„PURSUIT OF HAPPINESS"
wmff
Wij allen weten hoe onontvankelijk de Hollander-
van-hier staat tegenover alles wat de Hollander-
uit-Indië te brengen of zelfs maar te vertellen heeft.
Niet alleen is sprake van een positieve onwil om
ook maar iets te begrijpen van onze achtergronden
en van de mogelijkheid om een handvol nieuwe
nuttige zaken van ons te leren, maar zelfs van een
onmiskenbare botheid om ook maar iets te be
grijpen van wat ruimer, breder, dieper is op andere
culturele en geestelijke terreinen dan de Hollandse.
„Wegassimileren" is het devies! Vergeten! Hoe
gauwer hoe beter! Het ware geluk van de mens
in Nederland schuilt in het zo accuraat mogelijk
Hollander te zijn.
Deze opvatting zou nog te verdedigen zijn, als
zij consequent werd volgehouden. Maar dit ver
andert op slag in het andere uiterste, als de Hol-
lander-van-hier wil duidelijk maken dat zijn eigen
verhuizing naar een ander volk in een ander
continent natuurlijk met andere maatstaven geme
ten moet worden. Als men dan b.v. het Lente
nummer 1959 van „Emigratie" leest, struikelt men
gewoonweg over de passages, die haast woordelijk
uit „TONG-TONG" overgenomen hadden kunnen
zijn. Met dit verschil dat wat in TONG-TONG
staat natuurlijk fout en verderfelijk en gevaarlijk
is, maar wat in Emigratie staat zowat wordt ge
proclameerd als een Evangelie.
VERRIJKING.
Zo citeren wij van mr. J. Donner, President van
de Hoge Raad:
Maar daarom moet de emigrant maar niet klakke
loos aanstonds het „patroon" van het nieuwe land
aannemen. Daarvoor wordt trouwens de gemiddelde
Nederlander door zijn kritische instelling tegenover
alls wat „vreemdis behoed. Hij moet zichzelf zijn.
Om op de weg te komen van wat tegenwoordig
met het toverwoord „integratie" wordt aangeduid,
kan het juist dienstig zijn, dat hij niet individueel
in de massa verloren gaat, maar dat men elkander
zoekt. Want integratie betekent in haar wezen
lijke zin niet, dat men restloos zich assimileert, dat
men, ontledigd van het eigene, opgaat in de nieuwe
maatschappij, maar dat men het eigene inbrengt om
aldus het nieuwe vaderland binnen de grenzen van
hel mogelijke met iets te dienen, wat tot verrijking
kan strekken Maar indien men het
eigene in het kader van de nieuwe omgeving cul
tiveert en uitdraagt, niet uit zelfverheffing, maar
om de nieuwe mede-burgers iets te geven, dan
vindt dat waardering en kan het tot een verrijken
de differentiatie leiden.
Mr. Donner constateert verder dat
de waarde van het eigene zó intens kan worden
beleefd, dat men verzaking daarvan als verraad
aan eigen wezen zou gevoelen.
en merkt op dat dit weerstanden kan opwekken,
doch
te dezen te willen forceren, is in strijd met de gees
telijke vrijheid, welke de Nederlander in het bij
zonder zo dierbaar is.
Wij willen hier even bescheiden bij aantekenen,
dat wij óók Nederlanders zijn, niet „een soort
Ambonneesjes" of „ook Sineesjes" of op zijn best
wat verworden Nederlanders, die maar heel gauw
weer gewoon moeten gaan doen!
Want „gewoon", dat is Nederlands bekeken, het
bovenste van de plank. Want in datzelfde nummer
schrijft Z.Exc. A. H. J. Lovink, Harer Majesteits
ambassadeur in Canberra:
Er is een oud gezegde: „God heeft de wereld
geschapen behalve Nederland, dat door de Neder
landers zelf geschapen is". Dit doelt uiteraard op
onze bodem, maar daarin schuilt tevens de waar
heid, dat het Nederlandse volk een bijzondere plaats
inneemt onder de volkeren.
Hij ziet natuurlijk ook wel in dat
Geen tijdperk in onze geschiedenis heeft echter
zoveel veranderingen in materiële toestanden, le
vensinzichten en verhoudingen gebracht als de
laatste eeuw.
maar hoe dan ook
In de eer van het nieuwe land integreren onze
tienduizenden gezinnen en hun afstammelingen ook
een beetje de Nederlandse wijs.
en ziet toch hoe ware deugd beloond wordt:
CULTUUR EN BESCHAVING.
De Nederlandse emigrant begint als knecht en
velen worden meester. Waarom? Ook omdat zij
Nederlanders zijn, dat is hun cultuur en beschaving.
Hier staan wij werkelijk verbijsterd: waarom gelden
deze trotse waarheden dan niet voor óns, gere
patrieerde Nederlanders? Zijn wij soms Neder
landers tweede klasse? En wordt de stap van het
knechtschap naar het meesterschap pas mogelijk
na de algehele ver-Hollandsing?
Waar schuilt ergens het subtiele verschil tussen
Mens zijn en Nederlander (-van-hier) zijn, waar
in datzelfde nummer prof. mr. Schlichting Hoog
leraar aan de R.K. Universiteit in Nijmegen het
behoud van eigen waarde door Nederlandse immi
granten in Amerika verdedigt met de bewoordingen,
waarmee de Amerikaanse onafhankelijkheidsver
klaring „the pursuit of happiness", het zoeken van
het geluk, mét het recht op leven en vrijheid tot
de onvervreemdbare rechten rekent, die de Schep
per aan de mensen toebedeelt, en dan met trots
wijst naar de Nederlandse volksplantingen in
Michigan, Wisconsin, Iowa en elders in de States,
de Nederlandse boekerijen, het Tulip Time Fes
tival de namen van 17de eeuwse Nederlanders
op sigarettenmerken (Stuyvesant)enz., enz., enz.
N. W. van Wijnen wijst op de „intro" in Austra
lië van Willem Pijper en lectoraten en daarnaast
zuurkool en sambal! Alles wat buiten gebeurt
dat is „duim op", maar hier is het devies: ga in
je hoek zitten en hou je kop. In het buitenland
verrijzen monumenten van historische en legen
darische Nederlanders (Stuyvesant en Hans Brin-
kers), in Nederland zoekt men tevergeefs naar
een monument voor Pa van der Steur, Chastelijn,
Rumphius, Houtman of welke verdienstelijke Indi
sche Nederlander ook.
Wij kunnen uit dit Lentenummer nog wel drie
pagina s citaten halen van allerlei professoren en
doctoren en mrs, die eigenlijk koren op onze molen
zijn, maar het is allemaal alleen maar wrang en
zuur, want bij alle vergelijkingen (hebben wij in
persoonlijke contacten ondervonden) gaat dit voor
ons niet op. Wij zijn anders. Wij zijn een ver
gissing, onze historie is geen historie, onze toe
komst is zelfvernietiging, de hele wereld Hollands
worden, dat is pas wat. Drie en een halve eeuw
tropisch Nederlands Rijk zo groot als half Europa
verdwijnen in de mond van een kleine veelvraat.
Hap slok en in één generatie is alles weg!
Mijn God en dan te realiseren dat wij kolonialen
worden genoemd!
BANDEN AANHALEN.
Zo, braaf gebruld, leeuw! Maar behalve manen
om mee te schudden, hebben we ergens toch ook
wel een staart om tussen de poten mee weg te
sluipen. Want ergens zegt mr. Donner ook:
Begrijpelijk is dan ook, dat de neiging zal zijn de
banden juist onder elkander aan te halen.
en waar blijven wij met die banden? Kunnen
500.000 „in-Indië-geweesten' met veel zuur ge
twist alleen maar een krantje maken van 5.500
abonnees? Want ergens zegt de heer Lovink ook:
„Geen woorden maar daden
Geen grootspraak, gejubel of ijdel geschreeuw
Geen frasen maar feilen
Geen klachten maar krachten
De spieren gespannen voor de strijd dezer eeuw."
Dat waren de woorden van zijn vader, die de heer
Lovink met trots citeert. En wij vergeten niet al
leen onze moeders, maar ook onze vaders. We
willen maar weer baby worden en opgroeien tot
peentjes en spruitjes en niets anders. Ah! De na
zaten van Roggeveen en Houtman, van Tasman
en Coen, van Birnie en Ledeboer en Douwes
Dekker, „fils inconnu d'un si glorieux pére!", kik
kers op een kluitje?
Klein handjevol lezers van TONG-TONG, laat je
niet op je kop zitten. Sta op. Verenig je. Win nog
5000 lezers voor dit blad en we maken een start
die davert tot ver buiten de grenzen!
TJALIE ROBINSON.
Wie de drukte heeft meegemaakt van Place Pigalle in Parijs. Puerta del Sol in Madrid. Brussels
Anspach. Stockholms Kungsgatan, Amsterdams Kalverstraat en dan één blik terugslaat op
Pantjoran Betawie op zaterdagavond, die zegt als Tante Noes: „Al déh niet meer praten déh!"
ergens is het drukker dan hier Duizenden en duizenden mannen, vrouwen en kinderen van tien
tallen rassen en volken (en alle variaties daartussennontonnen hier naar alles en naar mekaar
van het Glodokplein op de voorgrond af tot aan de brug van Toko Tiga en daar voorbij naar
Patekoan helemaal En voordien rechts naar Gang Gloria en links naar Petak Sembilan en Kalimati
TONGTONC nel neji nie(fr,atf" over eten nou. We gaan geen feuilletons maken in
ÏONG-TONG. Ook willen we met huilen. We willen lachen en dus kijken we naar die drie
politie-agenten op de voorgrond, die gapend en met de handen in de zakken staan toe te kijken
hier geen charges met gummiknuppels!) ondanks de banjak foekang tjopets. want we hebben onze
nanaen in onze zakkentoch!
Vijf uren lang lentjerren en eten en drinken en snoepen en zitten en hangen en 1786 kwatji's op-
peuzelen en dan met de oplet naar huis met zn branie tetterende toeter: „Téét-piet-piet-piet-ngiet-
bot-bot. Pantjoran, ik altijt perliep met jou!