VOORHEEN EN THANS
MANOKWARI
2
Waar een wil is,
is een weg
Thieisch 1951
Overal waar Indische Nederlanders zich vestigen in de wereld na het vertrek uit Indië, ontstaan
moeilijkheden van inpassing en aanpassing. Soms valt de ingetratie best mee. Vele Indische Ne
derlanders hebben in Nederland vrij aardig hun bedje gespreid gevonden. Maar in Nieuw Guinea,
Brazilië en de Verenigde Staten is het vaak letterlijk een „struggle for life" geweest.
Als voorbeeld van moedig doorzettingsvermogen
zonder DMZ, werklozensteun, sociale garanties en
zelfs maatschappelijke gerieflijkheden geven we
hier de korte stories van twee vestigingen in
Nieuw Guinea. Wij geven direct toe dat het leven
In Den Haag een hoop zaliger is nu nog, maar
we willen hier ook n duidelijk voorbeeld geven
hoe wij straks, als de omstandigheden ook in
andere streken moeilijker mochten worden, zélf
In de maand maart 1951 arriveerden wij, mijn
vrouw, ondergetekende en 3 zonen met hun vrou
wen en 2 kleinkinderen, te Manokwari. Onze 4e
zoon, die reeds vanaf dec. 1949 te Manokwari
woonachtig is, had ons van Java (Soerabaia) op
geroepen. Dit ging gepaard met heel veel moei
lijkheden maar het is hem tenslotte gelukt ons
hierheen te krijgen, nadat hij eerst een huis had
moeten opzetten. Het huis opgetrokken van rond
hout met atappen dakbedekking, biliken bewan-
ding en aarden vloer was wel groot, maar toch
onvoldoende om ons allen (totaal 14 personen)
behoorlijk te bergen. Onze zoon, die ons had op
geëist had toen vrouw en 3 kinderen met nog een
oude Oma. een Indonesische vrouw die wij al
heel lang kenden van de onderneming, waar ik
vroeger werkzaam was (Kediri). Verder zat onze
oudste zoon vanaf 1949 te Sorong, werkzaam bij
de NNGPM en die in'* 1953 overging naar de
Gouv. (PTT).
In het begin viel alles natuurlijk tegen, omdat de
accomodatie die wij op Java hadden een hemels
breed verschil maakte met hier. Het huis was
heus niet beter dan een goed kamponghuis op
Java. In die tijd was het voor onze zoons heel
moeilijk om aan de slag te komen. Het Gouver
nement als enige werkgever had nog heel wei
nig te doen. In hetzelfde jaar nog kregen mijn
jongens werk op ca. een dagloon van f 3,— a
f 3,50. Momenteel zijn onze 5 zoons allen werk
zaam bij het Gouvernement en in vaste dienst.
Onze le woning stond aan de Fanindi-weg. Fa-
nindi-weg was eerst een hele smalle weg met
circa 20 atappen dakbedekking huisjes. Momen
teel is de Fanindi-weg geasfalteerd (12 m breed)
met wel 50 stenen huizen, w.o. 15 flinke toko's.
In het begin zonder bedienden hebben wij ons
moeten aanpassen. Vrouwen en jonge dochters en
zoons van kolonisten hebben zelf moeten pat-
jollen en het andere zware werk moeten verrich
ten.
Onze 3e zoon was de eerste werker hier van
het CBL (Centrale Bevoorradings Magazijn) en
hem werd een aparte goeboek aangewezen. Het
was een oude basis woning, die zeer zeker niet
beter was dan onze le woning. Wij hadden dit
voordeel, dat wij een ietsje ruimer woonden. Bij
regen waren zelfs pajongs in huis nodig om niet
nat te worden en bij zeer flinke wind moesten
wij het huis ontvluchten, vanwege gevaar voor
omver waaien. Wij hebben meegemaakt, dat de
zinken bladen werden weggeblazen.
In die tijd waren er in Manokwari geen restau
rants of warongs waar men eten of snoepen kon,
zoals wij op Java gewoon waren. Mijn vrouw
staan kunnen. Alleen: het is verstandiger om al
tijd één oog gericht te houden op zo'n toekomst
en als het kan NU de voorbereidingen te tref
fen, die latere ondernemingen sneller tot een suc
ces voeren.
Gezapig en zorgeloos leven is toch werkelijk al
leen maar voor onontwikkelden en domme goed
gelovigen. Wie een beetje wereldwijs is, is altijd
paraat!
besloot om gado-gado en tahoe tjampoer te ma
ken en ondanks de schaarste en duurte van groen
ten en ingrediënten was het haar gelukt om
dagelijks deze gerechten te verkopen. De op
brengsten waren goed en deze waren een grote bij
drage in de kosten voor het bouwen van een
stenen huis, dat ik zelf bouwde met hulp van
mijn zoons en nu ruim f 10.000,— heeft gekost.
Toen wij in ons nieuwe huis trokken (eind '54),
zette mijn vrouw de verkoop van de gado-gado
en tahoe tjampoer voort. De beide gerechten van
Oma Thieisch waren van Hollandia tot Merauke
bekend. Mijn vrouw had namelijk andere ideeën
en begon een restaurantje waar o.a. bamie go-
reng en koewa, tjaptjai, poejonghay, nasie go-
reng, biefstuk met aardappelen (de z.g. Hollandse
hap), pangsiet en loempia verkrijgbaar waren.
Wij zijn nog van de oude stempel en hard wer
ken is dus geen bezwaar. Wij hebben het redelijk
goed en zijn daarbij gezond ook. Het is nu al
eenmaal zo, dat dit werkje ons begint te verve
len en wij plannen hebben om naar Nederland te
gaan. Onze enige dochter getrouwd en 4 anaks,
zanikt ons in haar brieven om naar Negeri koud
te gaan.
Wij krijgen hier geregeld bezoek van Indische
mensen, die lang in Holland hebben gewoond en
hier dus eigenlijk pas zijn. Ze begrijpen onze
verlangen wel, doch adviseren ons toch niet naar
het koude land te vertrekken, omdat het daar
kort gezegd niet bepaald rozegeur en maneschijn
is.
Nu zal ik u vertellen over Manokwari in het al
gemeen.
ïn de jaren 1950 t/m 1952 was er hier niet veel
te beleven. De Indischen die hier woonden waren
arm en juist in die periode was het bestaan hier
ei g hard. Daar kwam nog bij dat ons geld werd
geblokkeerd. Wij kregen later 40 °/o terug, de rest
daar mochten wij naar fluiten.
Door het begin van de opbouw alhier in 1953
(Bouw scheepswerf, Gouv. Zagerij, 100 st. wo
ningen voor ambtenaren en evenveel aantal ste
nen Koelie-woningen door de HBM) werd de toe
stand veel verbeterd en de goede jaren hier 1954
Fm half 1957 hebben de mensen in staat gesteld
zich te rehabiliteren. Veel werk. goede verdien
sten en daardoor verbetering van woonhuizen. De
mensen hadden het over het algemeen goed.
Ontspanning is er van het begin tot heden maar
heel weinig. Wij, inwoners van Manokwari kun
nen nu zeggen, dat wij het niet slecht hebben; aan
eten en huisvesting zeker geen klagen. Niemand
hoeft hier zonder werk te zitten en voor een flinke
werker is er een goede boterham. Wij missen
op cultureel gebied wel veel. maar hebben geen
moe:lijk leven. Uitzonderingen er buiten gelaten,
er zijn natuurlijk nog steeds mensen, die het
slecht hebben maar vaak door eigen schuld. Be
delaars bijv. hebben wij hier helemaal niet en
de Indische gewoonten, zoals gastvrijheid bestaan
onder onze Indische mensen nog. Te Manokwari
zijn de mensen voor elkaar geen onbekenden en
groeten wij elkander. Dit kan b.v. niet gezegd
worden van Hollandia.
Dc gastvrijheid hier is heel anders dan de ver
halen van onze Indische mensen, die in Neder
land wonen.
Doordat de opbouw nu zowat teneinde is, is het
ruim of goed verdienen natuurlijk van de baan.
Desondanks is het bestaan nog redelijk te noe
men.
Zou u in Manokwari een vijftigtal werkers (ge
huwd of ongehuwd) laten komen, dan verstoort
dit al het bestaan van de nu aanwezige inwoners.
Fiet land is, zoals het nu is, nog klein en zonder
qrote objecten van Gouvernements- of particu
liere zijde is hier voor meerdere mensen zeker
geen bestaan of men vervalt weer in moeilijker
omstandigheden.
Ik eindig met de vriendelijkste groeten en tot
spoedig wederhoren.
K. F. W. THIELSCH en Echtgenote
Waar Indische mensen bij elkaar zitten waar
ook ter wereld! daar komen vanzelf de huis-
fuifjes. Op die fuifjes komen vanzelf de liedjes
los, komen de guitaren en ukelele's in actie, artis-
ten vinden elkaar, ideeën worden uitgewerkt en
na een poosje komen vanzelf de uitvoerinkjes.
Zelfs onze kleine Indische kolone in Hollandia
weert zich geducht. Eerst ontstond een klein kront-
jong- en jazz-bandje. ..De Straatslijpers van Hol
landia" en niet lang daarna trad het Zigo-caba-
ret branie voor het voetlicht met een daverend
programma, nationaal en internationaal.
Hier een foto uit het nummertje ..Place Piggalle",
waaruit blijkt hoe het tekort aan dames zonder
vee! moeite werd opgelost. Helaas hebben we
geen plaats voor een uitvoerig verslag met veel
foto s (de jongelui daar verstaan de kunst van
reportages maken uitstekend!), maar we komen
er zeker later op terug. In Hollandia geen Tail
leurs, geen Wim Kans of Mieke Telkamps, inte
gendeel: op alle gebied enorme tekorten, maar
wat er te over is: branie en vindingrijkheid, daar
nemen we drie keer ons petje voor af. Als we
hierbij denken aan de verstarring en inertie van
de grote hoop Indische Nederlanders hier in Hol
land, dan zijn we toch wel verdrietig weet U