OPA SAMSON
VERTELT
GOENA GO EN A
5
DE GYMNASIASTEN-TRAM
De 5-jarige H.B.S. te Batavia op Salemba, de
Koning Willem III school, heette tevoren het Gym
nasium Willem III. De leerlingen van die school
werden gymnasiasten genoemd.
Er waren slechts twee middelbare scholen. Het
Gym. en de B.A.S. (Bataviasche Ambachtsschool)
deze laatste was voor het technisch onderwijs.
Muio's waren niet bekend. Het Gym. had een pet
met gouden ster en gouden band achter de storm
band. De B.A.S. het wapen van Batavia (zwaard
en krans) en zilveren koord.
Als nieuweling mocht de stormband niet naar
boven, moest je je pet afnemen (doppen) voor een
ouweling en werd je ook flink gedonderd. Eerst
na 1 jaar, na ontgroening was je ouweling.
Een meisje had een baret met gouden ster en
gouden band aan de voorkant. Voor een meisje
moest altijd worden gedopt ook door de ouwelingen.
De gymnasiasten waren bij de meisjes buiten ineer
regu dan de B.A.S.-ers. Als een gymnasiast een
meisje vroeg om mee te lopen, mocht zij niet wei
geren. Dat was een erecode. Ook had een gymna
siast als hij zijn pet op had toegang tot de tuin
van de Sociëteit Concordia op woensdagsmiddags
wanneer de Stafmuziek in de koepel muziek-uit-
voeringen gaf. De Concordia was een Officiers
Sociëteit. Van de burgerij konden slechts perso
nen van een bepaalde standing als lid toetreden.
Ook was er op Salemba een meisjesschool voor
opleiding tot onderwijzeres. Een particuliere elite
school, omdat er op die school zwaar moest wor
den betaald. Alleen vaders met ruime beurzen kon
den hun dochters naar die school sturen.
Wij waren heus geen zoete jongens maar we
mochten geen gemene streken uithalen. Naast de
Directeur en Leraren erkenden wij ons eigen
gezag van de Ereraad uit de 4de en 5de klassers.
In de tijd van mijn oudste broer, die zijn eind
examen had gedaan, toen ik erop kwam, was het
gebeurd, dat van een jongen voor het front der
leerlingen, die allen hun pet op moesten hebben
tijdens de schooluren, ster en band van zijn pet
werden afgescheurd. Directeur en Leraren konden
hier niet tussen beide komen. De jongen had zich
in een twist tussen zijn vader en stiefmoeder ge
mengd en deze een klap gegeven. Veroordeling
na onderzoek en hoor en wederhoor: ,,niet waardig
geacht de pet langer te dragen". Ongeschreven
wetten welke het bindings-element vormden tussen
de leerlingen onderling en in de verhouding van
leerlingen tot Directeur en Leraren.
Velen gingen na afloop van de Lagere School, na
hun Klein-Ambtenaars-Examen te hebben afge
legd, in betrekking. Hieruit zijn de beste elementen
voortgekomen bij het Gouvernement en in het par
ticuliere. Hierover echter een hoofdstuk apart.
Na deze lange inleiding, welke evenwel nodig is
om van ons vroegere schoolleven een begrip te
geven, gaan we naar de gymnasiasten-tram. Tjalie
heeft in één der vorige nummers reeds het een en
ander over die stoomtram geschreven, die met
z n kuren toch duizenden in dat drukke leven ieder
naar bestemde plaats had overgebracht. Fietsen
kenden we nog niet zo: met sadoh of deleman op
de lange duur was te kostbaar, vooral voor ons
scholieren. Het was lopen of als je nog tram-cou
pons over had met de tram. Met de matige beur
zen moesten we zuinig wezen.
Als die tram niet verder kon dan hielp geen trek
ken aan de fluit. Hij bleef koppig staan, punt, uit,
..ngedjebol noemen we dat en moest vanuit
station Kramat een locomotief worden gezonden
ter assistentie. Was die daarentegen eenmaal op
gang dan was die moeilijk tot staan te krijgen.
Op een bepaald uur op de school-dagen, ging
vanuit station Kramat richting Meester-Cornelis
een tram met extra wagen. Het kwam dan zo uit,
dat als die terugging, die om 1 uur voor de school
stond. Een lang gefluit was het sein dat die er
was en werd op de stroom gewacht.
Als je in het laatste lesuur zat te knijpen nog een
beurt te krijgen en je uitkeek of de sekolah nog
niet naar de gong liep voor het verlossend eind
signaal, dan klonk dat lange gefluit van die gym
nasiasten-tram je als muziek in de oren.
De leraar kon aan het praten blijven, wij onze
tas opgenomen (de boeken hadden wij daarin al
gelegd) de pet van de kapstok en weg waren wij.
In de voorste wagen zaten leraren en meisjes en
de 5de en 4de klassers. Wij hadden onze plaats
klas kambing.
De tram was leeg als die voor de school stond te
wachten. De passagiers van Meester-Cornelis wer
den gewaarschuwd; trouwens de mensen wisten
het wel.
Op een dag was een straatventer hoewel
daartoe door de conducteur aangezegd er niet toe
te krijgen om uit te stappen. ,,'Soedah bajar". Hij
had immers voor de volle rit betaald. ,,Baik" zei
de conducteur en deze dacht er het zijne van. Wij
jongens zagen deze vreemde eend in de bijt, keken
elkaar aan, gaven elkaar een wenk en zeiden:
,,Ragah lui"!
Wat ,,ragah is, vertel ik jullie zo dadelijk wel.
Het was een wagen met 3 lange banken. De kerel
zat op de bank tegen de wand. De één na de ander
gaf hem een schouderklop, met een „tabeh" de hand
gedrukt. De man lachte gul en dacht wat een
vriendelijkheid. Na de zoveelste handdruk en
schouderklop vertrok het gezicht enigszins en hoe
hartelijker het werd hoe pijnlijker hij keek. Op het
laatst was het geen hand geven meer maar de
vingers geblazen.
Wij allen plaats genomen met tussen ons de blinde
passagier. Door het dringen in tegengestelde rich-
Dit is het stoomtcammetje, waarmee Opa Sam
son als kleine magere djago met kniebroek en
HBS-pet dagelijks van huis naar school toog en
kombali. Zoals men weet, was dit t trammetje van
de N.I.TM. oftewel Nanti Ini Trem Mogog, want
het locomotiefje liep op één stoomvulling amech
tig één keer het hele traject op en af, maar als
men onderweg te veel stoom kwijt raakte, dan
was het „setop sebab koerang napas" en wachtten
de reizigers geduldig tot er een nieuw locomo
tiefje kwam. Op de achtergrond het „symbool van
Nederlands kolonialisme", die gemoedelijke ouwe
Harmonie: als hij slecht was, hij kon het niet we
ten, immers!
ting werd onze tussenman naar buiten geperst.
Toen begon het ragah". Een stoot van de één,
van een andere in tegengestelde richting, een been
vooruitgeschoven. Het was voor hem een jonassen
met zijn benen, die mekaar tenslotte in de weg
liepen. Dan maar op de vloer gezeten, het lichaam
met beide handen gesteund. Maar enige jongens
moesten er intussen uit, letten niet op die handen
van de steunende armen. Een geschreeuw deed ze
omkijken. „Pardon zeiden ze en liepen door! Wij
hebben hem toen een plaatsje gegeven om uit te
blazen. Hij had zijn lesje geleerd.
Aan station Kramat gekomen, liep hij naar de
stationschef toe met de rode pet op, om zich te
beklagen. Hoofd naar voren in de opwinding,
gebaren met armen en benen. Hoofd met de rode
pet moest telkens achteruit, vanwege de spatten.
Als de man daarna een tram zag met veel van
die gepette scholieren erin, dan stapte hij gauw
uit of liet die tram passeren.
Mij niet meer gezien, dacht-ie.
Rabodin had zijn schaapjes op het droge, al had
hij er nooit één gehad.
Zijn eenvoudig bestaan verliep met de regelmaat
van een Zwitserse wekker. De ene dag was gelijk
aan de andere tot een storend element in zijn be
staan kwam. Zijn leven was verstoord toen er wat
van hem gestolen was, maar hij niet naar de po
litie kon gaari omdat hij niets miste. De dievegge
was een attractive maagd uit de naburige dessa,
die bij hun eerste ontmoeting op klaarlichte dag en
in tegenwoordigheid van anderen zijn plotseling on
regelmatig kloppend hart gestolen had.
Nu kende hij geen ander begeren dan haar als bini
moeda zijn huis binnen te voeren, bij welke plan
nen zijn oude wederhelft zich gelaten aansloot.
Hij wreef zich bij voorbaat de handen op het voor
uitzicht van de gezellige en gelukkige dagen die
zouden komen. Maar helaas, liep alles tegen, want
de belangstelling van zijn hartedief ging niet ver
der dan zijn cadeautjes. Zo werden al zijn oleh
oleh geaccepteerd en zijn herhaalde aanzoeken ge
weigerd. Sedert dien zocht hij rusteloos naar zijn
hart, dat zij met zich meenam.
De enige mogelijkheid om zijn gemoedsrust terug
te krijgen was haar hart te bezitten. Stelen kon hij
het niet, daartoe bezat hij de gaven niet.
Rabodin schrompelde weg van eenzijdige liefde. Er
waren geen mensen die hem konden helpen, zelfs
niet de vele doekoens die hem handig van zijn geld
afhielpen.
Tot op een goede dag hij weer nieuwe hoop kreeg
toen zijn beste sobat Djalmo met het bericht kwam.
dat in een andere streek een befaamde doekoen
was, een expert in liefdesaangelegenheden. Hij
stond op goede voet met Venus en haar zoon Amor
wachtte met pijl en boog zijn bevelen af. Ditmaal
zou Rabodin zijn doel bereiken, al zou Amor zijn
reservevoorraad pijlen moeten verbruiken.
Dus toog Djalmo met een flinke geldbuidel doe-
koenwaarts. Dagen en weken gingen voorbij, maar
nog steeds wierp zijn aangebedene zich niet vrij
willig of onder dwang der zwarte magie in zijn
parate armen, zoals hij verwachtte.
Maanden verstreken en toen Djalmo zich niet meer
liet zien en zelfs de aangebedene haar dessa had
verlaten, reisde hij in woede naar de doekoen om
hem de rimpelige huid vol te schelden. Hij zou deze
oplichter even de les lezen
Maar hij verliet des doekoens huis met gebogen
hoofd, een illusie armer, een ervaring rijker. De
gedachte maakte hem dol: Djalmo met zijn geld,
op zijn kosten met haar via de penghoeloe op hu
welijksreis
C. F. SOEKIAS.