32.56.35 ATTENTIE!! KASSIAN KASSIAN J 3e JAARGANG, No. 1 4 30 JANUARI 1959 TROUW - BRANIE - ONDERN SOESAH Ons nieuw telefoonnummer is TONG-TONG Onafhankelijk Indisch Tijdschrift Onder redactie van TJALIE ROBINSON Verschijnt tweemaal in de maand Adres Red. en Adm. Banstraat 27 Den Haag - Tel. Giro 6685 DE INDISCHE TOTOK Elsevier 3 januari 1959. Artikel van Piet Bak- ker: „Nederland deed zijn plicht". Met illustratie van Eppo Doeve van „De Kleine Boeng [an vroeher [an nu". Libelle van 27 december 1958. Artikel: „Het verdriet ging op de vlucht". Foto's van con- tractpension-gasten met cadeaus. 1. Het is nog steeds van hetzelfde laken een pak: als er in de Nederlandse pers over repatrianten gesproken wordt, is het altijd op meewarige toon. Altijd de kassiangevallen en altijd met de pet rond. „Ils ne sont pas des gueux!" 2. Het artikel van Piet Bakker ressonneert van de lege gemeenplaatsen met (alweer!): „Die In dische mensen een minderwaardigheidscomplex? Niks hoor! Ik ken er tientallen die het niet heb ben!" Net zo n waardeloze conclusie als wanneer men zou zeggen: „Nederlandse schurken? Niks van an, hoor! Ik ken er tientallen die het niet zijn!" Noem namen en voorbeelden, man! Als Elsevier ELKE WEEK één verdienstelijke repatriant de revue liet passeren, zou hij na tien jaar nog niet klaar zijn. En dat is pas positief werk! 3. De tekening van Eppo Doeve is fout. Kleine Boengs wonen niet in kamponghuisjes met een te- koekoer aan een tiang en lopen niet blootsvoets op galangans. Er zijn kleinlandbouwers die zo leef den en die nu warga negara geworden zijn in eer en deugd, maar de doorsnee Kleine Boeng is NIET zo. Als voorbeeld is de tekening óók té gechar geerd en de begripsvorming wordt er alweer door geschaad. Het ellendige is dat een Indische jongen deze tekening maakte en DUS is dat de waar heid. Het is allemaal misschien wel goedbedoelde maar averechts uitwerkende kletskoek. 4. Het artikel van Libelle: „Het verdriet ging maar voor één dag op de vlucht (misschien) maar is er nog steeds". Libelle deed beter werk door voor haar duizenden Indische lezeressen een Indische re dactrice aan te stellen en elke week vier pagina's verantwoorde, trotse, hoopgevende, zelfbewuste copy te brengen. 5. Ons koppige bezwaar tegen pers en publiciteit in Nederland BLIJFT dat de interesse voor ons fragmentarisch en „kassian" is. Er is geen sprake 1. Ons blad komt wel eens een dag of wat te laat. Maar als je een krant met een oplaag van meer dan vierduizend (en met zulke actieve le zers!) moet afwerken met maar vier man (redactie, opmaak, correspentie, administratie, expeditie, boekhouding) dan hoeven er maar een paar kleine storingen te gebeuren, of wij raken „mogog". We hebben er zelf het meest verdriet over maar niet boos of bingoeng worden! 2. De inhoud van TONG-TONG varieert nogal: sommige nummers vallen niet zo goed uit naar de mening van sommigen en omgekeerd. Reden: ons blad is nog steeds te klein. Pas bij zestien pagina s hebben we een zó prettige verdeling van interessen dat iedere smaak elk nummer een beurt krijgt. Maak TONG-TONG groot! We hebben een voorraad kopij liggen van om en nabij twee duizend ingezonden stukken!! van royale brede berichtgeving, die OOK VOOR HET NEDERLANDSE PUBLIEK interessant, leerrijk en opbouwend kan zijn. Avro en Vara hebben tienduizenden betalende leden, maar krij gen af en toe een plaatje van b.v. Tjoh de Fre- tes. Er is geen Indisch programma, geen Indische Opzet, 6. Wij kunnen desnoods accepteren dat men zegt: „De repatriant moet weggeassimileerd worden." Goed, maar zwijg dan óók over kassiangevallen. Het klink bovendien allemaal zo erg braaf, zo erg nobel. We kunnen er alleen maar bedremmeld bijstaan en zeggen: „Dankiewel nir, dankiewel!" Waarom is er nooit eens een woord van „Dankje wel" van de andere kant? Voor wat wij tóen jaar in jaar uit gaven? Op het moment dat ik dit schrijf, zit voor mij C. Hokke van de roemrijke „Setengah Kompenie" die wij bij de souvereini- teitsoverdracht zo beschamend geruisloos „depo neerden". NIEMAND van die Gouvts. Marine was klein en kassian. Waarom is daar nooit één woord over? Voor wie wérkelijk om de repatrian- tengroep geeft: er zijn nog tal van RECHTEN, die nog steeds niet gehonoreerd zijn. Als dat éérst gebeurt, dan hóeft daarna niet meer „gekassiand te worden. T. P. Met de volle inzet van ALLE NEDER LANDERS UIT INDIË, die het Ned. volk vertellen willen hoe wij W E R K E L IJ K leefden, en die overtuigd zijn van de nood zaak om met veel van onze waarden het leven hier te verrijken Prijs p. nummer f 0,25. Kwartaal f 1,50 Halfjaar f3,— Per jaar f 6, Uitgave GAMBIR, Uitg. v. Oost en West Gesprek-fragment: Boy: „Tjalie, wordt je blad niet al te Indisch Hoe moet dat nou met ons, Indische totoks? Bij de Hollandse totoks passen we ook niet meer en bij jullie komen we op zo'n manier óók buiten de deur te staan!" Tjalie: „Als er te weinig totok-copy in TONG TONG staat, kan ik er niets aan doen. Het komt niet binnen! Maar zoals altijd ook in Indië: onze deuren staan wagenwijd open voor ieder een. Tegenwicht, d.w.z. evenwichtiger samen gaan, komt vanzelf als de Indische totok meer schrij[t." Overigens heeft Boy ongelijk: veel meer Indische totoks schrijven in TONG-TONG dan hij wel denkt. We missen alleen een bepaald SOORT copy van Indische totoks, en wel de copy waaruit zijn psychologie duidelijker spreekt. Er wordt in Indo-kringen soms helemaal niet prettig over In dische totoks gesproken en als we de werkelijk „kwaaie pieren" even buitensluiten dat is niet fair. Deze Indische totok heeft nu eenmaal een andere levensinstelling dan de Indo. Hij heeft in Indië altijd geleefd met een soort heimwee naar zijn ge boortegrond, een heimwee, waarvan de dichter Leo Vroman zegt: „Heimwee is beter dan Holland", d.w.z. een som van dierbare herinneringen met bewuste uitsluiting van de onaangename kanten van het Hollandse leven, die hij drommels goed kent. Hij werd zodoende een heel curieuze figuur: een man die vaak dweperig spreekt over de be koorlijkheden van een land, waar hij toch niet naartoe terugwil. Vaak legde hij deze bekoorlijk heden als maatstaf aan bij de beoordeling van In dische waarden, die hij niet lustte of die positief slecht zijn. En dat voelden wij, Indische mensen, die zónder dat heimwee leefden, aan als onbillijke en hatelijke critiek. En daarvoor ontstond vaak vervreemding. Nu wij zelf met heimwee naar onze geboortegrond leven (waarheen we ook niet meer terug willen), kunnen we deze Indische totok beter begrijpen. In feite leven de meesten van ons psychologisch precies als de Indische totoks van toen. Maar deze Indische totok is wéér veranderd. Ik ken er erg veel, heel hoge met wie je gesprekken hebt in rijke salons, en erg lage (b.v. gepensio neerde spandries) met wie je praat in koffiehuizen of kleine kroegjes. Er zijn erg veel „verbijster de" mensen bij: de eens door hen (in Indië) opge hemelde Hollandse waarden blijken nu boesoek, soms afschuwelijk, te zijn. Ze zijn te vergelijken met in een dierentuin geboren tijgers, die een tijd lang in de wildernis vrijgelaten zijn geweest en nu terug zijn in het hok. Het zijn mensen die drie levens hebben tegen wij Indo's maar twee. Wij hebben alleen de herinnering aan Indië. Zij hebben de herinnering aan Indië PLUS de herinnering aan „het ouwe Holland", toen Amsterdam nog Mokum was, toen de Karseboom nog op het Rembrandt- plein was en toen de Koningin nog „de kleine Juliaantje" was. Heus, dat leven valt om de drom mel niet mee. En als ze zich grommend en nurks in hun hoek terugtrekken, veroordeel ze niet.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 1