DE LAATSTE DAG
VILLA ISOLA
onversaagdheid.
Ook in de hoogste gelede
ren was leeden
Gezien door een Militie-M.Psergeant)
Zondagmorgen, 8 maart 1942!
Twee patrouilles van het nieuwste onderdeel van
het KNIL, de Militaire Politie, waren in alle
vroegte uit de kazerne „Kartini-school in Ban
doeng naar villa „Isola aan de weg naar Lem-
bang gereden.
Men had ze daar dringend nodig!
Waarom?, wist niemand precies te vertellen.
Sinds de wapenstilstand, de vorige avond half ze
ven, gonsden de geruchten door de mooie berg-
stad! Wild en paniekverwekkend! De volgende dag
was het al niet beter. Zenuwachtig en onzeker
wachtte men de komende gebeurtenissen af.
Na de operette-strijd van een week had men be
sloten het vuren te staken: de Jappen hadden alle
sleutelposities ten Noorden van het laatste bol
werk der KNIL-troepen, de „open-stad Bandoeng,
bezet.
Alleen een enkele echte vècht-generaal streed er
gens nog door.
Zelfs de indertijd op last van Berenschot aange
legde Tjiaterstelling, waarmee men een „eventuele
vijand" de doorgang naar de bergstad moest be
letten bleef praktisch onverdedigd. Achteraf dus
een overbodige defensie-uitgave. Men achtte het
strategisch n.I. beter verantwoord alvast op de
„open stad" terug te vallen.
Dit feit ontlokte naderhand aan een Japanse kamp
commandant in Tjimahi (tijdens een „gaskamer
toespraak") de volgende woorden:
„If your wives fought in Tjiatèr, we would surely
have captured your army, but in any way not in
several days like we did now. No, may be much
longer: in several weeks or even in several months!
Aanleiding hiertoe was de hardnekkige en zelfs
koppige vasthoudendheid waarmee onze vrouwen
de interneringskampen of corvée-groepen trachtten
te benaderen. Ondanks de aanwezigheid van „Ku-
raaa!"-krijsende en met geweerkolven rammende
Japse wachten of geleiders.
Op die bewuste morgen dan verkeerde iedereen in
de vestingachtige villa van wijlen de grote „Aneta -
man in een zenuwachtige stemming: van de hoog-
ste-in-rang aanwezig officier, de kolonel-tolk Ger-
harz, tot de laagste dienstplichtige M.P.-sergeant.
De laatste was, met zijn wapenbroeders tevens
ranggenoten, oorspronkelijk voorbestemd om „voor
eerste opkomst" zich te Soerabaja (Goebeng) te
melden. Daar zij allen echter om diverse redenen
uitstel van die „eerste opkomst" kregen, misten zij
èn tengevolge van de ondergang van de vloot
onder Karei Doorman, èn door de al te abrupte
capitulatie „de boot om zich als blarine-dienst-
plichtige nog enigszins nuttig te kunnen maken.
Dus waren ze beslist geschikt om in de rang van
Sergeant II ingelijfd te worden bij het gloednieuwe
onderdeel der M.P.
Het rumoer der geruchten op „Isola was intussen
in zoverre verstomd, dat men (in de lagere regio
nen althans) wel zoveel begrepen had, dat er „grote
dingen" gingen gebeuren.
Er werden namen genoemd van de allerhoogsten
in het land. Door de grote exodus in de voor
gaande weken uit alle delen van de archipel naar
de „open stad", was hun aantal al niet meer te
tellen.
In ieder geval, er werd over een ,,Isola"-conferen-
tie gefluisterd. En hiërarchisch werd dus op die
eerste wapenstilstandsdag de naam genoemd van
de in Soebang vertoevende Japanse divisie-com
mandant, generaal Ichü. Vervolgens die van zijn
chef-staf en andere delegatie-leden.
Tenslotte kwamen dan toch de onzen eveneens
in de mond. Waarschijnlijk is onder hen ook nog
de enige grote: de G.G. Tjarda van Starkenborgh
Stachouwer. Voorts, als een somber decorum voor
de tragie-comedie, op een werkelijk stralende dag
■op te voeren tussen Bandoeng en Lembang: de le
gercommandant Ter Poorten, de staf-chef Bakkers
en hun adjudanten.
Ondanks de onmiddellijke bevordering tot tweede
klasse onderofficier waren de M.P.-ers op de villa,
na een week „werkelijke dienst" niet in staat de
eenvoudigste eerbewijzen volgens voorschrift te
■geven aan een zo hoog gevarieerd gezelschap.
Daarom besteedde men de tijd tot 10 uur (aan-
vangstijdstip der conferentie) aan de dril der on
geoefende sergeanten: „Gééft... acht!... Rrrèchts
rrrichtenl... StaatOp de plaaats... rust!"
De twee patrouilles, tien man sterk, liepen onder
commando van een even zenuwachtige als on
wennige reserve-officier de oprijlaan van „Isola
af. Het bevel was correct: afmarcheren; de scherts
achtige uitvoering ervan daarentegen niet bepaald
„militairement!"
Evenzo werd het commando: „Rrrèchts uit de
flank!", gegeven bij de poort, slechts taalkundig
goed begrepen. Dies zwaaide de tienman's ere
wacht, „uit de pas", de Lembangweg op, in de
richting Bandoeng.
Tweehonderd meter lager hielden zij halt en wacht
ten daar „op de plaats rust" op de werkelijke af
wikkeling der duizend-en-één geruchten.
Er was een prachtig uitzicht vanaf dat punt in
beide richtingen van de zo vertrouwde weg tussen
de bergstad en de Tangkoebanprahoe.
De enkele Bandoengse „lijfgardist" had onder in
vloed van het onzekere van de toestand heimwee:
hij dacht aan een gelukkiger tijd, waarin het leven
zich vredig en gezapig aan hem openbaarde. Als
in een kaleidoscoop flitsten de herinneringen aan
dierbare peronen en plekjes in zijn stad in zijn
geest op! Voor hèm zoete restanten van een zo
recent blij-verleden! Een vage stip in de verte op
de hellingtop schokte de toch al zo gespannen ze
nuwen.
Weg waren opeens de weemoedige mijmeringen.
De Jappen waren in aantocht.
Nieuwsgierig liep men, zijn taak vergetend, alvast
weer de weg terug. Men had nooit eerder een Ja
panse krijger gezien!
Men wilde zich overtuigen, of deze beantwoordde
aan het prototype uit de eigen vooroorlogse pro
paganda; „Krombenig, scheel door dikke brillegla-
ONZE GEVALLENEN.
In dit nummer speciaal zullen waarschijnlijk ook
namen genoemd worden van familieleden of goede
kameraden, die omgekomen zijn. Men moet zich
niet pijnlijk geschokt voelen, maar beseffen dat
deze mensen deel uitmaken van onze historie. En
onze historie is niet alleen een historie van gelu
maar ook van verdriet en ongeluk. Zij die stierven,
stierven ook voor ons en ons nageslacht. Vergeet
ze niet. Eert ze en! leer uit hun leven de les dal
ook wij eens tot de historie zullen behoren en dat
daarom in het leven van nu méér opgebracht moet
worden. Elk mens die DURFT TE LEVEN,
LEEFT TOT VER VOORBIJ ZIJN DOOD!
zen heen glurend, vliegend in blikken Navy-zero s!
Plotseling klonk van de andere kant het zachte
geronk, ook van naderende auto s. Op een holletje
rende men nerveus terug. Men moest n.I. een „ere
wacht" vormen voor de eigen autoriteiten. Zo ging
het gerucht tenminste!
Zonder dat men het zich op dat moment bewust
was, begon het slotbedrijf van drie eeuwen Neder
landse geschiedenis in de tropen.
Eén der figuranten voor het eerste tafereel kwam
op: de kolonel Gerharz stapte gehaast de weg af.
Met somber en bleek-vertrokken gelaat, waarop
de sporen van een doorwaakte, roezige nacht.
Bij het groepje van de „erewacht" gekomen, ver
telde hij aan zijn subalterne collega, dat er met
drie wagens een Nipponse delegatie was gearri
veerd, onder leiding van een Kolonel. Zij waren
nu in „Isola" de komst van de Nederlandse land
voogd en legercommandant afwachtend.
Er kwam meer tekening in het spel: de hoofdper
sonen zouden elk ogenblik kunnen optreden.
De Japanse eisen schenen niet mals: uiterlijk 9
maart om 1 uur 's middags zou de onvoorwaar
delijke capitulatie moeten zijn geaccepteerd. An
ders zou Bandoeng „plat"-gebombardeerd worden!
Intussen draaide in een lager gelegen deel van de
weg een grote luxe auto de bocht om: op het num
merbord stond F-l.
In plaats van de landvoogdelijke standaard wap
perde voorop een witte vlag. Teken van overgave
in eerste instantie.
Een tweede en derde wagen volgden. Daarin zaten
respectievelijk de legercommandant, zijn chef-staf
en diens adjudanten.
De auto's stopten bij de erewacht, die bereids
„stram-in-de-houding stond opgesteld.
De Gouverneur-generaal, gekleed in grijs colbert-
costuum, stapte uit zijn wagen. Kort daarop voeg
den zich de opper-officieren bij hem.
Even waardig en stijlvol als altijd hoorde de laat
ste Nederlandse onderkoning het korte verslag van
Gerharz aan.
Slechts z'n ernstige ogen en een samenpersen der
lippen verrieden een weinig van wat er op dat
moment in hem omging.
Zijn kalme en rustige houding onder trieste en
dramatische ogenblikken tekenden hem als de waar
dige regent: daar stond de vastberaden bestuurder,
die wist wat hij wilde.
Na een kort overleg met de legercommandant deelde
hij vervolgens aan Gerharz mede, dat hij geens
zins van plan was zich gewoon te onderwerpen
aan de bevelen van de Japanse kolonel in „Isola'
Dit betekende dus, dat hij de vijandelijke delegatie
niet anders beschouwde dan als een vrij-geleide
Zo ging ook Indies eerste bur
ger. Z. Exc. Jhr. Mr. A. W. L.
Tjarda van Starkenborgh Stach
ouwer, op een druilerige regen
dag achter de kawat. Maar toen
al gingen van mond tot mond de
berichten, hoe deze kleine versla
gen Landvoogd het onbarmhar
tige tafereel van de capitulatie
volkomen had overheerst met zijn
onverschrokken houding, zijn
hoofs gedrag, zijn waardig op
treden. Dat gaf de andere bur
gers moed! Z.Exc. wordt hier gevolgd door de Legercommandant H. ter Poorten. Hoe verschrik
kelijk is het lot van de officier, die het hoogste bevel van een leger te aanvaarden heeft op een tijd
stip dat een overmachtige vijand aan de poorten staat, zelf beschikkend over een klein en onderbe-
Tapend gehouden legertje dat ten ondergang gedoemd is. En dan na luttele l^bfnteeTZn
capituleren. Wie alles begrijpen kan, kan alleen nog maar trots zijn, behoor
volkje dat groot leefde in een groot land en groot kon ondergaan.