„Toean Allah tida loepa, njo tt Bij de lage kosten van het abonnement en het dure drukken en het dure bestaan in Holland kan TONG-TONG eigenlijk niet bestaan. Wij liggen voortdurend zo krom als een kakap. Zoals U weet wordt de kakap (om het te gauw „brk" worden te voorkomen) ge-„bengkoeng", kromgebonden met een tali. Het krom liggen maakt dat TONG-TONG nog lang goed blijft. Gek ja, van die kakap? Uit gevonden door arme domme vissers, maar welke knappe geleerde vindt er een verklaring voor? Technisch kunnen we eigenlijk niet bestaan: de inkomsten zijn kleiner dan de uitgaven. We leven in dit beginstadium werkelijk van de vrijwillige bij dragen van velen. Het is technisch erg makkelijk om de abonnementsprijs te verdubbelen. Een paar honderd abonnées vallen af omdat ze het niet be talen kunnen. Van de rest leven we eindelijk royaal. Maar we zijn er meteen onze arme zusjes en broertjes, onze van AOW levende oma'tjes en opa'tjes mee kwijt. Dat is niet goed. We kunnen ook een verdeelsysteem maken: men sen mét geld protegeren arme lezers en zo krijgen we tóch dubbel geld binnen. Maar dit is weer systeem en TONG-TONG drijft op waarachti ge menselijkheid. Nee, het kan niet. Liever gaat TONG-TONG ten onder dan dat het blijft leven bij een nuchter zakelijk betalingssysteem. Het is on-Indisch op zijn minst. Zoals het nu gaat, gaat het ook. Wij krijgen heel vaak giro'tjes met ,,De rest hou maar!" Of er wordt gebeld. We doen open. Er staat een dame. ,,Hier, voor TONG TONG. Poekoel teroes. Daag!" We blijven ver bouwereerd staan met twee verfrommelde briefjes van een riks in de handen en de dame is de hoek om vóór we zelfs „dankjewel" kunnen dénken. Weet U, lezers, toen ik daar verbluft in de deur stond met dat geld in m'n handen, zag ik me op eens als een oud Inlands vrouwtje. Niet te gauw lachen. Ik zal het U vertellen. Ik was dertienl jaar toen en had van Oom Chris (directeur van het Indisch Verzendhuis) zo maar ineens een handvol klein geld gekregen, Mag niet van Ma, maar wat wil je! De vleze is zwak, vooral van klein vlees. Ik gauw af. Postweg Noord af, over de loopbrug voor het postkantoor naar U weet wel: de „depot ès" aan de andere kant van de Schouwburg. Het Dorado (en slagveld) van alle jongelui van PHS, KWS, Ambachtsschool. Mijn hand speelde in de broekzak met de munt stukken: een kwartje, twee dubbeltjes, twee bolon- gans, een gobang en veel losse centen. U kent dat gevoel wel: „Geef mij een miljoen en ta' gasak de hele wereld!" Mijn gedachten creëerden: 1 glas seterop pernili kolang-kaling a 1 gob, 1 tjoes 6 ct„ 1 portie ketoprak-toepat (tambah rawit- nja) a 5 ct. Om mee te starten Ik passeerde op de stoep van de brug een oud vrouwtje, dat daar in de hete middagzon zat te rusten. Ik liep haar voorbij, maar was om onver klaarbare redenen door iets getroffen. Ik aarzelde. Het was toch geen bedelares. Geen mah-njai wor den. Doorlopen. Ze had iets eindeloos verlatens en „waar-moet-ik-naar-toe's". Opeens draaide ik me impulsief om, ging naar haar toe en gaf haar het kwartje. Vrezend haar te offenderen (ze had toch ook wel iets van mijn eigen Tjang) zei ik: „Boleh toeloeng?" Ze keek me aan als in een droom met haar oude mica-ogen, het kwartje automatisch aannemend. Toen zei Ze „Toean Allah tida loepa, njo." Ik was erg verward en liep gauw door. Wat had God ermee te maken? Ik kende mezelf trouwens veel te goed. Als God wérkelijk niet vergat, dan zou er nog wat voor me brommen! En toch deed het me goed. Toen ik later in de depot-ès zat te schransen, dacht ik er met plezier aan hoe ergens bij een toekang gado-gado of petjel dat vrouwtje ook zat te „taró" wat je noemt, denkend aan mij. En ik dacht aan Oom Chris, die van dat alles niets wist en misschien wel veronderstelde dat alles braaf in de spaarpot was gegaan. Roekeloos be stelde ik nóg een ketoprak En nu, na een heel dikke kwart eeuw, kijk eens aan: „Toean Allah tida loepaIn TONG TONG bestaat de enige krant in Holland die er niet naar streeft een profitabel zaakje te zijn, maar dat op een kwartje menselijkheid bouwt. Ik ben gewoonweg razend trots op deze krant. U ook? Maak 'm groter dan er zijn nog veel In- dischgasten in Nederland met een beurs die af en toe „lekker botjor" kan zijn, zodat ze maken kun nen dat elders in Nederland allene mensjes twee maal in de maand aanspraak hebben en hulp. Een vergeten broertje in Pasadena of Bahia een groet krijgt: „Hou je taai, sobat. Alles sal reg kom!" „Djalan baik, sobats uit de Oost!" T1AL1E ROBINSON P.S. Ook twijfel ik er niet aan of het zal wel in orde komen met ons Land van Herkomst. Er is veel verkeerds gedaan, maar toch ook heel veel goeds. En God vergeet immers niet? En bouw naar de 7000 abonnées toe. Dan liggen we niet meer krom! Deze schattige verkoopster van ,,roti ponggé" heeft geen haar op de tanden, maar bekauwt een „soesoer", d.i. een pruim ter grootte van een half pakje warning (soms geïllustreerd met gambir en betelnoot), maar de tabak is van een aanzienlijk zwaardere soort. Bevolkingstabak die ,,bako énak" wordt genoemd. Slechts éénmaal in mijn leven heb ik hiervan een trekje gerookt ,,en toen al" Ik was toen tien jaar oud en was bezig in de mid daguren met Raïs een „soangan" te maken („brom- vlieger"). Mij mannelijk voelend door wijze ge sprekken, verzocht ik Raïs mij een sigaret te pre senteren (al was het maar een klobot), maar de nobele Raïs weigerde medeplichtigheid. Aangezien de Van Nelle bij Pa in de slaapkamer was, moest ik een strootje pijpen bij baboe Inem. Een rolletje nipahblad werd deskundig met een pennemesje ge polijst, op de dij gerold en voorzien van een paar flintertjes pruimtabak van onze oude dienstmaagd. Daarna naar de keuken voor een vuurtje uit de anglo. Ik nam een flinke sedot en meende vervol gens op mijn hoofd te staan als een yogi. Zoals de dichter Marsman ook al zei: mijn vuren lach dron k uit ontzaglijke schalen van lucht en aarde, de opalen dag." Met een opaal gezicht kwam ik bij Raïs terug. „Enak, njo?" „Boesèt!" Nog weken lang heb ik gepeinsd over het uiterst zwakke ge zegde „Het is geen man, die niet roken kan", want „Een vrouw die dat pruimen kan", dat is pas een man! (Foto Postma). T. R. Zeggen is nog wat anders dan doen (spreekwoord bij alle volken). Gij moet voor uw naaste leven, als gij voor uzelf wilt leven. Seneca. Een adelaar vangt geen vliegen (Wees nooit klein zielig) Erasmus. OPRICHTINGSVERGADERING Indische Kunstkring TONG-TONG. Op woensdag 6 mei a.s. zal de oprichtingsvergade ring van de Indische Kunstkring Tong-Tong plaats hebben in één van de aardigste zaaltjes van het Gebouw v. d. Meulen, Laan van Meerdervoort 50 B, Den Haag, dichtbij de Anna Paulownastraat. Aanvang 8 uur. Toegang vanaf 7 uur. Tal van schrijvers, kunstenaars en andere promi nenten op wetenschappelijk terrein zullen present zijn, maar het zal de grote animo van de „mee doeners" zijn, die het succes van deze oprichting moet garanderen. Helaas ontvingen wij maar een dertigtal inschrijvingsformulieren, zodat wij een betrekkelijk kleine zaal moesten afhuren. Maar mis- schen komen er meer! Ajo, mensen uit Indië, doe mee! Ook van buiten Den Haag. Schrijf in als begunstiger op zijn minst. In Holland staat een huislaat onder die mil- lioenen huizen één Indisch huis zijn! HOE WORDT UW TONG-TONG GEMAAKT? Aangezien het maken van dit blad TONG-TONG een zaak is van U (lezer) en ons (Redactie), en niet van een „Tijdschriftenfabriek" met een massa kapitaal achter zich (en waar U verder niets mee te maken hebt), is het goed dat ook U weet hoe zo'n blad gemaakt wordt. 1. Alle door lezers ingezonden copy wordt be waard in mappen, soort bij soort. Hieruit wordt on geveer 12 dagen voordat een blad verschijnt een keus gemaakt. Zoveel mogelijk worden bijbehoren de foto's gezocht De Redactie schrijft enkele stuk jes van actuele aard of verband houdend met de correspondentie. 2. Dit alles wordt netjes uitgetikt naar de zetterij gebracht. Die zet alle copy, d.w.z.: die maakt van al die copy loden stempels, die straks netjes wor den „opgemaakt" in de vorm van het blad. Ondertussen gaan de foto's naar de cliché-fabriek. Daar worden clichés gemaakt in de gewenste grootte. 3. Dan gaat alles („letterzetsel" en cliché's) naar de drukkerij, wordt in elkaar gezet en gaat op de pers. Zoveel duizend worden er dan gedrukt op grote vellen papier, en dat alles samen gaat naar de binderij, waar de hele partij gesneden en gevouwen wordt. 4. Van daar gaat alles terug naar ons kantoor, waar een charmant legertje vrijwillige helpsters klaar staat om om elk krantje een, adresbandje te plakken, waarna alles gesorteerd wordt op post- district Dan gaat de zending naar het postkantoor. Volgende dag bij U thuis. Er is dus altijd een heel gerij van kantoor naar zetterij en clichéfabriek en drukkerij en binderij en kantoor (wij kiezen de goedkopste methode een bedrijf waar alles onder één dak is, is helaas veel duurder) Van het „zetsel" (dus de loden letterstempeltjes zie pt. 2) worden altijd voorlopige proeven ge trokken die door de redactie worden nagekeken. Het verbeterd werk gaat terug naar de zetterij, fou ten worden in lood gecorrigeerd, weer terug naar kantoor. Vaak wéér fouten, wéér terug naar zet terij, enz. enz. Als er dan mankementen zijn (geen stroom dus zetmachines en persen lopen niet), dan wordt het een „senuwe-oorlog". En dat alles voor een kwartje! Maar omdat we met dit „Kwartje de Wereld Rond" gaan, gaan we door. Poekoel teroes! DENK AAN ANDEREN. TONG-TONG heeft „goede" en „slechte" num mers. Maar realiseert U zich wel dat het num mer dat U goed vindt, door een ander slecht ge vonden kan worden? En omgekeerd? Als U fen stukje zwak of slecht vindt, een mop saai, be denk dan dat er véél andere lezers uit Indië zijn, die dat juist succes-stukjes vinden. LEER UW GROEP KENNEN! Maar hoe groter onze lezerskring wordt, hoe meer pagina's wij kunnen geven, dus hoe méér sprei ding van copy. Als wij 32 pagina's hebben, vindt élke lezer in élk nummer een massa, dat hem al tijd goed bevalt. Dan slaan wij Uw lijfblad on geacht of het De Groene, Telegraaf of De Lach is want daarin leest U ook ettelijke kolommen helemaal nooit!met stukken! Werf abonnées. Het is in Uw eigen belang

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 2