l i HAN VAN HASSELT C. P. J. v. d. Peet VAN MAARSEVEEN OP TIJGERJACHT 10 (Gerepatrieerd in feb. '58) Te koop gevraagd BOEKEN OVER INDONESIË ook gehele Bibliotheken Antiquariaat Nieuwe Spiegelstraat 33-35 Telefoon 35763 Amsterdam Op aanvraag zenden wij U gaarne onze catalogi toe Onze adverteerders helpen TONG TONG. Help op Uw beurt onze adverteerders. Uw geld daar besteed is dubbel besteed. DJOJOBOJO (vervolg) rakteriseert het door hun getalswaarde aangeduide jaar. In plaats van in woorden wordt het chrono gram ook wel in een voorstelling uitgedrukt. "et cronogram 'n kwestie luidt: „sirnane buta terus mati (verdwenen de reus vervolgens gestorven) De getalswaarde is 1950 (A.D.), het jaar van de overdracht der souvereiniteit van Indonesië. Dit feit wordt door het chronogram zinnebeeldig uit gedrukt. De getalswaarde van mati is 1 (men sterft maar eens); van terus 9: (teroes: waar iets doorheen kan, in dit geval de negen lichaamsopeningen), buta stelt 5 voor (vijf pendawa's zonen van randoe: sirnane (letterlijk: verdwenen) is 0. Volgens de „voorspellingen" van Djojobojo zou in het jaar, waarin het chronogram, van voren naar achteren en van achteren naar voren gelezen, hetzelfde jaartal aanwijst, Indonesië van alle moei lijkheden bevrijd zijn. Dit geldt voor het boven staande jaartal, indien men het overbrengt in de ziet zich graag leverancier in Indische krin gen van alle vormen van rookgenot (Shag Sigaretten, Sigaren en Tabak). All bestellingen worden "gaarne thuisbezorgd voor lezers Den Haag. Mag. Han van Hasselt Regentesselaan 348 Den Haag, Tel. 636497 Javaanse (saka-) jaartelling, welke begint in 78 A D. Het jaartal wordt dan 1881. Hoeveel hebben wij op het gebied van voorspel lingen, ook in Nederland, niet gehoord tijdens de oorlog! Toch zijn sommige dingen te treffend, dan dat wij er niet met aandacht kennis van zouden nemen. G. L. TICHELMAN. Het geroezemoes van de oude passars was op een uur afstand hoorbaar; thans zijn de passars van beton en met muren omgeven, zodat het geluid gedempt is. Dit kan een aquaduct betekenen, maar ook ver hoging van de bedding der rivieren tot boven de weg. Honderd dagen, dus kortstondig. Op 22 juni a.s. maandag's avonds 8 uur in Gebouw v. d. Meulen, Laan van Meerdervoort 50 B. houdt de heer F. H. Nieuwenhuyzen voor de Indische Kunstkring Tong-Tong de eerste van een aantal causerieën over ..Een korte schets van de Historische Lijnen waarlangs in de Loop der Eeuwen de Javaanse Cultuur geworden is". De heer Nieuwenhuyzen. ex-Bestuursambtenaar en groot vriend van Van Stein Callenfels is een boeiend en geestig causeur. De achtergrond van de Djojobojo-legende kent hij als maar weinig anderen. Het wordt een ..first class"-lezing! Uit bijgaande foto moge de lezers van Tong-Tong blijken dat het wel een karwei is om met zijn tweeën op één avond drie tijgers neer te leggen. n.1. een moedertijger en twee volwassen jongen. Toen Van Maarseveen in 1934 gepensioeneerd werd als administrateur van „Telaga Patengan" kon hij ten volle aan zijn jachtlust toegeven. Als jager had hij onder Soendanezen ook de naam van de „Paninggaran van de Parhiangan" (de jager van de Preanger). Het Boswezen heeft hem dan ook als onbezoldigd Commissaris van politie 2e klasse benoemd voor de Regentschappen Tjiandjoer en Bandung en hij heeft deze functie niet alleen nauwgezet vervuld, doch den Lande (het voormalig Ned. Indisch Gouver nement) diensten bewezen door rapporten en bewijs-materiaal in te dienen te Buitenzorg over de leverbot-ziekte, waardoor niet alleen karbouwen, van de bevolking in de Djampang, maar ook ban- tengs aangetast werden. Deze aten het malse gras langs de bosranden, dat geheel geïnfecteerd was door de karbouwen, die ook langs de bosranden in de Djampang graasden en die aan leverbot ziekte leden. Van Maarseveen was bemind onder de Djampan- gers, vooral toen hij drie tijgers had doodgeschoten, die een grote plaag waren voor hun groot- en klein vee. Nu het verslag zelf: Van Maarseveen had zich een pondok laten bou wen in de Djampang als logeergelegenheid wanneer hij en zijn jachtmetgezel daar 2 weken ver bleven om op jacht te gaan en voor het Boswezen en Binnenlands Bestuur na te gaan of er overtre dingen gepleegd waren van de Jacht- en Dieren- beschermings-ordonnantie. Zo werd het aangename met het nuttige gecombineerd. Nadat er in het bos een hutje 6 meter hoog boven de grond gemaakt was op vier stevige boom stammen bij een plaats, waar moeder-tijger met haar twee jongen gewoonlijk langs liepen, terwijl aan een boom een geschoten varken was vast gebonden, wachtten wij in het hutje kalm de dingen die gebeuren zouden, af. t Was intussen al zes uur 's middags geworden. Voor zulke jachtpartijen kiest de jager meestal een mooie heldere maannacht uit. Het was verder geduldig afwachten, niet met elkaar praten en vooral niet roken, want van de tijger en panter zijn het reukorgaan, gehoor en gezicht behoorlijk ontwikkeld en uitermate fijn. Voorop moet worden gesteld dat de tijger zijn prooi van een afstand bespringt, zodat hij niet kan ruiken dat mensenhanden de prooi daar voor hem neergelegd hebben. Wij waren niet alléén in het hutje, want we had- den drie van onze flinkste Soedanese jagers mee genomen. Onze zenuwen waren tot het uiterste gespannen door het turen naar de plek, waar de tijgerin tevoorschijn zou komen. Gelukkig hoefden wij daar niet lang op te wachten. Moeder tijger kwam geheel alleen te voorschijn, had natuurlijk al lang het aas geroken en ook gezien. Nog slechts even wachtte zij, sprong toen boven op het aas, en deed zich er aan te goed. Van Maarseveen mikte even met zijn mooi dubbel loops Duits jachtgeweer en vuurde. Het schot was een volmaakte voltreffer, want het beest sprong eerst wel op doch viel met een plof neer, stuip trekkend was het spoedig met haar gedaan. Wij klauterden toen naar beneden en sleepten het zware dier met ons vieren een eindje van de plaats weg, zodat haar jongen niets verdachts zouden opmerken. Aangezien zo'n knal van een geweer vooral 's nachts in het bos ver is te horen, moesten wij ruim twee uren wachten eer de twee volwassen jongen tevoorschijn kwamen. Het scheen dat de beesten grote honger hadden, want ook zij wachtten niet lang om hun prooi, net als hun moeder, te bespringen en aulzia ervan te eten. Aangezien de twee jonge tijgers tegenover eikaar stonden, konden beiden tegelijk onder schot genomen worden. „Jij de voorste" zei Van Maarseveen, „dan neem ik de andere voor mijn rekening", en zo konden wij met twee voltreffers tevreden zijn. Nu was het zaak om vooral niet al te vlug de buit te naderen, want net als een aangeschoten banteng zijn laatste krachten zal inspannen om de jager te attaqueren, zo zal een tijger dat ook doen, als zijn vijand hem te dicht nadert. Voorzichtig klauterden wij ten tweede male naar beneden met onze geweren in de aanslag, maar bevonden dat deze twee, door de bevolking zo gevreesde maoongs, dood waren. De bevolking van de kampong in de buurt had de schoten gehoord en kwam schuchter, gewapend met pieken en kapmessen ons tegemoet in groepjes Va" Vuer'j konden het vooral niet begrijpen dat wijalle drie de tijgers in nog geen vijf uur tijds hadden neergelegd. Tientallen jaren geleden verscheen over deze jacht partij een artikeltje in de „Oriënt"; jammer dat de schrijver er zo n opgesmukt verhaal van had qe- maakt, dat het op jagerslatijn leek.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 10