TJAKRANEGARA NOG EENMAAL: „Hoe zalig als de jongenskiel/Nog om de schoud'- ren glijdt". Het lijkt wel een plaatje, speciaal ge schilderd voor een kinderversje van J. J. A. Gou verneur. Dit schilderij werd vervaardigd door Pie- neman, (die ook het grote stuk „Waterloo" schil derde in het Rijksmuseum)Het knaapje rechts is de latere overste Van Lawick van Pabst, die voor Tjakranegara sneuvelde. Wij kunnen onze kin deren niet behoeden voor de onheilen van het leven, maar we kunnen ze opvoeden tot mensen die leven naar de beginselen van Moed, Beleid en Trouw tot in de dood. geweervuur ontving ons hieren in minder dan geen tijd lagen tal van gewonden en doden om mij heen. Ik gaf last halt te houden en de ge wonden te verbindenHoe lang wij daar ston den, kan ik niet zeggen. Waren het ogenblikken of uren?Plotseling kwam kapitein Lindgreen. die ik tot nog toe niet gezien had, op mij af en gaf mij order hem met mijn gewonden te volgen. Hij bracht ons in een met muren omsloten ruimte. Hur op uur verliep, er kwam geen hulp. Wat wij in deze nacht gevoelden is onmogelijk te be schrijven. Ik had 30 zeer zwaar gewonde kame raden en geen instrumenten, geen lapje verband- goed, geen druppel water. Vooral zij die buik wonden hadden gekregen, kermden, riepen en smeekten om water. Ik kon niets doen EEN LEVENDE NACHTMERRIE. Wat daarna volgde was eigenlijk een levende nachtmerrie. Pagina na pagina gaat voort met het vermelden van de wanhopigste toestanden naast de droefste, de kalmste naast de moedigste daden. We lezen van de soldaat, die lag met een verbrij zelde voet, waar dr, Ujlaki per ongeluk op stapte (,,ik hoorde en voelde de knokkels kraken"), en de soldaat die kalm zei: .Dokter, het is niets, haast U maarVan kapitein Lindgreen die ,,zich verveelvoudigde en overal was, waar vast beradenheid, tegenwoordigheid van geest en on verschrokkenheid nodig waren", zijn colonne af doend wist te beschermen, actief vechtend kon blijven, verkenningen deed en water zocht voor de dorstigen, de lijken van gesneuvelde makkers liet ophalen voor een goede begrafenis. De grote ontsteltenis bij het vinden van het lijk van ,,onze beminde commandant-overstewij waren spra keloos van aandoening en tranen van smart en wanhoop vulden onze ogenhij heeft als een held geleefd en is als een held gestorven Het ophalen en begraven van de gesneuvelde ka meraden gebeurde onder voortdurend vuur. Zo ook het wanhopig zoeken naar drinkwater. Later kwamen berichten van het volkomen in de pan hakken van de hele troep, het sneuvelen van beide generaals, de resident, bijna alle hoofdofficieren, het wegstomen van de oorlogsschepen met de wei nige ontkomen soldaten, zodat men ten dode ge doemd scheen. Bij gebrek aan verbandmiddelen liet dr. Ujlaki binnenbast van pisangstammen aan- Het is verbazingwekkend hoeveel pennen die eenvoudige foto in TONG-TONG van de officieren van het 9de Bataljon nog in beweging heeft gebracht. In 1894 geschiedde „Het Verraad van Lom bok" en ruim een halve eeuw later grijpen ontroerde zoons en dochters naar de pen om brieven te schrijven (zie ook T.T. no. 18). Nu kregen wij een brief van de zoon van Overste van Lawick van Pabst, die bij Tjakranegara sneuvelde. Een neef stuurde een jeugdportret van deze moedige officier. Van de schoondochter van dr. Ujlaki kregen wij foto's en een verslag van de befaamde „Colonne Lindgreen" DE COLONNE LINDGREEN. Er is in dit (helaas nog zo kleine) blad geen plaats voor een volledig verslag van deze noodlottige veldtocht, maar enkele fragmenten willen wij nog overnemen om te tonen hoe onverschrokken en koelbloedig de Indische soldaat kon zijn in het aan gezicht van de onvermijdelijke dood. Er zijn bij deze tocht vergissingen en fouten gemaakt (hoe ontkomt de wereld daaraan?), maar het hele gam ma van hogere menselijke eigenschappen heeft hier de gelegenheid gehad zich te ontplooien op waar lijk onvergeeflijke wijze. Elk volk heeft zijn heldendichten. Hoe is niet elke HBS-er ontroerd geweest door „De Kurassers van Canrobert". De verzen van Kipling over de Britse soldaat in India zijn wereldberoemd geworden. Maar Nederland wenkt de historie van ons Indi sche leger weg met een farizees gebaar als „ko loniale oorlog". Duizenden Hollandse jongens wer den van „moeder's pappot" weggestuurd om vaak miskend en vergeten te sneuvelen op blangs en in poeri's, op tjots en in rawa's, Batavia het „Graf der Hollanders"? Pah, van Sabang tot Merauke en van Java's Eerste Punt tot Biak ligt hun gebeente! Zó kwaadaardig denkt men hier over alle strijd, die daar gevoerd werd, dat nog in 1949, bij de terugkeer van de OVW-bataljons, een leidend Ne derlands blad in een hoofdartikel durfde schrijven: „Ook geestelijk moeten wij ons op die terugkeer voorbereiden, want het zou wel eens kunnen zijn. dat deze tienduizenden over vele zaken anders den ken dan wij en wij zullen ervoor moeten waken, dat zij niet een CORPUS AL1ENUM 1in onze ge meenschap gaan worden." Dat wordt gezegd van Hollandse jongens, die maar een paar jaar weg waren, nota bene om daar de brandende kastanjes uit het vuur te halen. Hoe slecht staat dan de KNIL-soldaat erop! Goed, laat Nederland dan hoog-ethisch een streep halen door zijn „koloniale geschiedenisTONG TONG mag dan wel het enige blad zijn in de Ne derlandse pers, dat er wél over spreekt, ja? Met respect en met grote trots. Hier laten wij eerst de zoon van overste van Lawick van Pabst aan het woord. BRIEF VAN EEN ZOON. Het was een chaotische toestand geworden. De Baliërs hadden het noodlottig ogenblik afge wacht dat het gehele 9de bataljon binnen de poor ten van Tjakranegara was getrokken. Links en rechts van de hoofdweg, waarlangs het bataljon moest marcheren, stond een aaneengesloten muur met schietgaten, waarachter de verraderlijke vijand met repeteergeweren vuurde op onze ongedekte soldaten. Geen menselijke pen kan die hel be schrijven. Daarom was het bevel van mijn vader, de overste v. Lawick v. Pabst, de enige afdoende oplossing: „Met de looppas vooruit!" De colonne trok door de enorme verliezen uit elkaar. Mijn vader, de achterhoede niet ziende aanrukken, keerde in het volle besef van zijn plicht zijn paard en reed terug in de meest letterlijke zin zijn dood tegemoet. Want vóór hij met zijn adjudant de achterhoede bereikte, werd hij door drie vijandelijke kogels dodelijk getroffen. Hij werd te Ampenan begra ven. Tijdens mijn verlof naar Nederland overhan digde mijn moeder met betraande ogen mij de nog met gedroogd bloed bevlekte Militaire Willems Orde, waarlangs de kogels waren binnengedron gen. Deze MWO had hij als jong luitenant in Atjeh mogen verdienen. Als bijzonderheid kan hier terloops worden mel ding gemaakt van de gebroeders y. d. Heyden, piepjonge luitenants, de zonen van de bekende een ogige generaal, die eveneens de haast roekeloze dapperheid van hun vader getrouw, bij het 9de Baltaljon ingedeeld, te Lombok sneuvelden Tot zover de brief van P. C F. W. v. Lawick v. Pabst, zoon van de gesneuvelde overste. Andere gegevens over deze verraderlijke overval kregen wij van Mevr. Ujlaki, schoondochter van de mili taire arts dr. Ujlaki, wiens zoon eveneens als dok ter in Indië gewerkt heeft. O.a. Padangers zullen zich deze naam zeker wel herinneren. Mevr. Ujlaki is thans gevestigd in de „Indische randstad Sloter- meer" van Amsterdam als piano-lerares. Mevr. Ujlaki vertelde ons ook nog dat toen haar vader in Budapest overleden was en de familie zich naar het kerkhof begaf, men aanvankelijk nauwelijks opmerkte dat langs diezelfde weg ook verscheidene Hongaarse officieren in groot-tenue te zien waren. Ook zij bleken op weg te zijn naar het kerkhof om aanwezig te zijn en een laatste eerbetoon te brengen aan deze Ridder, één der laatste „Helden van Tjakranegara". Dr Ujlaki had een uitvoerig verslag geschreven van de belevenissen van zijn colonne, waaruit wij enkele fragmenten overnemen: Drie van het handjevol officieren dat de slachting van Tjakranegara overleefde, v.l.n.r. kpt. Lind green. It. v. d. Plank en dr. Ujlaki. De moed van een mens openbaart zich het duidelijkst als hij oog in oog staaf met zijn dreigende ondergang. „Alles om ons heen was stil en rustig, er was geen Inlander te zien, geen schot te horen. De poort van Tjakranegara stond wijd openVrolijk, opge wekt, marcheerden wij de poort binnenieder een verheugde zich op de welkomstgroet der onzen en misschien meer nog op een welkomst- dronk. Sedert gisteren hadden wij niets gegeten dan een droog stuk hard brood en enige sardijn- tjes en slechts rivierwater gedronken, en wij had den een mars van tien uur in de brandende tro pische zon achter de rugVan dit ogenblik af weet ik van de hoofdtroep (onder commando van de overste v. Lawick v. Pabst Red. T.T.) niets af en kan ik slechts de lotgevallen der co lonne Lindgreen mededeleneen oorverdovend

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 6