DRIEMAAL NIEUWJAAR PER JAAR agen wij dan een grote mensenmenigte In Indië, het Indië van vóór de tweede Wereld- Tegen het Chinese Nieuwjaar kwam een bediende oorlog vierden wij bij mij in de familie meer dan van de Majoor Chinees ons de groeten van de eens Nieuwjaar. familie brengen in de vorm van een keurig presen- Wij leefden daar in vrede en vriendschap temidden teerblaadje, afgedekt met een mooi geborduurd lin- van vele volkeren, die evenals wij Nederlanders, nen doekje en waarop enkele uitgezochte Chinese hun zeden en gewoonten medenamen uit het land lekkernijen. Mijn grootmoeder ontving deze be- van herkomst. In de loop der 300 jaren en ook diende beleefd in de bijgebouwen en informeerde reeds tijdens de Portugese en Engelse heerschappij, naar het welzijn van de familie. Z-ij proefde en vermengden zich de W-Europese en O-Aziatische prees de gebrachte snoeperijen en vroeg, wie deze volkeren onderling. Toen tijdens de Japanse be- had toebereid, waarna zij de bediende verzocht de zetting alle Indo-Europeanen moesten worden ge- bewuste dame haar complimenten over te brengen registreerd, bleek uit onze ,,Asal Oesoers" oftewel voor de kwaliteit van het aangebodene. Eerst hier- stainbomen, dat onze familie exemplaren uit vrijwel na bracht de bediende naar voren dat de familie alle Europese en Aziatische landen herbergden, het een grote eer zou vinden wanneer de jonge ingelast in de van origine Nederlandse stam. mevrouw (mijn pleegmoeder) en de nonnie (dat Mijn moeder is een Javaanse. Zo gebeurde het dan, was ik) haar het genoegen zouden willen doen het dat op Inlands Nieuwjaar (dus Mohammedaans), feest van de nieuwjaarsviering, nml. de Tjap mijn Javaanse familie in groot gala bij Oma op Gomeh, te hunnen huize mee te vieren, bezoek kwam. Mijn slanke mama in een fraai ge- Ik sprong altijd juichend de bijgebouwen door bij plooide sarong, een fleurige kabaja erboven met dit vooruitzicht, want natuurlijk namen wij het aan als sluiting een rijke gouden kabaja-speld. Diaman- en Tjap Gomeh was een gróót feest, ten oorknoppen in de oren en in de zware haar- Op de bewuste dag dan gingen wij in de loop van wrong twee gouden haarspelden. Aan de voeten de ochtend op ons paasbest naar ae woning van zwart fluwelen slofjes met gouddraad beweven. de Majoor Chinees. In de reeds vroeg donkere Mijn stiefvader, ook Javaan, droeg een mannelijke vertrekken (een langgerekte etagewoning zonder sarong, eveneens fraai geplooid en daaroverheen tuin die tussen de belendende percelen stond in een wit linnen jas-toetoep; op het hoofd een kunstig geklemd) van het ruime huis wemelde het van gevouwen doek, op de borst een gouden horloge- schitterend bejuweelde en in kleurige sarongs en ketting, een zegelring aan de vingers en aan de fraaie wit-geborduurde lange kabaja s geklede voeten bruinieren sandalen. De andere Javaanse Chinese dames en van weldoorvoede en in witte familieleden waren navenant gekleed. Ik keek er jas-toetoeps gehulde Chinese heren, enorme kris- altijd mijn ogen op uit want ik woonde niet bij mijn moeder en zo mooi zag ik haar zelden. Ik werd die dag dan ook grenzeloos verwend en vertroeteld en was 's avonds ziek van al het snoepen. De gasten namen namelijk hun eigen lekkernijen voor ons mee, zelfgemaakte specialiteiten natuurlijk. Ik was bijv. dol op een confituur van minuscule rinsige vruchtjes waar men in Indië heel vaak een soort van lugusterhaag om het erf van maakte, van de plant dan altijd. Iboe bracht daarvan altijd een fles vol speciaal voor mij mee, gevolg zie boven. Oma op haar beurt had gezorgd voor een even feestelijke als royale ontvangst. Vrienden en ken nissen kwamen binnenlopen om de nieuwjaarsgas- ten hun gelukwensen aan te bieden en te infor meren naar hun wel en wee. Men keurde en prees de meegebrachte lekkernijen en wisselde familie gebeurtenissen en wederwaardigheden uit, totdat men hartelijk wederom afscheid nam. Mijn vader was meestal ergens in Indië en Oma en een oudere zuster van mijn vader zorgden voor mijn opvoeding, ik moest in Batavia op school. Mijn pleegmoeder (mijn vaders zuster dus) gaf Nederlandse en Franse les aan de meisjes van de Majoor Chinees in Batavia. Deze woonde in een statig pand midden in Pasar Baroe (Batavia s Kalverstraat). De gevel bevatte een ruim balkon geschraagd door marmeren zuilen, waarvoor twee grote, op leeuwen lijkende monsters in marmer, de wacht hielden. We hebben dit verhaal van Ariane (ons aangeboden voor ons eigen Nieuwjaar) maar bewaard tot midden februari, als het ouder- wetse Chinese Nieuwjaar (lm Lek) gevierd wordt. Nu heeft deze onvergeeflijke dag voor ons ook nog plezierige copy. Ariane is wel wat in de war met{ Tjap Go Meh (het Feest van de Vijftiende Dag - na Nieuwjaar), maar het is ook al zó lang geleden en voer ons, jongelui was toch echt Tjap Go Meh het Chinese Nieuwjaar, met zijn fan tastische drakenoptochten en zijn kanonnades van vuurwerk! Eigenlijk vierden alle Europeanen in het oude Indië het Chinese en ..Inlandse" Nieuw jaar ook mee, al dan niet in familiekring. Elke jaarwisseling had zjn aparte vreugden en we deelden alles samen toen. Dat baboe en kokkie en djongos op hun eigen nieuw jaarsdag niet binnenkwamen, dat namen we toch ook wel (lang leve Sie A Poen om de hoek!). Ja toch? Ariane zit al zo lang in Holland, dat ze in dit artikel eigenlijk voorlichting geeft aan Hollanders die Indië nooit zagen. Een mooi stukje journalistiek. Dat mogen wij anderen ook wel vaker doen! tallen kroonluchters verlichtten het geheel en weer kaatsten in levensgrote wandspiegels, die, in brede gouden lijsten gevat, van ongeveer manshoogte af van 't plafond aan de muren hingen, de eindeloze rij van gedekte tafels die middenin het vertrek ston den. Hierop prijkten op smetteloos wit damast een fraaie kleurige mengeling van Chinees en Europees porselein, gevuld met de uitgezochtste lekkernijen uit de Chinese en Indische keuken. Het was een lopend buffet: men bediende er zich van naar behoefte en gedurende de gehele dag. Ik werd onmiddellijk opgenomen in de kring van het jonge grut, dat al stoeiend en snoepend door de vertrekken holde, af en toe verjaagd met een: „Ajoh tobat! Ini anak-anak! Ajoh, main disitoe!" Waarop wij bij de arm werden gevat en resoluut in een ander vertrek werden geduwd. Tegen het vallen van de duisternis, zo tegen 5.30 a 6 uur, hingen de oudste kinderen over het balkon en tuurden in de verte, in de richting van de brug die toegang gaf tot Pasar Baroe. In de verte zagen wij dan een grote mensenmenigte en een kleurige stoet die de optocht was en die zich begon op te stellen. We raakten er opgewonden van en vol verwachting wat we te zien zouden krijgen. Intussen had men op het balkon enige gonje zakken opgesteld boordevol met centen en gobangs (2J/;- centstukken). Op kleine tafeltjes lagen presenteer blaadjes met rijksdaalders, guldens, halve guldens, kwartjes en dubbeltjes, allemaal afzonderlijk bijeen. Op een bepaald ogenblik zette de stoet mensen zich in beweging. Een schel geschalmei van kope ren bekkens werd hoorbaar, vermengd met muziek van trompetten en violen en het vrolijk gemurmel van de menigte. Wij kinderen posteerden ons bij de gonje zakken die wijd open stonden en waaruit wij straks naar believen mochten strooien. Bij de tafeltjes met zilvergeld stonden de Majoor Chinees en enkele van zijn voornaamste gasten. Bij de eer ste vrolijke dansende mensenmenigte die langs kwam graaiden wij in de centen en gobangs en lieten deze op de voorbijgangers regenen, ons vermakend met het gewriemel onder ons. Dan kwamen de bekkens nader, luider en luider en de spanning steeg. En dan was het zover en danste voor onze ogen de enorme monsterkop van een Chinese draak, blikkerend en flikkerend en angst aanjagend en vurig, achter zich aan slepend het lange kronkelende groene lijf, omhoog, omlaag en in bochten zich wringend, minutenlang, begeleid door oorverdovend bekkengeschal. Dan vond de Majoor Chinees het genoeg, men strooide het loon uit en verder ging de stoet. Voorstellingen uit de mythologie of zo maar poëtische verbeeldingen. Uitgebeeld en uitgewerkt in bamboe en papier, zeer dun doorschijnend kleurig papier, feeëriek verlicht door kaarsjes, oliepitjes en flambouwen. De gehele optocht bestond uitsluitend uit voetvolk. Hoogstens had men van fietswielen lichte, makke lijk voor te bewegen karretjes gemaakt. De voor stellingen werden opgetrokken op bamboe plat- vorms die door vele dragers op de schouders werden getild en zo voortbewogen. De menselijke figuren die iets moesten voorstellen werden uit gebeeld door kinderen, die vaak op torenhoge zwiepende bamboestaken in de ruimte hemelse ge stalten moesten nabootsen. Aan alles was de grootste zorg besteed en zo onder de indruk was ik soms van de sprookjesachtige toneeltjes, dat ik vergat te strooien en dit strooien was het loon voor de moeizame minutieuze arbeid! De ouderen beschik ten over het grotere geld en al het naar het fraaie of kunstzinnige uiterlijk van het vertoonde strooide men rijksdaalders, guldens en zo meer over de hoofden der demonstranten en in de opgeheven petten der makers. Wij trachtten natuurlijk ook wel eens een graai te doen in zo n „duur" schaal tje, maar kregen dan onveranderlijk een draai om de oren. Of het werd ons eenvoudig uit de hand gegrist: „Djangan main-main!" was dan het strenge commentaar. Het merkwaardige was dat bij dit geldgestrooi nimmer vechtpartijen of onregelmatig heden voorkwamen, behalve dan bij de straatjeugd die om de centjes vocht; maar iedereen huldigde het principe dat de makers en dragers van de optocht recht hadden op het zilvergeld. En och, viel er een gulden voor de voeten dan raapte men het op, niemand betwistte het, wie 't eerste ving had het. Ja, het was een feest! Voldaan en moe trok men zich dan terug in huis en brak zo zoetjes aan op. Ik viel meestal al spoedig ergens in slaap, sliep nog in de dogcart naar huis en ontwaakte eerst thuis bij het uitkleden.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 6