KINDEREN VAN PA MAISON BOGERIJEN 8 Ter voorbereiding van het boek „Kinderen van Pa" (van der Steur) verzamelt TONG-TONG zelf- vertelde verhaaltjes van Oud-Steurtjes om ze later te bundelen. JONGE MUS Ik herinner me als de dag van gisteren, ja, zo ongeveer een jaar of 37 terug. Ik lag toen in de kleintjes-slaapzaal met 200 jongens, variërende van 6 t/m 11 jaar oud. Ik behoorde nog tot de elfjarigen. Er waren ook nog enkele ziekelijken bij en nachtblinden; de eersten kregen extra voeding, de laatsten gebakken lever wat voor hen een trak tatie was. Van de gezonde jongens hoorde je al tijd: „Ots! die vent hij altijd poera-poera ziek en hij enda eens nachtblind alleen voor die ati-nja. Onder de ziekelijken was ook Bernard Snel of wel onder ons zeer bekende „Jonge Mus Je zag hem altijd in de zon koesteren en „loes-loes si zijn kale kop, lachen zag je hem bijna niet, wat je hem maar ook deed. Wij probeerden hem altijd op te vrolijken maar alles tevergeefs. Jonge Mus zei eens tegen mij: „Als ik lachen, ik word moe dus enda hoef maar," ondertussen hij garo-garo zijn kuiten njang kaja bamboe petoen eveneens boesi-en zijn saaie kop njang alleen godek-godek. Ik heb Jonge Mus zo bepraat of hij bij de club wilde aansluiten van Djet (de Vries), of Toehatoe (Zwarte Jezus), voor de zondagochtendse bran- dalan (spiegelgevecht) bij het vierde eiland in de kali Progo. Daar trapte onze Bernard in, maar toch vroeg hij mij nog dit: „Eerst zeggen jij bij wie, ander ik moh." Toen zei ik: „liever bij Djet want hij kan erg goed ingattie en bègal en Zwarte Jezus (Toehatoe) hij alleen kon goed blèren en mopperen over niks en als zijn club kalah hij nog keta-i allemaal, sampé deruit berg uit je kop." Efin op een zondagochtend heel vroeg 4.30 gingen wij, nog niet eens eten, met tromgeroffel in de rij staan. Djet gaf bevel, zijn stem kaja blekok pielek met veel oembel. Trommelslager was onze Victor Johannes, alias „Spitse Kin de trom was niks anders dan een leeg biscuitblik met een kolor om zijn buik en twee ketella stukken waar hij even in de tuin geplökè had. De groep van Zwarte Jezus was eerder vertrokken. Zo onder het mar cheren hoorde je de een al schreeuwen: „Adoeh mijn toon kesandoeng steen nog niet eens wat-wat al wat-wat, ik enda eens ken zien." Djet hoorde dat en sprak fluisterend tegen hem, „jij djangan maken flauwe kul, als jij enda wil mee brandalan dan zorg je maar dat je minstens 3 kippén gaat bedok, hier heb je mijn katapult, maar als jij gaat trekken djangan te hard want karret-nja al rantas en ik enda heb bindkarret nog meer, jij al weet. ,,He-eh, Djet ik zal doen mijn best." Over de brug van de kali Progo gingen wij linksaf om de weg verder door de sawah te lopen. Jonge Mus liep vooraan voor maken galak. Spitse Kin hij marah bégal Jonge Mus van achteren en wij zagen Bernard „goeloeng koeming in de sawah spartelen. Al huilende stond hij op met adoe hier en daar pijn. Eindelijk kwamen wij dan aan om een gevecht te leveren. Eerst werden de vaandels gehesen; het vaandel van Toehatoe was gewoon een kleintjes-slaapzaal-badhanddoek, en bij Djet ontbrak dat. Onder de gelederen hoorde je al mompelen: „Wij kleden Jonge Mus maar uit en gebruiken zijn hansop als vaandel." Bernard stond in zijn nakie en zijn hansop wap perde boven ons, ons vaandel rook alles behalve geurig, want Bernard behoorde tot de Manneken Pies. Het gevecht om het vierde eiland was be gonnen. Wij mochten niet songkollan, alleen ban- tingan werd uitdrukkelijk afgesproken. Onder het worstelen hoorde je verschillende schreeuwen van: „Jij mag niet djègal, jij djangan gapit m'n strot en tengö mijn maag," maar bovenaan hoorde je de stein en geblèr van Jonge Mus, nog steeds in zijn nakie, want ondertussen hij di-kröjö door 3 jongens van Zwarte Jezus. „Jullie djangan betotenda eerlijk nè so," hij probeerde zich los te rukken maar ook dat hielp niet. Bernard zei alleen: „Al al, ik al kalah maar straks ik nemen wraak, jullie open ta spugenie sampé kelieliepen, wacht maar! 't Gevecht duurde zo ongeveer een uur lang maar van beide partijen waren de vaandels nog in han den gebleven. Wij waren haast aan het verliezen toen we zagen dat onze vaandel door een Toeha- toe-partij gerampast werd, maar deze gooide hem direct weg toen die welriekende geur hem parten speelde. Jonge Mus rukte hem zijn enige hansop terug dat in flarden hing, trok hem aan en schreeuwde de andere partij toe: „Ajo tjoba trek ken nog meer deruit mijn hansop als ken!" Ik liep weer naast hem toen wij naar huis gingen, want uiteindelijk had hij ons vaandel gered. Hij liet mij zijn bendjoet zien op zijn kale kop, bulten, schrammen overal op zijn lijf, maar zei hij: „Jullie gemeen vechten nja, mössö ik dibe- töt-tie sampé ik enda ken ademhalen, daarom ik zo blèrren zo hard en inplaats jij helpen-nie ik, jij heb de grootste lol, jij ook saaie iets. Volgende keer ik bij club nja van Toehatoe. Onze Bernard behoorde niet meer tot de troep van Almon Johannes, hoofd van de Manneke Pies- sers maar tot de brutaalsten en later in de militie te Tjimahi de onverschilligste Genie-militiesoldaat. HABRAKEN. Jonge Mus had zijn bijnaam te danken aan het feit dat hij eruit zag als een veerloos, bevend, hul peloos mussenjong. PA'S BROEK MELOROT Het gebeurde met onze Tinus Stollé van de 2e school dat hij door de onderwijzer naar huis was gestuurd omdat hij „brutaal was en zich bij Pa moest melden voor verantwoording van zijn be dreven zonden. Tinus kwam bij Pa, met „hartnja van ketepok- ketepok" hoe zal dat aflopen en vooral Pa pas „kwade bui en hij „nglirik naar Tinus waarom hij zo vroeg van school thans kwam en toen ein delijk Pa een moment Tinus vroeg „wat mot je kwam T. schoorvoetend binnen om rechtstreeks „onder de karwats" te komen die daar als een stille uitdaging naast Pa's schrijftafel hing. Nogmaals keek Pa schuin over zijn bril naar Tinus en kreeg plotseling erg jeuk in de vingers; „gattel noemen wij dat, dan plotseling wist Pa ook nog dat naast de karwats een formidabele riem zijn Een gedeelte van onze kerstoplaag verscheen met de advertentie van Maison Bogerijen (Reinken- straat 50, Den Haag, onder beheer van dezelfde heer A. Th. Knuivers van Braga dus: goede waar!) in een ontstellend lelijke fout. Er waren namelijk al heel wat krantjes door de pers gegaan toen wij tot onze grote schrik ontdekten dat de zetter er maar Maison Drogerijen van had ge maakt. „Stop press!" Gauw een flinke rode B dwars door de „Dr heen. De zaak althans vrij aardig gered. Hoe of de zetter aan dat „drogerijen" kwam! Ja, ja, wat was nou Bogerijen? Niks toch? Dat zou wel een vergissing zijn. Drogerijen had tenminste nog zin. Dus uit eigen beweging er maar Droge rijen van gemaakt! Kijk eens: hier is het oude Braga met het oude Bogerijen. Hagenaars en bezoekers van Den Haag weten nu, waar ze in elk geval nog een fijn na- proefje kunnen vinden van de oude luxe! lenden omgordde. Een haastige ietwat overhaaste handeling van Pade riem afgetrokken met de bedoeling Tinus een geduchte rammeling te verkopeneen snel naar beneden glijdende broek van Pa die een angstige Tinus niet doet huilen maar lachen en daar stond Pa,sprake loos! Maar die lacht dan ook mee en zegt sportief: „Ga heen en zondig niet meer!" en voor zover ik weet deed Tinus nadien steeds zijn best, dank zij de afgezakte broek van Pa. J. Samuels. Oudere jongens, welke nog geen betrekking had den bleven in de inrichting. Pa gaf hun dan bij lessen of een andere taak, zoals toezicht op de kleintjes, werk in de keuken enz. Zo ook Johan nes Kapok30 jaar oud geen werk en toch trouwplannen maar met wie want „nie mand wil". Hij naar Pa toe: PA IK WIL TROFFEN en PA HEEFT VEEL LIEVE MEISJES NJANG KEN GOED KOKEN TOE PA GEVEL EEN aan mij en straks als GEKINDERD PA mag hebben. Spreekwoorden en gezegden: Wie wil die „kan" Niemand wil die „kan" Die „kan" BOTJOR. R. Leydecker. TROOST Toetie: „Dah Lies lóh! Waarom rood jou ogen!" Lies: „Adoeoeoeh mijn verloving... af!!" Toetie: „Waarom so?!" Lies: „Gisteren ik heb te veel gelachen met Si Nol heus weet je, zonder bedoeling heueueus! En toen Nono hij boos hij maak af! Adoeoeoe wat moet ik doen! Kapót ikke, kapótü" Toetie: „Ah Lies, stil maar Lies. Heus hij kom terug trek maar niks aan kijk maar, hij hout van jou" Lies: „Heus Toet. heus?" Toetie: „Heus! Als niet tien andere voor hem!!" MEVR. G. v. RIJCKEVORSEL. Dit is wel een heel typisch staaltje van volkomen onbekendheid met onze afkomst en aard, maar wat erger is: het oordeel dat er dus wat in die af komst en aard FOUT moet zijn. En dat wordt dan maar prompt aan de hand van het Hollandse maatstafje „gecorrigeerd"! We moeten voortdu rend waakzaam blijven. Maar nu een volkomen andere reactie. Aan een lezer vertelden wij van de blunder en wat zei de dame: „O ja? Staat het fout in het kerstnummer? Nee toch?" De krant werd opgehaald en inder daad stond daar Drogerijen met een rode B er doorheen. De lezer was stomverbaasd. „Dat ik dat niet gezien heb! Hieruit blijkt dat sommige woorden en begrippen zó muurvast in ons hoofd zitten, dat we niet eens meer zien dat ze fout geschreven zijn! En hoeveel fouten maken we niet dagelijks nog? Niet spreken van Avro of Vara of zo, maar van Nirom! Niet van „naar Indonesië gaan", maar van „teruggaan Overigens had Maison Bogerijen nog een leuke en exquise verrassing voor ons: wat stond er op een goede dag in de etalage? Een schaal met TONG- TONG-taartjes, de enige in heel Nederland en laat het ons zonder enige overdrijving erbij vertel len: van een enige smaak ook, wat je noemt,,Braga Sublime": een rol van mocca-crême met een jasje van chocola en de naam TONG-TONG erop, net als „boomstammetjes" maar dan dikker en veel lekkerder! Succes met deze uitvinding hoeft TONG-TONG de heer Knuivers niet eens meer toe te wensen! dat heeft hij nu al!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 8