10 wmw1*' INDISCHE ANTI-CLIMAXEN t v WS> «PAHA, 4*-A# jp: 7>)': j^£ALAXi> ïo FM 'Mpcf« *f ?7, I yygaac LANDSTORMERS EN NUMMEREN In „TONG-TONG" van zoveel maanden terug stond dat historische grapje van de Iandstormers op het Waterlooplein (van Batavia, niet Quatre Bras) die aan het nummeren waren: één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien, boer, vrouw, heer, aas! Waarop de toevallig luisterende commandant, jhr. Boreel, de vier honneurs gelast te uit te treden en de robber verloren verklaarde met zoveel down (dagen kwartierarrest). De story had echter nog een staartje. Toen er even later wéér genummerd werd, hield de telling bij „tien" opeens op. De sergeant kwaad tot num mer elf: „Waarom doe jij je mond niet open?!" Waarop benepen het antwoord kwam; „Ik durf niet. Ik ben de joker!" W. WANROOY. IK EN BENTIET Op een dah ik ontmoet Si Bentiet bij de seksie- polisie. Haat noh sitten beiten op de bang naas Mas Oppas. Foorsichtig ikke natierlijk. Haat djongkok fèr ahter de knarieboom, kijken naar mijn beste frien. Njang betoel in choge noot dese. Wan kijken kwijnen Si Bentiet en moedeloos. Si Mas Oppas leunen lekker bij de muur met lod- derohen, wan dese hij is drie uur. Warrem. Ngan- toek. En dan ik seh: „Stelen wat jij?" Hij seh: „Neks." Ik seh: „Fermoorden wie jij?" Hij seh: „Nieman." Ik seh: „Ló!" Hij seh: „Ie-ja! Ik seh: „Als so, waarom?" Hij seh: „Knarie hooien." Ik seh: „En toen?" Hij seh: „Kommissaris hij kom foorbij." Ik seh: „En toen?" Hij seh: „Ik wah tierlijk." Ik seh: „En toen7" Hij seh: „Opeens hij pak." Ik seh: „Bangsat!" Hij seh: „Oes!" Wijzen met duim naar binnen. En dan hij seh: „Ah-ah oe-oe!" Dese hij is ge heimtaal foor Blanda boesoek. Nou ik snap. Als Oppas tangkep njamoek, hij hoet. Sehhen: „Djan- gan njo!" Maar als kommissaris-Hollander altijt hij pak. En dan ik seh: „En toen?" Hij seh: „Ik seh: ekskies meneer, ekskies!" Ik seh: „En toen?" Hij seh: „En toen hij laat lolos mij en dan hij seh: „So, jij Europeaan jij?" En toen ik seh furig: „Natierlijk, meneer!" En toen hij seh: „So. Hebo- ren waar jij?" En toen ik seh: „Chollan, meneer!" „So-sooo!" hij seh, „die leuke perlop-perlop, ja?" Ik snap nul. En dan hij fraah: „Waar in Chol lan?" Ik beuk maar raak, ik seh: „Frangrijk me neer!" En toen boos die fén. Die lèllen mijn kop en di-pakken mijn oor een stuks en toen hij assèrèt mij. Naar chier. Dese, Si Bentiet hij bedoel arresteer, maar fan fijf- de klas door maar mogog-si! Wattemeer dese Frangrijk! Ik seh: „Ntieieieiet-ntiet!" Schudden mijn kop. Moedeloos. Hij seh: „En toen hij wil oferhoren mij, die tilpon, en toen ik moet wahten beiten. Di djaga met dese hij wijs met duim de oppas) en strak mis schien naar de obiro ikke (dese hij is hoofdbu reau, tsk-tsk), di-boei." Bijna doot fan de moedeioosheit Si Bentiet. Ik seh: „AI weten jou naam en adres, hij?" Hij seh: „Niet!" Ik seh: „Fluhten dong!" Si Bentiet hij kijk naar Mas Oppas, njang haat noh suisebollen. Maar schudden zijn kop. Durref niet. Al kèok. En toen binnen ister harde stem: „Kartoü" Sampé bijna ik rol fan de srik. En Mas Oppas, hij ook bijna rollen van de srik. Hij brul: „Kommandan!" En dan hij spring „heef-ah!" En dan hij srobot naar binnen. En dan ik sreew: „Smeren, Tiet, smeren!" En dan ik smeer selfs en dan Si Ben tiet, hij lata, hij smeer ook. En dan wij blasen kaja kaboi ketepok-ketepok tot kennietmeer, koe rang napas ikke. Maar Si Bentiet dóór hij beuk tot stofwo'k in de ferte. En toen al. TfALlE ROBINSON. NIE TOET NIE Dit is ook Nederlands. Een soort Nederlands al thans. Wordt gesproken door de Nederlandse nazaten in Zuid Afrika. Dit betekent: „Niet toe teren" en is een verkeersopschrift bij hospitalen. Klinkt het gek? Lachen we het uit of veroordelen we het? Nee, ja? Daarom ook: „handen af van Si Bentiet en consorten!" (Is dat: „nee, ja?" ook niet kostelijk? Zo Indisch en tóch zo leuk!). OMAATJE „Verkiezing, verkiezing! Waarvoor si Lie! Kamar Satoe, Kamar Doewa als voor ons, kleintjes, Kamar Ketjil maaar „Bij de inrichting van een salon moet U om vijf dingen denken (aftellend), de stoffering, de meu bilering, de verlichting, de artistieke verzorging en de tètèk-bengèk." „Wilt U de aardappelen gebakken of frite of puree of rissolé ofongklok?" „Wat betreft de ruimere belangstelling voor poli tiek en economie móh!" „Dit zijn mijn kinderen: Ronald, Shane, Mary-Lou, Edgar en Totok." Kijk kijk. hoe we ..met een kwartje de wereld rond" komen! Wij TONG-TONG-ers met het kleinste blad van Nederland, maar met de wijdste en trouwste [amiliekring in een groter leefgebied dan we ooit kenden in ons wijde Indië! Dit is werkelijk nog niet het tiende deel van alle soerats die we kregen van waar de zon opkomt tot waar de zon ondergaat. Excuus aan onze sobats, wie-- brieven niet op het plaatje staan, maar onze dompel is nog steeds heel erg plat. Maar ons hart is met al deze kerst- en nieuwjaarswensen groot en onze trots is rijk. Waddoeh. Si Kleine Boeng, hij durf te haan so fér! Waddoeh. Si Grote Boeng, hij kenniet kèok. Neem hem alles af: zijn onder- 'nemingen, zijn hotels en handelshuizen, zijn land en hij staat wéér! Met zulke „djago s in onze gelederen, lezers, het kan niet anders, is TONG-TONG met de volgende jaarwisseling „de grootste van de allemaalste"! Addios! (En de postzegels, waarde vrienden, zijn „al ge-tap 1 Dag!) P.S. De vierde brief van boven links met die gekke postzegel is van Anneliesje van Gendt. Banstraat 27. één etage hoger dan wij! De dichtsteen de eervolste: aan De Heer TONG TONG. En óf we ons de Toewan Besar voelen

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 10