ONZE INDISCHE VOGELS GESPREK IN ZES TALEN TEGELIJK 9 Oftewel het „Pidgin van Ned.-Indië' OP DE HB.S. We hadden op onze school in elk lokaal „jalouzie- deuren" die naar buiten openden en glazen deuren, die naar binnen openden. Op een dag, toen één on zer minder geliefde leraren wat lang weg bleef, zetten we beide deuren half open en bonden ze boven aan elkaar vast. Onze leraar kwam haastig aan, bleef van de buitenste deuren af, maar duw de de hinderlijke binnendeuren open, daarbij met een klap de buitendeuren tegen zijn rug trekkend. Toen hij de buitendeur terugtrapte kreeg hij de binnendeur tegen zijn gezicht en toen hij die kwaad terug duwde, sloeg de buitendeur weer tegen zijn achterhoofd. Het ging van ,,bladak! - bréng! - bladak - bréng!! met zon geweld, dat de mop er ineens af was en we ontzet toekeken. Gelukkig realiseerde meneer zich gauw, dat hij van de deuren moest afblijven, keek er eerst een beetje verbluft naar en dan naar beneden en boven. Toen vroeg hij knarsetandend wie dat gedaan had. Ik was helemaal geen held of bijzonder eerlijk, maar ik stak meer van de schrik mijn vinger op, waarop de nogal „baroe" leraar me de gedenkwaardige woorden toebeet: „Weet je wat je bent? Een koerang atjar! Een koe rang atjar! Er uit! Naar de directeur!" En mis schien wegens het gebrek aan atjar was ik voor drie dagen „druit" zuur. V. M. Als de Nederlander de Indische vogelrijkdom zou moeten beoordelen naar onze liederschat, zou de Gordel van Smaragd uitsluitend bewoond moeten zijn door „Boeroeng kakatoewa's". Fred Belloni heeft nog liederen gewijd aan onze tekoekoer en onze koetjita maar wie van onze lezers kan er méér van vertellen? Hier vertelt Nap alvast van een paar merkwaardige Indische vogels: De Kapodang. Wie uwer kent deze knal-gele gevederde vogel met zwart getekende vleugels niet. Zodra hij in de morgen-uren zijn roep doet horen, bootst de kampongjeugd hem na met een zangerige „Kepodang, Kepodang anamoe séwoe!" („Kepo- dang, Kepodang, moge je kinderzegen groot zijn. Letterlijk: Dat je wel 1000 jongen moogt voort brengen. Hiermee de vogelroep bijna voor 100 bena derend. Deze vogel dankt zijn bekendheid ook aan wat Waarde Tjalie, Bijgaand kort episteltje is eigenlijk niet bedoeld voor de grote massa, slechts insiders zoals jij en misschien nog een handjevol Indo's die Oost-Java kennen, kunnen dit begrijpen en ervan genieten. De totok vooral, zal hier niets van begrijpen, die gaat zulke eethuizen voorbij. Eethuizen en andere gelegenheden waar deze „taalkunstenaars" bijeen komen en dus te vinden zijn. Ik bedoel hier, ja (jij raadt het al) onze broeders de Indo-Chinezen. Heb jij je er nooit over verbaasd hoe of deze kerels drie-vier of desnoods meer talen gebruiken in een gewoon „onder ons" gesprek. Ik heb er altijd van genoten als ik die kerels zo hoorde, je weet wel welke categorie ik bedoel, niet? Golongan sopir-opelet, makelaars en toe- kang tjatoet. De gesprekken van die kerels zijn vaak even pikant en gekruid als tjap-tjay. Niet alleen jij bent een lekkerbek, ik weet op Java en Madoera ook goede eethuizen hoor! (Lekker ste goelai kambing b.v. ooit gegeten bij de sta tionsrestauratie van Blega? d.i. een plaatsje ten oosten van Kamal op Madoera gelegen). Maar apropos. Ik zal hier zo'n gesprek trachten weer te geven. Twee sobats hebben een afspraak met elkaar ge maakt, elkaar om 7 uur 's avonds te ontmoeten in 't eethuis Gwan-Ling bij de taxistandplaats te Probolinggo. Vang ik daar dit gesprek op: Ong: Wah eindelijk. Slamat malem ngkö Liem, how do you do! Waras? Liem: Maaf, Maal! Owé ada te laat sedikit, kerna baroe dateng dari Soerabia si! Ong: Njare apa ka esak, old boy? Liem: Mijn oom ngönkón akoe ndêlok buiten boord-motor voor zijn zwager. Ong: Pas dórêma. Nemoe barang-e? Liem; Nemoe. Tapi Londö-ne èing ndoewe agak bo tjing lie! Mösök, barang wis tweedehands gih barang-nga. Ong: Mintak pirö nde-ih? Liem: Vragen-ih nde-ih san tjing go peh (3500. Pas owe mabêr liïn tjing go peh (2500. Ong: Pas kaja apa? di tjoel? Liem: Di tjoel ópó. Nde-ih pas perdom-perdoman koh! Ong: Ha eindelijk. Goeden avond broeder Liem, hoe gaat het met jou? Gezond? Liem: Ik bied je mijn verontschuldigingen aan. Ik ben wat te laat omdat ik net van Soerabaja ben gekomen. Ong: Wat had je daar te zoeken, ouwe jongen? Liem: Mijn oom droeg mij op een buitenboord motor voor zijn zwager te zoeken. Ong: En? Ben je daarin geslaagd? Liem: Ja, wel geslaagd! Maar die hollander van wie die buitenboordmotor is, is een idioot. Voor die tweehandsrommel vroeg hij zo'n hoge prijs. Ong: Wat vroeg hij ervoor? Liem: Hij vroeg er 3500.— roepiah voor en heb ik er een bod op gedaan van 2500.roepiah. Ong: En? Liet hij het voor die prijs? Liem: Dat dacht je maar! Hij begon te g.v.d.en. Welke Indischgast spoort hier op de zes talen? Hollands, Javaans, Maleis, Chinees, Engels, Ma- doerees P.S. Ik noem hier dat eethuis Gwan Ling bij Pro bolinggo. Moet je zijn nasi rawon, nasi ikan, of nasi tjampoer proberen Tjaal! Wadjenoem de lekkerste van heel de Parijs, apa lagi met ijs-stroop soesoe. Er naast ister saté kam bing en goelai van Oemar. Wah soedah ik hou maar op, als ik er aan denk ik moet ngiler (soen- danees Ngatjai). KLEINE TOK. anders. Het volksgeloof zegt dat de vrouw in blijde verwachting, die het vlees van de Kepodang nut tigt niet alleen aan vele, maar ook aan mooie kinderen (licht van huidskleur) het leven zal schenken! Boeroeng „Serak". Deze nachtvogel brengt niets dan onheil, indien hij bij het overvliegen van de dessa zijn schor ge luid doet horen. Persoonlijk heb ik de „Serak" nooit gezien, wel vaak gehoord. Als kind kreeg ik kippevel, als baboe Soeki me waarschuwde: „Djénger njo, boe roeng Serak. Ah, sapa jang dapet, tjilaka lagi?" Waaruit die tjilaka bestaat heeft ze me nooit ver teld, maar het draaide hierop neer, dat die uitliep op de dood van het slachtoffer. „Koeliek-T oehoe." Als dit geroep in de nachtelijke uren weerklinkt, fluisteren de bedienden in de bijgebouwen elkander voorspellingen toe. Een zware brand, diefstal met inbraak, moord en doodslag, epidemieën en meer van die griezelverhalen. Op latere leeftijd voer een rilling mij door het lichaam, bij het horen van deze roep, die door een „Hij" en een „Zij" wordt voortgebracht. De meningen lopen uiteen, wie het „Koelik-koelik en wie het „Toehoe" doet galmen, ïn de regel hoort men eerst het eerste, kort daarop beantwoord door het tweede, dat van vrij grote afstand komt. Ik vermoed, dat het „Wijfje" het „koelik-koelik uitroept, waarna „Hij" antwoordt en in de richting van de eerste roep toevliegt. Maar ook „Zij" ver plaatst zich, wat duidelijk merkbaar is aan het steeds wegstervend geluid. Als „hij" en „zij" elkaar hebben gevonden, treedt een huiveringwekkende stilte in. De in diepe duis ternis gehulde dessa, die uitgestorven lijkt, maakt de stilte dan nog angstwekkender. Brrrr, je haren rijzen te berge! NAP. Wah, Koh! Owé poer adoek iki! dokdokken als verstaan tjain- T. R. Ah de nachten na drieën op Pasar Pagi en Patekoan de nauwe steegjes met een verloren antieke lantaarnpaal en een treu rig lichtje het late ko[[iehuisje met kopi dingin, bak pao en sio bak de eerste stalletjes met tales reboes en kopi panas de sloom slenterende boewaja's en de uitkijk om de hoek. En dan opeens het dobbelnest met de plotseling geladen atmosfeer, de sigarettenrook, de onderdrukt ra zende gasdruklamp, het hese ge fluister van bankpapier en kaar ten, het pulseren van enorme spanningen achter poker-gezich- ten, de ademloze stilten en ver stening van afwachting en dan de explosies van snel gespeelde troeven en debonair over en weer geschoven stapels geld, de ge dempte kreten van verbazing en bewonderingBetawie, in één dag herberg je duizend eeuwen van een hele mensheid Vaar wel! of Tot ziens? (Foto Frans Bodmer)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 9