WELASAN 4 TÏMPO DOELOE OMSTREEKS 1895 MAAN OVER PATEKOAN Een nieuwe en Indische) [ilm „Baby Doll"? Neen gewoon maar een kiekje van Petertje van Drimmelen lang geleden) haat noh njotten duim en toen bobo4.." Had de kleine baas ooit kunnen dromen, dat hij eens bedolven zou liggen onder zoveel dekens, met jaeger ondergoed en warme sokken en tóch nog tekou- ten"? Ook allemaal vroeger met de wijsvinger gegleden langs de krullen aan het hoofdeind? En eindeloos ge- keken naar de figuren in de klamboe Ah, de goeling, de koele lakens, de tjitjak achter de spiegellaat ons voor onze (kinds) kinderen wéér zo'n leven maken. Het kan! Licht glijdt de maan van de Chineezenstad Langs geïllumineerde wolkenboorden Als een versierde feestprauw bij Pe Tjoen Of als een lotus op het lichtfestoen Van de Si Kiang in het vergrijsde Noorden Totdat zij eensklaps strandt op 'n duivenplat En alle glorie van 't plechtstatig varen Haar jammerlijk ontvalt! Hoe bittre humor: Nu zit ze met een botte lach te staren Naar 't luchtkasteel, die monsterlijke tumor Aan d'eedle lijning van het drakendak, Dat patriarchaal huift over 't rommelig vak Waarin de Shin-she en de juwelier De vele kinders en verdiensten deelen (Of goud en bloed met Tjap Dje Kie verspelen) Met den doodkistenmaker en barbier. Nu is de drukke speeldoos weggesloten Achter de martiale rij van plank Na plank: een executie-peloton Dat in 't geheim, voor 't rijzen van de zon, De generaal heeft opgeknoopt, die dood en Grijnzend bungelt op de rechterflank: 't Uithangbord. De oud-gouden symbolen Glanzen bezonken in het scharlaken fond, Antiek en koud in hun verhevenheid Boven de schetterende reclamemolen Van den beschaafden tijd. Oud is de wond Ook van 't Verdriet dat door 't steegje schrijdt'. De blinde schooier die 't verzuurde vreten In een ontredderde doch vette vuilniskist Met kale ratten en een hond betwist; 't Moeë snikken van San Nio. vergeten, Sinds ze een uur of wat terug voor straf Buiten de zoete woonstee werd gesloten. Droef miniatuur van velen die, verstooten, Wachten totdat de Deur weer opengaat Een andre deur gaat open, meer veraf En vreemd. In de vaal-gele rechthoek staat, Zwart uitgebeitst, een dreigend silhouet Een tijd heel stil. Dan wordt 't hoofd genegen, De armen gaan mysterieus bewegen Hij wenkt me, die behekste marionet, Doch openbaart zich als een achtbaar man Die pleegt te bidden voor 't ter ruste gaan. Nu prevelt hij de laatste formulieren En blaast devoot de teere gloeiing van De teng're roode wierookstokjes aan, Voor ze het overschot der nacht, gevieren. Aan de vermolmde deurpost bang de wacht Van duivelbanner gaan betrekken. Zeurig En moe schuift toe de oude deur. Hoe zacht jes gichelt heimlijk op haar rug 't fleurig Spel van klimmende chrysanten, tot Aphorisme van Lao Tse verheven Als niet daaronder 't Westersch voortgestot- terd schrift de droom had uitgelegd in zeven Harde woorden: ..Rcstouran de Lux. Roemah Makan. Feng TjongA Ik ken 't front Van deze tent. waar nog geen uur tevoren Onder 't laag en zwartgerookt plafond (Waaraan de buit van hengelsnoer en buks Te lachen hangt) 't wonder werd geboren, Dat als pie-o of boeboer kakap zóó Van Poei Lik's vingers kwam gedropen! Maar 't feestmaal is voorbij, zoo denkt de blinde, Die moe achter het vuilnis kruipt om in de Doving van de slaap 't onzinnig hopen Te vergeten. Ook voor 't kind San Nio Kwam immers 't einde van de bittre boete In d'eerste scheemring van de slaap? O zoete Kozing van een traan en t diep erbarmen In die oneindig dierbre fluisterstem: ,,A moy Dan 't veilig nest van moederarmen! Boven de tinnen stijgt als requiem Een lied van Lie Tai Po: zijn eigen yaden Fluit zingt weer, ver boven Tijd en Spacie; Zoo is de maan in laatste incarnatie; Kwan Yin. Ons Lieve Vrouwke van Genaden. X. KOM TREH Willem: ,.Ach Tikoes, hoe kom je ooit vooruit! Waarom heb je toch nooit moeite gedaan om wat te leren!' Tikoes: ,,Ja Blèm, pajè dese. Als noh klein komtrèh komtrèh aaadja si, ikke!" ONLEESBAAR. De inzendingen van Boeng Julius behoren tot de beste in TONG-TONG. Zij bewijzen dat de plan ter (Boeng Julius was planter) op zijn kebon met zijn personeel leefde als mens onder mensen. En dat de zo lasterlijke opinie in Nederland dat de planter een beul en een slavendrijver was, on waar is. Wie kende als de planter zoveel „slaven kinderen", speelde met ze, leerde hun liedjes? Ja toch, nog een andere categorie en frappant ge noeg: óók een veroordeelde en gehoonde figuur: de Nederlandse soldaat. In de tangsi's werden tien tallen „gekke liedjes" gezongen. In de verste ben- tengs „roofnesten van Van Heutz" noemt de rode pers ze) leefden „vriend en vijand" broederlijk tezamen en werden de grondslagen gelegd van vriendschappen die zelfs nü nog niet dood zijn en hopelijk weer zullen herleven. In deze tijd hadden wij in Indië macadamwegen. In Pasoeroean werden deze stadswegen door ge vangenen onderhouden. Indien er een wegdeel gerepareerd moest worden, trok een stelletje ge vangenen met houten wegstampers er op uit onder leiding van een mandoer en bewaakt door een oppas. De mandoer had een bamboe tong tong bij zich en zodra de reparatie zo ver gevorderd was, dat het nieuwe grint kon worden ingestampt, gebeurde dit op maat van de tong tong. De paressans verscherpten het ritme, door er het rijmpje bij uit te roepen; Tong tong, tong tong brek Sikil pientjang koerang djedjek. Er schijnt in vroegere jaren een liedje te hebben bestaan dat begon met de woorden: De grote klok, Vooral zij die uit het oude Midden Java komen (al was het gebruik min of meer heel Indië door bekend) weten wat dit ..welasan" is; het gebruik om bij de aankoop van tien stuks een elfde cadeau te doen. Als je b.v. tien mangga's kocht, dan kreeg je er van de verkoper een elfde bij sebelas). Dit goede oude gebruik om uit de goedheid des harten méér te geven dan gevraagd wordt wordt ook in veel ruimere zin „welasan" genoemd. Het is een soort stille geste om ermee te zeggen: eigenlijk zijn wij méér dan koper en verkoper; wij zijn mensen onder elkaar die mekaar dienst en wederdienst bewijzen. Met deze schenking maak ik eigenlijk de koude, stijve, precieze koop on gedaan. Dit gebruik en deze geest leven in onze steeds groeiende TONG-TONG-kring warmer en krach tiger dan ooit te voren. Er zijn Honderden abon nees, die uit vrije wil aanzienlijk meer geven dan de „stomme prijs" per nummer bedraagt en van geen bedankje horen willen. Nee nee, ook geen naam in de krant, zelfs geen initialen. Toch wil de redactie op deze plaats al deze leden van de grote club „Welasan Tong-Tong" uit de grond des harten danken. Wij hebben nu zoveel meer armslag. We kunnen meer doen en we hopen dat onze „tangan dingin" gezegend mag zijn. Opdat de welasans een goede oogst mogen geven. de grote klok van Haarlem. In Pasoeroean hoorde men Javaanse jongetjes echter zingen: Kebo denkloh, kebo denkloh Pannarlem, pannarlem Mah ketik ketik ketik Mah ketik ketik ketik Kesandoeng krikil Kesandoeng krikil. In deze jaren stonden in Pasoeroean wachthuisjes op verscheidene punten in de stad. 's Avonds be trokken nachtwakers deze posten, waarvan een waker aan de straatkant stond met een langge- steelde houten gaffel in de hand. De gaffelarmen waren omwonden met de zwaargedoornde salak- bladnerven. Passeerde een inlander het wacht huisje, dan riep de waker: „Hoerda!", waarop het antwoord van de wandelaar volgde: „Pring". Bij informatie bleek dit aanroep en antwoordspel af komstig te zijn van: „Werda" met codeantwoord „Vriend". BOENG JULIUS. (Sikil pientjang mank been; koerang djedjek niet vast genoeg: kebo denkloh z= knielende kar bouw: kesandoeng krikil struikelen over grint.) OMAATJE „Betoel oedjan dateng kambing lari in Chollan rehen hij kom dóór, saté kambing teroes larie De opgehouden hand. Nog wat. Vroeger goed opgelet? En gezien dat als we klein geld terug moesten hebben van de verkoper, wij nooit onze hand behoefden op te houden? Hij stak ons het geld toe tussen duim en wijsvinger met opgehouden hand (en de linkerhand aan de rech- ter-elleboog), zodat wij het geld van de opgeheven vingertoppen konden wegnemen en zelfs in schijn niet het manuaal van de bedelende hand hoefden te maken. Hoe kies! Nog steeds maakt het op velen onzer een on prettige indruk om b.v. in de Haagse tram een Hollandse dame in bontjas en met „topi-klamboe" een kaartje te zien kopen met groot geld en dan deemoedig met het opgeheven handje de uitgetelde centen te zien ontvangen. Ja ja ja, hier is alles anders, niet slecht, niet verkeerd, maar toch Ook dez geste vinden wij bij al de milde schenkers van TONG-TONG terug. De giro-tjes wemelen van de aantekening: de rest hou maar..." Lezers, TONG-TONG is het kleinste en het gam- melste krantje van Holland en we werken hier letterlijk als koelies en toch, toch voelen wij ons in dit ouwerwetse groothartige, fijn-beschaafde gezelschap zo rijk en zo trots als een Radja!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 4