KABEL ZAALBERG
van adressenschrijver tot hoofdredacteur
H. Ritman
m
Karei Zaalberg
„Onze Lieve Heer schiep de wereld in zes dagen zonden wij dan in één dag geen krant kunnen
maken?" Dit was het traditionele antwoord van F. H. K. Zaalberg wanneer een van zijn redacteu
ren hem, de hoofdredacteur van het Bataviaansch Nieuwsblad, aan het lijf kwam met vragen of
opmerkingen over moeilijkheden bij de dagelijkse arbeid. Hij bedoelde daarmee niets oneerbiedigs
jegens de Schepper en zijn werkzaamheid, maar wc! een machtig compliment aan de vaardigheid,
de verbeelding en het vernuft van zijn ondergeschikten. Zie de feiten onder het oog, neem ze
niet te zwaar, zet je schouders er onder en je komt er wel!
In deze lijn lag ook zijn praktische geneeswijze
voor zwaartillende journalisten. In mijn Nieuws
blad-tijd was er een redacteur-buitenland, die voor
treffelijk vertaalde als hij zijn eigen tempo kon
volgen, maar die altijd geweldig schrok wanneer
de wereldgebeurtenissen ertoe leidden dat het aan
tal vellen Aneta-telegrammen met sprongen naar
boven ging. De gedachte dat hij misschien niel
klaar zou komen verlamde hem. Instede van aan
te pakken en te zien hoever hij kwam liet hij de
moed zakken: hij werd bingoeng. „Geef mij maar
wat!", zei Zaalberg dan grootmoedig en stapte
weg met een bundeltje telegrammen: hij was zelf
trouwens een uitstekend vertaler en onze redacteur
behoefde dus niet te vrezen dat zijn stof in ver
keerde handen kwam. De telegrammen kwamen op
zo'n dag dan ook vlot klaar, maarniet door de
werkelijke hulp van de hoofdredacteur. Want zo
dra hij de kans schoon zag en onze vriend zich
even had verwijderd schoof hij de blaadjes, die
hij naar zijn schrijftafel had meegenomen, weer
rustig onder de onafgedane telegrammen op de
tafel van „buitenland", en onze collega, in het
gezegend maar onjuiste idee dat hij niet meer extra
belast was, kwam natuurlijk toch op tijd klaar.
Karei Zaalberg was in de Indische journalistiek een
merkwaardige figuur: een solitair. In zijn krant
verscheen menig scherp woord, maar nooit een
onbehoorlijk en dat in een tijd dat journalisten
in Indië vrij slordig omsprongen met allerlei invic-
tieven aan het adres van autoriteiten, tegenstanders
en collega's. Wie zich afvraagt, hoe dat kwam, zal
er zich rekenschap van moeten geven dat tot de
instelling van de Volksraad in 1918 slechts de pers
de mogelijkheid bood van kritiek: zij was het enige
medium dat de reacties en emoties van de burgerij
kon weergeven en verstaanbaar maken tegenover
een regering, die zowel de een als de ander negeer
de en die met name van de pers slechts nota nam
wanneer zij aanleiding zag een journalist voor de
rechter te brengen. Onder die omstandigheden was
het niet onverklaarbaar, dat „duidelijk taal" het
geliefkoosde uitdrukkingsmiddel was: dan had men
tenminste de voldoening in ieder geval verstaan te
worden. Het spreekt overigens vanzelf dat de
speculatie op de niet altijd even zuivere waar
dering der lezers in deze ontwikkeling ook een rol
speelde. Het zou dwaas zijn, figuren als Wybrands
en Zentgraaff achteloos te kwalificeren als lieden
die in scheldpartijen hun heil zochten om lezers te
krijgen het zou even dwaas zijn wanneer men
deze kwalijkriekende zijde van het journalisten-
bedrijf verduisterde door alleen hun ongetwijfeld
grote verdiensten te rekenen. Onzegbaar persoon
lijk leed is door grove persoonlijke aanvallen, in
sinuaties en verkapte beschuldigingen toegebracht
aan soms zeer verdienstelijke ambtenaren en an
deren, die slechts hun plicht deden maar het nu
eenmaal, om welke reden dan ook, bij een van de
heren courantiers had verbruid.
Het kon ook anders. Dat bewees Zaalberg. Men
heeft het Nieuwsblad in de jaren na Daum wel
eens schertsenderwijs de Nieuwe Rotterdammer van
Indië genoemd. Het Nieuwsblad verdiende die ver
gelijking zowel door zijn streven naar een zuivere
berichtgeving in objectieve sfeer als door nauw-
VOOR NIEUWE ABONNEES
De Kerstsurprise van TONG-TONG een bun
del proza, poezie en studies van Indische schrij
vers, schrijfsters, dichters, musici, enz. is in de
Nederlandse pers uitstekend ontvangen. Voor f 1,—-
na te bestellen Banstraat 27.
gezette vermijding van alles wat een persoonlijk
karakter droeg in de kritische werkzaamheid van
dit orgaan. Zaalberg had zijn eigen normen: hij
was een man van onwrikbare beginselen. „Ik wijk
niet uit, ik blijf getrouw", de leuze die De Hoog later
voor het IEV zou kiezen was Zaalberg in zijn
journalistieke arbeid een richtsnoer waarvan hi|
nooit afweek. De felste persoonlijke aanvallen op
hem gericht negeerde hij. Ik wil niet zeggen dat
zij hem niet raakten. Het tegendeel is waar: hij
had een zeer emotionele natuur onder een weinig
bewogen uiterlijk. Aan dit spel meedoen? dat
Uit een eenvoudig milieu praktisch geen
scholing nooit in Europa geweest
levend in een tijd toen de Indische jongen
in de vrije beroepen slechte kansen had
tóch opgeklommen tot hoofdredacteur van
aparte standing en kwaliteiten dat maakt
een juweel van een biografietje. We vonden
een ander journalist van formaat, H.
Rit man, bereid over deze bijzondere Mens
te schrijven. Zijn voorbeeld geve de zo vaak
vertwijfelende Indischman in de Nederlandse
maatschappij moed!
nooit! Het vermakelijke is, dat deze stelselmatige
negatie van grofheden en verdachtmakingen van
de zijde zijner collega's hen vaak meer prikkelde
dan betaling met gelijke munt. Zij vonden het
blijkbaar onsportief dat Zaalberg niet meedeed, en
gooiden er dan nog een schepje op om hem uit
zijn tent te lokken. Het succes was nihil. Hij week
niet af van zijn gedragslijn, zelfs niet onder haast
ondraaglijke provocatie.
Zaalberg was als jongen aan de krant gekomen
als adressenschrijver bij Kol ff. Spoedig werd hij
Daum's „helper" (de gebruikelijke uitdrukking in
de periode toen de krant ook in zoverre een
„monsieur" was, dat de hoofdredacteur meteen de
enige redacteur was, al had hij dan ook assistentie
in de personen van deze helpers). Daum had groot
vertrouwen in de jongeman, die echter verre tekort
schoot in algemene ontwikkeling. Met verbetenheid
vulde Zaalberg de leemten aan en met succes.
Zijn gebruik van het Nederlands, ietwat precieus,
was van een kwaliteit die men ook in Nederland
in die jaren zelden aantrof en des te merkwaardiger
was dit, omdat Zaalberg Indië nooit verliet: hij
was er geboren en zou er, nu bijna dertig jaar
geleden (13 februari 1928) sterven. Engels leerde
hij, zoals hij zeide, door met woordenboek en
encyclopaedic zolang te experimenteren tot hij de
taal, althans passief, perfect beheerste. Zijn enorm
geheugen kwam hem daarbij te stade.
Dit intussen waren slechts de middelen, waarvan
hij zich bediende om Z'jn groot journalistiek ta'ent
tot volle wasdom te brengen. In 1910 werd hij
hoofdredacteur van het Nieuwsblad, een plaats
die reeds in Daum's gedachten voor hem was weg
gelegd, maar voor welke hij bij Daum's dood nog
niet geschikt werd geoordeeld. Hij is dat gebleven
tot zijn dood, maar niet zonder onderbrekingen.
Zijn trots en zijn onbuigzaamheid bracht hem noga!
eens in conflict met zijn bestuurderen, maar telkens
keerde Zaalberg terug wanneer een conflict tot zijn
ontslag leidde. Tenslotte was de verkoop van de
krant in 1918 aan een groep financiers die de krant
een radicaal ander karakter gaven en dat is
een boeiende historie op zichzelf! het einde van
zijn carrière bij het Nieuwsblad. Doch ziet, in zijn
nieuwe vorm bleek de krant lezers en geld te
verliezen op een wijze, die haar de ondergang nabij
brachten en zo kwam Zaalberg, zowaar, in 1920
weer te zitten op de stoel, waarop hij behoorde.
Inmiddels had hij zich verdienstelijk gemaakt door
zijn rol in de oprichting van het IEV, maar daar
over zwijg ik dat zou mij thans te ver voeren.
Maar het spreekt vanzelf dat Zaalberg, de Indische
jongen (en de enige „Indische" hoofdredacteur in
de grote dagbladpers in Indië) in hoge mate ge-
intereseerd was in het lot van de Indo.
Hij zou zijn lotgenoten ook nog enige jaren ver
tegenwoordigen in de Volksraad. Maar toen waren
de fijne puntjes er al af: dit innerlijk sterk bewogen
leven rustte niet op een fysiek van voldoende
vermogen. Toen ik hem, in 1921, leerde kennen
was hij al de oude niet meer, en geleidelijk aan
moest zijn omgeving ervaren, hoe zijn weerstands
vermogen het begaf hoe sterk de geest ook
bleef. Aan dit proces van geleidelijke fysieke af
braak kwam nog vrij plotseling een eind: in 1928
overleed Zaalberg. Zijn begrafenis getuigde van
de algemene achting en waardering van de burgerij
niet alleen die in Batavia.
J. H. Ritman
AFSCHEID VAN INDIE
Priok. Afdouwen. Serpentines. Struise Hollandse
vrouw aan de railing met de handen als een
scheepsroeper aan de mond: „Daar gane we weer!
Fan de cocktail naar de was-tail!"
MISVERSTAAN
Bal masqué aan boord. Mevrouw Meier gaat als
Madame de Pompadour. Pas boven merkt ze dat ze
wat vergeten heeft en zegt tot haar zoontje: „Gauw
Emile! Haal mijn tache de beauté!" Si Miel hij
blaas, komt met drie tassen terug. „Adoeh!" fluis-
ter-sist Mama, „niet tas njang so! Die swarte
ronde njang klein!" Si Miel hij blaas. Komt terug
met niks. Maatje gaat ziedend van woede mee
naar de hut en wijst het schoonheidsobject aan,
waarop Si Miel: „Oooo, ik dèng tai laler!"
Motto van Tjeroeroet: „Wie niet sterk is, moet
slim is.