H
HERINNERINGEN VAN EEN
FUSELIER
11
We *ullen in TONG-TONG voortaan regelmatig stukjes opnemen van „Nekkie", een eenvoudig
fuselier van zowat een halve eeuw terug. Hij vertelt geen ..mooie verhalen' en dist geen lollige
cantinevertellingen op. maar vertelt eenvoudig hoe hij toen leefde, fan Fuselier is de Nederlandse
tegenhanger van Rudyard Kiplings soldaten in India met dit verschil dat Kiphng ze onderuit ge
haald" heeft, terwijl fan Fuselier ALS MENS nog steeds onbekend is in onze historie. In patrouille
rapporten is hij vaak alleen maar bajonetgenoemd: een patrouille van veertien ba/onetten
liep in een hinderlaag en werd tot de laatste man afgemaakt
boer, daar kreeg je voor vijf cent een borrel. Slok-
SOTO
Over kopi dingin gesproken, waarom is toch ner
gens in Holland een tent waar je alleen maar soto
verkoopt, een soto-bar zogezegd, waar je even
binnen kan hollen, op een barkruk klimmen en één
Chinese kom soto (eventueel met een batokje rijst)
in het kouwe lijf lepelen. Dat móet toch kunnen?
Waarom altijd een hele nasi rames of nasi goreng
of zo. Zo n kometje soto van een halve pop, of
met rijst één pop, dat is toch ..boekan main
Ajo, wie doet er mee. Lezers van TONG-TONG
scheppen de TONG-TONG SOTO BAR. Tjalie
achter de toonbank, de man die de^ centen four
neert achter de ,,gèsèk-tieng-nieng" (kassa) en
alle lezers smullen!
Levend van een schrikbarend laag soldij, vergeten
door de Hollandse familie, uitgescholden in de
vaderlandse rose en rode pers, genegeerd in de
„koloniale" pers, geminacht door de Indische maat
schappij, hadden ze eigenlijk een onmogelijk leven.
Wie ze begreep: de eigen officieren, een enkele
burger alst de onvergetelijke Pa van der Steur,
„Sarina het kind uit de Desa". Wij veranderen
geen letter in Nekkie's brieven. We zullen lachen
met zijn humor en zijn af en toe bittere uitvalle
tjes vergeven. Hier gaan we dan!
Pas in het Land
Het begon al mooi de eerste dag na aankomst te
Batavia; met tranen nl. geen tranen vanwege heim
wee hoor, want ik was veel te blij dat ik armoe-
land verlaten had, maar vanwege de hete soep. Op
het subsistenkader aangekomen kwam er een oud
gediende de chambree oplopen, later hoorde ik dat
ze hem „gek" noemden; hij was hofmeester in de
onder-officiers mess. „Zijn er bij dit transport
Zwollenaars?" vroeg de „gek". Ja, er was er één
bij, nl. ikke. Na een beetje over en weer gepraat
zei hij tegen mij: „Ik zal je straks een lekker potje
soep brengen". Ik zei: „Fijn is dat Hij was reuze
blij dat hij weer eens Zwols had kunnen praten,
's Middags kwam hij met z'n heerlijke soep aanzet
ten. „Maak het nou maar gauw schutter", zei hij,
„niet koud laten worden, een lepel heb je er niet
bij nodig zet het blik maar aan je 't is nogal
dun". Ik nam een paar slokken. Maar lieve grut
jes, 't was of mijn keel in brand stond, de tranen
liepen over mijn gezicht. „Drinken moet je zei de
gek, „dan is het direct over". En ik maar drinken,
ik begon te zweten als een kettingbeer (dwang
arbeider) die voor het eerst zijn rottan slagen
krijgt. De „gek" stond te proesten van het lachen,
maar niet alleen de „gek", want door het kabaal
dat hij maakte stond al gauw een leger van ka
meraden om me heen te gieren. Ik zei, dat ik het
een vuile streek vond. „Blauwvinger" (scheld
naam voor Zwollenaars) zei de gek, „dit is de
beste methode om gauw maleis te leren." Er zat
immers een flinke schep sambal in de soep! Ik zei:
„Loop jij maar door met je zije sokken". „Zweet-
sokken" verbeterde de „gek" en nodigde me uit
om 's avonds met hem in de „pijp" een „dikkop
(twee borrels) te drinken en dat heb ik dan ook
maar aangenomen. Al gauw zaten we met een
heel stel aan de ronde kletstafel en daar maakte ik
voor het eerst kennis met de „Weduwe", die ik
tot heden trouw ben gebleven.
Iedere Jan had een pakje voor zich op tafel liggen.
Het werd een gezellige avond, er werd gezongen
en sterke verhalen verteld. B.v. van een juwelier
die van patrouille thuis kwam en toen pas merk
te dat er een dooie Atjeher aan zijn bajonet zat.
Al met al is het een onvergetelijke avond geweest.
Tiga gobang
Als ik me goed herinner kostte toen een pakje
shag tiga gobang, een boekje clubvloei een gobang
en een doos lucifers een cent, het hele geval kwam
op elf cent. Ik had drie pakjes in de vijf dagen
nodig (om de vijf dagen kregen we soldij f 1,25)
daar moest ik mee rond komen. Het gebeurde wei
eens dat ik er eerder doorheen was, maar dan ging
ik bij de kameraden bietsen, iedereen rookte toch
de Weduwe! We kochten onze shag altijd in de
cantine of in het dagverblijf en ik geloof niet dat
daar andere soorten dan de weduwe werden ver
kocht. Een borrel kostte in de „pijp" zeven cent
(vijf centiliter). Maar als we in de „pijp" kwa
men was het altijd: „Jacob kasi dikkop!" (twee
borrels). De mandoer-tapknecht heette bij ons Ja
cob.
Bij de Chinees gaan borrelen was voor de sol
daat sadja niet bij, wel gingen we naar de slokjes-
jesboeren (gep. Milt) had je in elke garnizoens
plaats, daar konden de goedverkopers ook terecht.
Bij de Sinees gingen we bami eten, vijf cent een
porsi bami godok en tiga gobang een porsi bami
goreng.
Jan Fuselier vergat wel eens te betalen, ik hoorde
de Sinees nog schreeuwen: „Olang blanda ko-
GESCHIEDENIS-VERV ALSING
Si kèhèt hij fertel aan Si Pèang; „Mijn broer pan
pèpde klas hij fertel ja, duisent jaar heieden ja,
de Batavianen hij kom chier met ketebok pi
sang Si Pèang; „Baukan main branie Blanda!"
SLOMPRET! TIOEP; VERZAMELEN!!
In een oud foto-album zagen wij deze foto met het locanieke onderschrift: „Officieren van het 9de
Bataljon". Zelfs het lummeligste blad in Nederland zet onder de lummeligste foto's: V.l.n.r.
de heer Jan Borstlap, mevr. Griet Huysen, de heer Kees Pot. Dat zijn mensen. In Indië waren
het blijkbaar maar functies, waarachter toevallig een mens zat. Naam onbelangrijk. Het hele
leven in Indië is aan Holland voorbijgegaan. Af en toe wat in de pers van functionarissen.
Daarom weten we niets van deze officieren. Zelfs de namen niet!
Wél weten we dat deze opname werd gemaakt kort voor het verschrikkelijke bloedbad in Tja-
kranegara. Wie van deze vijf sneuvelden toen? Enkele nummers terug schreven wij over de
bloedige doorbraak van kapt. Lindgreen. Wij hopen in TONG-TONG zéér vaak de namen te
noemen en het leven beschrijven van Nederlanders in Indië, voor wie wij een hoog respect
hebben als werker, als vechter en als Mens. Wie kan ons de namen noemen van dit vijftal?
Hier: ,,A place in the sun", een potje bier, een potje whist, een scheepsbeschuiten dan mis
schien voor het laatst in het leven het trompetsignaal „Verzamelen!" Verzamel je, jongens en
meisjes uit Indië, voor de laatste maal. Maak van TONG-TONG iets groots!
lang atjal, makan bami tida bajal, loegi-loegi!"
Ook bij de slokkiesboer werden weieens drama's
afgespeeld en bij de kwakboer. Er waren er bij
die lezen noch schrijven konden en krijtstreepjes op
een plank maakten, die werden dan bij 't weggaan
per ongeluk uitgeveegd. Ik heb in mijn soldaten
tijd wel het een en ander meegemaakt, b.v. bij een
nachtelijke oefening. De luitenant die voorop liep
het teken „rechtsomkeert" (drie tikken op de rug)
niet door te geven, zodat hij in z'n eentje doorliep.
Maar we hebben onze porti later gekregen.
Gijntjes hebben we genoeg uitgehaald en bijnamen
gegeven.
B.v. Kapt Pietje Konjak, luit. Rotti manis (Soet-
broodpikart), Kapt Oetjankras (Regenhart was
zijn naam).
„Kwakboer" is iemand die sagoweer (legen) ver
koopt. De Ambonezen deden daar kajoe laoet in,
dan werd ze sterk en bitter, je kon er zelfs dron
ken van worden. „Goedverkoper" is iemand die
voor enige dagen op straat gaat (de benen neemt)
zijn kleren verkoopt, meestal voor drank. Een
goedverkoper stond terecht zeer slecht aangeschre
ven.
PIH EN PEH
„Zeilen jij vin leuk, Peh?"
„Vin leuk. Wattemeer als win-nja har. Ta' blaas!"
„Als te har, hoe?"
„Toeroeni één seil."
„Als nóh harder, hoe?"
„Toeroeni lagi één seil."
„Als storm!"
„Een seil djabrèt."
„Als Orkaan!!"
„Noh één seil djabrèt."
„Boekan main jij! Seilen-nja fanwaar soveel!"
„Na itoe! Als jij winden-nja fanwaar soveel!"
W. WANROOY.
DUIDELIJK
KNIL sergeant commandeert soldaten: „En, breng
di itoe op de anoe naar de hoeheetdat!"
De opdracht werd prompt uitgevoerd.
P. VAN SLOOT EN.