piet of Tante Noes of zo), de muziek ver vluchtigde als de geur van katjapiring in de nacht Cultureel leefde de Indo even argeloos van dag op dag als elke primitieve volksstam tot heden ten dage. Red. TONG-TONG. INDISCHE ANTI-CLIMAXEN (Als de telefoon kapot is) „De wonderen der mo derne techniek pajèèè!" (Dame, kijkend naar stoeiende kinderen bij een pomp): „Kinderen en water... al dèh." „De moderne binnenhuis-architectuur in inder daad ning-nong!" „Wie, vraag ik U, wie zorgt er voor de kleine Boengs?! ja wie." „Olie meneer, olie is de steunpilaar waar de mo derne maatschappij van... afhangt." „Het geheim van de samenstelling van smakelijke en voedzame spijzen berust bij de bibih-petjil."

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 5