KINDEREN VAN PA 8 VI SPRINGCAMP Avonturen van Pettong en Maantje. Twee meisjes, klein en goendoel, en nog wat oembelen liepen doelloos rond, De een is Pettong, de ander Maantje, en beiden loeren kaja hond. Ze hebben hongerplotszei Maantje: Kijken daar ister een bord met gereh en ei, Maantje weesen Pettongerg blij. Het bord was evenwel voor hun onbereikbaar, En Pettong maakte zich voor een sprong klaar. Maantje zei: Niet doen Tongniet doen heus... Kijken daar loerenArie de Geus. Net op tijd nda betrapten de Geus liep hen voorbij V/eer gereed voor de tweede sprong Weer het antwoord: Niet doen Tong, Niet doen, niet zo kwiek Kijken daar zij komen, „Tante Riek." Haar stem hard en beheerst; Ajo jullie doen wat daar, kom eens hier, Schoorvoetend kwamen ze nader als een pier, Nee Tante, alleen maar kijken in de ton ,zei Pettong, Heus Tante, want daarin zit Tineke Wortintong... Tante Riek vervolgde: Pas op, als jullie stout en haar ogen keken koud. Beide meisjes gingen heen, maar gaven de moed niet op. Ze kropen in de goot in hun hansop. Weldra kwamen ze in de tuin van een groot en machtig heer, De eigenaar was onze Hendrikus Kaleer. Pettong, haar ogen zien nummer één ketella en meteen bodol En Maantje was in een wip Op de rug van Kaleers kip. Ze plukte wat ze konze deden goed hun plicht. Ketella en terongschieten ze neer met ogen dicht. In de verte kwam iemand en hij lopen njang maken oer Dichter en dichterbij kwam Harrietje de Boer. Ajo malingmaling, schreeuwde hij, maar beide helden al lang verdwenen, Door dat alarm kwam Kaleer een kijkje nemen, Toen hij de ravage zag ging hij wenen. Beide meisjes kwamen zwaar beladen thuis, Huil snuit blij, kaja muis. Op feestavonden in de Oranje Nassau Stich ting van Pa van der Steur kwamen de jon gelui met eigen creatief werk voor het voet licht. Men dichtte zelf, maakte eigen muziek en zang, regisseerde alles zelf. Bij alles wat men erop zou kunnen aanmerken, dit staat als een paal boven water: de jongelui waren branie, en wat ze brachten was écht „Indisch cabaret". Uiteraard speelde het „Leven bij Pa" de hoofdrol. In deze voordracht wordt de suc cesvolle diefstal van ketella uit Pa's eigen tuin ten tonele gevoerd. Tragiek en humor, boeken-Néderlands en on vervalst Steurtjes-slang, wisselen elkaar voortdurend af. De pot bij Pa was vaak erg mager. Hoe opent dit argeloze gedicht dan ook „koelbloedig" met een voltreffer: de twee kleine kaalgeknipte meisjes met een snotneusje (oembelen), die hongerig rondlo pen ats zoekende honden Wat heeft Pa het moeilijk gehad in het rijke Indië en hoe dapper hebben hij en de zijnen zich door alles heen geslagen! Pettong al watertanden, want kaja pantjoran haar lip, Haar buit verdeelde zij met Wiesje Zip. Nu maar de keuken in voor goreng. Daar werden ze door Jan Mahu ontvangen Hij blij, want je ziet zijn buik gaat hangen. Kom hier Pettongkom hier Maantje. Ik zal wel goreng, riep hij blij Maar de helft is voor mij. De buit werd verdeeld en verdween in de buik, Pettong tevreden en Maantje dik kaja kruik En Tante Riek mag alleen maar kijken R. LEYDECKER „EEN BEETJE..." Er is een meneer in Amsterdam, die zo z'n eigen woorden gemaakt heeft op het populaire wijsje van „Een beetjeHij zingt dan: „Een betja so lekker froeher rijen in een betja DE ONVERGETELIJKE GENERAAL BERENSCHOT. Het is wel een sombere dag in onze Indische Ge schiedenis geweest, toen op 13 oktober 1941 nabij Batavia het vliegtuig neerstortte, dat o.a. Lt. Ge neraal Berenschot vervoerde. Het beroofde het leger van haar hoogste leidig, het beroofde ons van een warmvoelend mens. Misschien was dit het geheim van deze pittige mi litair, dat hij altijd een warmvoelend mens was voor ieder, die hij ontmoette. De kleine Boeng betekende voor hem evenveel als de grote. Voor hij 's morgens zijn dagtaak begon, reed hij eerst een uur paard, en wie herinnert zich niet, hoe hij altijd vriendelijk groette, en vrolijk lachend zijn hand ophief voor een kind. Kinderen hadden zijn belangstelling. Op een kinderuitvoering in zijn grote huis aan het Sumatrapark, klaterde telkens zijn heldere lach op, als een paar hummels op het toneel een bedje zongen, en middenin bleven steken. Hoe zou hij zich verheugd hebben in al zijn klein kinderenToen de Jappen de vrouwenkampen sloten en mevr. Berenschot niet meer naar het kerkhof kon gaan, was toch zijn grafheuvel steeds met bloemen bedekt. Ambonnese en Inlandse soldatenvrouwen legden trouw hun gaven neer op het graf van Toean Djendral. Hoe kon 't ook anders? Als 's morgens op de rit een oud-militair hem salueerde, of een eenvoudige Inlander in de houding sprong, hield hij zijn paard in, keek hij de man doordringend aan, en klonk het: Hé, ben jij nietdie in Atjeh in dat jaar geweest bent? Verrukt Saja Toean Djendral. Zo, en hoe is het met je zoon, die zo goed leerde? OfWat is er van dat aardige dochtertje van je geworden? Is ze getrouwd? Heb je pensioen van de Kompenie? Zijn onfeilbaar geheugen liet hem niet in de steek. Zo was Joop Berenschot, warm, eerlijk, vrolijk. Zo was lt. Generaal Berenschot, brilliant van geest. Een Indische jongen, die we nooit zullen vergeten. D. P. HET SPOOR. Het gebeurde in Springcamp, één van de spoor wegkampen in Thailand. Het Nipponse voer was nou niet direct te vergelijken met het diner van Hotel des Indes. Vandaar de doorlopende reuze honger. Met recht: te veel om kapot te gaan en te weinig om te leven. Op een vrij korte afstand van onze nederzetting vandaan, bevond zich ook een Siamees werkers kamp. Het was op een nacht, toen twee boengs een lis tig idee kregen om een baal beras uit een Japanse opslagtent te „jatten". Een zeer riskante onderneming overigens, die ech ter zonder veel moeilijkheden opgelost werd. De baal beras werd na terugkomst onder de grond begraven en alles scheen okay. De volgende ochtend echter hoorden we de Nip- ponnezen in het Siamese kamp flink kabaal schop pen. Er werden ook rake klappen uitgedeeld. Wat bleek toen? Toen onze twee boeaja's de afgelopen nacht de baal beras te pakken kregen, maakte één van hen een klein gaatje in de zak en liepen ze in de rich ting van het Siamese kamp, aldus een spoor beras achter zich latend. Daar aangekomen hielden ze 't gaatje dichlj en tippelden terug naar ons kamp. De Jappen ontdekten natuurlijk de volgende och tend 't spoor beras, met het bovengenoemde ge volg. En zo hadden we elk weer een extra hapje bij het eten. Y. R. TINKELENBERG. Meisjes zoals Pettong en Maantje staan ook op deze foto, die gemaakt werd op 14 juni 1912, toen er in het Gesticht Oranje Nassau een gecostumeerd feest werd georganiseerd. De creaties zijn van papier gemaakt. En te bedenken dat deze kinderen ouderloos door de kampong zouden zwerven als Pa er niet geweest was en dan te bedenken dat nu weer Indische kindertjes door Djakarta's straten zwerven omdat de steun van het Hoge Commissariaat niet genoeg is omdat ze als warga negara bedrogen zijn maar nu is er geen Pa van der Steur meer. Zulke mensen worden werkelijk alleen maar eens in de honderd jaar geboren.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 8