KINDEREN VAN PA AT 8 (ill) Het spreekt vanzelf dat het leven in de „Stichting Oranje Nassau" van Pa van der Steur in Magelang niet aaneen hing van louter Dik Trom-avonturen. De werkelijkheid was soms bitter. Er was verdriet genoeg. Maar juist in „de stormen des levens" groeiden Pa en zijn kinderen dichter naar elkaar toe. Ja. Pa van der Steur was werkelijk de eerste pur sang Hollander, die het Indo- kind volledig begreep en dag-in-dag-uit DADEN stelde tegenover zoveel mooie WOORDEN van anderen. In de geest van deze Nederlandse Albert Schweit zer (waarom ligt Holland zo gemakkelijk op de knieën voor deze grote Zwitser, maar geeft nie mand om de even grote Nederlander Van der Steur?) zal TONG-TONG kunnen uitgroeien tot een Werk van eerste orde, als wij meer Daden opbrengen dan Woorden. Hier een verhaal dat de juiste verhouding van een vader tot zijn kinderen perfect illustreert; Het verdwenen Horloge. Ik zat op de Ambachtsschool te Magelang en lag toen in de zaal voor de Ambachtsjongens, om 't in onze taal uit te drukken: werkjongenszaal. De jongen, die 't horloge van Pa gestolen had lag in de werkjongenszaal, hij leerde bij de Geniewerk- plaatsen een ambacht. Ik wil volstaan met hem X te noemen. Zoals bij ons Steurtjes bekend droeg Pa in zijn bovenzak een oud vernikkeld ijzeren horloge. De ketting was ook van ijzer vernikkeld. Pa hield niet van die geurmakersartikelen.. Pa was zeer gehecht aan dat ding. 't Merk was Ros- kopf. Hoe wisten wij Steurtjes dat zo goed 't merk van Pa's horloge. Mijn horloge ligt elke avond voor ik naar bed ga altijd op 't dressoir, maar als ik aan een van mijn zoons vroeg, welk merk ik heb dan weten ze 't niet. Wat dat betreft betoonden wij meer belangstelling voor Pa's zakinventaris. De dagindeling van Pa was precies volgens schema uitgestippeld, om zo en zo laat naar 't residentie kantoor, om zo laat naar 't kleintjeshuis, enz. 't Horloge werd dus steeds geraadpleegd, ondanks de drukke werkzaamheden van Pa. Hij was een man van de tijd. Zondag na kerktijd placht Pa zijn zwarte kleren, die hij voor de kerk en andere gelegenheden, zoals begrafenis e.d. gebruikte, over de rugleuning van de rotanstoel te hangen om te luchten. Zoals bekend bevond zich achter 't kan toortje van Pa een rotanzitje op de veranda. Dan hingen de zwarte kleren van Pa meestal een paar dagen, ook 's nachts buiten over de rug leuning van een der stoelen. Daar liet Pa zijn horloge meestal nog inzitten en nam het dan pas maandagochtend er weer uit, want hij had het weer nodig op een werkdag. Zo gebeurde 't, dat Pa op een maandagochtend zijn horloge miste. De ketting bleef nog aan 't knoops gat. Pa had een vermoeden, dat die daad gepleegd was door één van de jongens uit de werkjongens zaal en dies maakte Pa de vermissing bekend op maandagavond bij 't Kleine Bode lezen. „Kinde ren", zei hij, „ik mis mijn horloge uit de zak van mijn zwarte jas, die buiten steeds over de stoel leuning hangt. Misschien heeft een van jullie het uit aardigheid er uit gehaald, om zo eens te bekijken, hoe zo'n horloge er uit ziet van binnen en vergeten weer terug te brengen. Mijn jas hangt nog steeds buiten. Mocht de jongen, die 't horloge heeft er spijt van hebben, dat hij die grap heeft uitgehaald, dan kan hij vannacht, wanneer allen slapen, het weer terug leggen." Volgende ochtend voelde Pa in de zak, om te kijken of 't uurwerk al terecht was, maar de zak was nog leeg. Weer maakte Pa bekend op dins dagavond, toen wij in de recreatiezaal waren om verhalen te lezen uit het Kerstboekje „Herinne ringen aan huis". „Mijn horloge is nog steeds niet terechtzei Pa. „De jas hangt nog steeds buiten." Wij aan 't gissen wie tot zo'n lage daad in staat was. Onze vermoedens dorsten wij niet te uiten tegen elkaar. Toen Pa woensdagmorgen merkte dat zijn horloge nog steeds zoek bleef maakte hij bekend op die avond, dat God de dader wel zou aanwijzen. Pa zei nog: „Als hij spijt heeft van zijn daad, dan kan hij stiekum bij mij op 't kan toor komen en zal alles vergeten en vergeven zijn. Dan zal niemand weten, wie mijn horloge uit mijn zak geheeld heeft." Maar ook die avond meldde de dader zich niet bij Pa op 't kantoor. Meestal ging Pa om 11 uur 's avonds slapen, maar Pa bleef die avond op en toen al de kinderen in diepe rust waren ging Pa door de rijen van de slaapzaal van de werkjon gens. Hij bleef plotseling bij een der bedden staan, daar plotseling de jongen die daar lag hardop ging dromen, 't Klonk door de stilte van de nacht: „Vergeef me Pa, dat ik uw horloge weggenomen heb. Ik heb geen rust meer, als u 't mij niet ver geeft." De volgende ochtend voor het ontbijt ging Pa door de werkjongenszaal langs de kribben om appèl te houden, zoals 't de gewoonte was. Voor de jongen, die die nacht hardop had ge droomd bleef Pa stil staan. Pa keek X recht in de ogen, deze dorst Pa niet aan te zien. „Kind, kom straks na 't eten bij Pa op kantoor." „Ja Pa." Zo heeft Pa 't Godsgericht laten vellen, om de dader aan te wijzen. Later bleek dat X 't horloge in 't pandhuis had beleend. Pa gaf hem 't geld, om 't uit te lossen en verder werd er niet over gesproken. Maar Pa moest 't toch wel bekend maken op de catechisatie die altijd plaats had op donderdagavond. „Pa's horloge is weer te recht", zei hij. Verder noemde Pa geen namen, maar we wisten wel wie 't was. Ik geloof, dat Pa die avond samen met X God heeft gedankt en vergiffenis voor die jongen heeft gevraagd. Zo was Pa nu eenmaal. DIKKIE. „MET DE FLES GROOTGEBRACHT." In '27 was ik bij mijn Oom en Tante gelogeerd, op een suikeronderneming in het Jocjase, de be- saran wel te verstaan, die, hoewel ze plaats bood aan wel minstens veertien gasten, die keer plaats te kort kwam, omdat Oom een reünie had van oude sobats, achttien in totaal. Alle kamers waren dan ook goed bezet en zelfs het „lab", de „don kere kamer", waar Oom zijn laatste hobby, het fotograferen, beoefende, werd tot logeervertrek in gericht. Daarvoor werd de tafel vol met flesjes, reageerbuisjes en retorten verhuisd naar de „beste kamer" van de logees. Op de plaats van de tafel kwam een veldbed-met-klamboe. En de gasten- w.c. zat dienovereenkomstig vol met allerhande flessen en flesjes. Ondanks de extra drukte, die al die mensen met zich meebracht, heerste er toch altijd een genoeg lijke stemming. Zo herinner ik me dat grappige voorval des morgens, toen we om de (uiteraard zeer lange) ontbijttafel geschaard waren een paar lege stoelen wees op het feit, dat nog niet alle gasten verschenen waren. Daar kwam de oude heer van Mook aan dat is de vader van „de" van Mook. De bejaarde man was erg beverig in Indië is dit verschijnsel bekend onder de naam „boejoeten". Het is een heel lastige kwaal, waarmee veelal oudjes behept zijn letterlijk alles laat je uit je handen vallen, elke beweging moet voorzichtig, zo niet omslachtig geschieden het is oer-vervelend voor degeen, die aan die kwaal lijdt. De oude Heer van Mook kwam nogal stilletjes aan tafel. Vraagt de gastheer direct joviaal: „Wat is er, Kaai? Waarom kijk je, of je je laatste oortje versnoept hebt?" Klinkt het antwoord benepen: „Ja, zie je Charley ik heb zonèt een van je reageerbuisjes gebroken." Oom Charley (tot hilariteit van alle aanwezigen): „Maar Kaai ik dacht toch, dat je het steeds met de fles gedaan had." T. ZO LANG GEWACHT Ik was leerlingverpleger in een zenuw-inrichting en de eerste dag dat ik de koffie rondbracht, riep in een hoek van de zaal opeens een stem ver heugd: „Eh djongos! Kopi-nja! Bagai mana! Saja soedah toenggoe begitoe lama!" Ik bediende hem het eerst, beleefd fluisterend: „Maaf toean, maaf!" GARÈNG. Een Indischman, Maus Gatsonides, won veertien maal de Monte Carlo Rallye. Grote afstanden schijnen voor mensen van Indië een speciale uitdaging te betekenen. Wie herinnert zich de re- cordritten niet per motorfiets van Batavia naar Soerabaja? Hier hebben we zon Meester van de Djatan Besar, de bekende auto-sabreurSchütt, die met Schuytema samen (over wie later hopelijk méér) in deze standaard Ford de fenomenale rit BataviaSoerabaja maakte in elf uren en 26 mi nuten (6 op 7 februari 1929), dus sneller dan de Eendaagse! Maar dat was ook de ouwe Ford, ja? Waar al die moppen op gemaakt zijn weetjewei van die ajam en van het raadsel van de chauffeur en het aanslaan van allerlei motoren!), maar man! Wat konden de ouwe planters ermee kelilingen! Toentertijd was zo'n rit nog een geweldige prestatie en mevrouw Schütt en mevrouw Schuytema zaten thuis met angst in het hart te duimen voor de goede afloop. En om maar te maken dat het niet zou regenen, zetten ze een „kodok bangkong" onder een omgekeerde emmer. Wie lacht daar? Het regende wérkelijk niet! En dat in februari!). Goeie tijd zeg! Goeie tijd weg. Indië weg. Maar wij zijn er nog. En TONG-TONG is er nog. Poekoel teroes en we maken wéér een goeie tijd!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 8