DR. P. V. VAN STEIN CALLENFELS 6 Toean Besar Goentoer voorbij alle Grenzen asm Als hij duizend jaar geleden geleefd had, hij zou een legende geworden zijn. Want even gigantisch als het exacte werk dat hij nagelaten heeft, even gigantisch leefde hijt hij at meer en dronk meer dan welke andere Nederlander ook in de Tropen, maar ook verzette hij meer werk en kon ascetischer en toegewijder leven dan wie ook. Ook heeft niemand zoveel aangedurfd als hij en kan niemand anders bogen op zoveel zelfvertrouwen en standvastigheid om de slechtste tijden door te komen met glans en glorie. Het Nederlandse tijdperk in de Oost is geopend en gesloten met een Ne derlander van uitzonderlijk formaat: Jan Pieterszoon Coen (een blik ver vooruit) en Piet van Stein Callenfels (een blik ver terug). Dit klinkt zéér boud gesproken, maar in de hier volgende (zéér summiere!) levensbeschrijving staan nuchtere feiten, die stuk voor stuk een bewijs zijn op zichzelf. Alleen één onwaarheid bestaat om trent hem, die ook een indicatie is van het gevaar van legendevorming: dat hij bijgenaamd werd ,,Iwan de Verschrikkelijke", want in geen enkel opzicht was Piet van Stein Callenfels een despoot en wreedaard. Verre van dat. Zijn bonhomie, vriendelijkheid, hulpvaardigheid en respect voor het eenvoudige waren even bekend als zijn vol maakte oneerbiedigheid voor alle vormen van statie en pompe. LOOPBAAN ALS AMBTENAAR. Het trof dus wel bij uitstek ongelukkig dat van Stein Callenfels zijn intrede deed in het Indische leven als bestuursambtenaar en nog wel op de Algemene Secretarie te Buitenzorg (in 1904), waar „printa" en ,,printa aloes" grondwetten zijn in werk en fatsoen. Dit eerste entree maakte van Stein Callenfels niet in smetteloos wit zoals iedere ambtenaar, maar in een verkreukeld pak vol etens- vlekken, en begon opgeruimd een eenmansoorlog tegen geheiligde ambtstermen, door te weigeren woorden te gebruiken als „mitsgaders" en „buiten bezwaar van den lande" om die te vervangen door doodgewoon „en en „op eigen kosten", enz. Correcties en twisten hielpen niet. Callenfels scheen er een opperst behagen in te scheppen het ambtelijke prestige in alle opzichten te molesteren en vroeger of later kwam het dus tot een laatste twist plus handtastelijkheden met zijn chef en de jonge opstandeling werd, zoals dit onder ambte naren heet „gedonderd". Met een zoon van een generaal die nota bene boezemvriend was van Gen. van Heutz, ging dat natuurlijk niet zo maar. Het werd een genadige overplaatsing naar Oost Java, waar de adspirant-controleur zich in Soera- baja en Modjokerto aan andere excessen „te buiten ging"- Zo telegrafeerde hij aan de resident op diens ver zoek hem in te lichten of de bevolking nog last had van apen: „Na het vertrek van Uw Hoog Edel Gestrenge in deze omgeving geen aap meer gezien. Eens verscheen hij op een regentenver gadering in pyama, zittend op een olifant, die hij bij een gokpartij had gewonnen van een Arabische circusbaas, en zijn diensttijd in Modjokerto duurde om soortgelijke redenen minder dan een dag. Toen van Stein Callenfels namelijk in de avond in Modjokerto arriveerde en zich in deftig ambts- costuum (zwarte labaar met gouden knopen) op weg begaf van zijn hotel naar de woning van de assistent-resident, ontwaarde hij bij het oversteken van de aloon-aloon aan zijn rechterhand een fees telijk verlicht gebouw, dat zijn nieuwsgierigheid opwekte en dat bij nader onderzoek de planterssoos bleek te zijn. Van Stein Callenfels „nam er ook even een en toen nog een paar en nog een paar flessen, kortom, na middernacht bevond hij zich met de laatste gasten in zeer opgeruimde stemming aan de „medja bolong" toen een der heren hem vroeg, waarom hij toch dat gekke zwarte pak aan had (de anderen waren natuurlijk allen in wit). Van Stein Callenfels sloeg zich met de hand op het voorhoofd, deelde zijn vrienden mede, dat hij zich nog presenteren moest en nodigde hen uit hem op deze feestelijke tocht te vergezellen. En passant werd van de muziektent nog de ronzebons mee gepikt en stelde het hele gezelschap zich op voor de negen statige stoepen van het marmeren paleis des assistent-residents, en de ads.-controleur de last gaf aan zijn muzikanten om net zo lang het Wilhelmus te blazen tot de Toean Besar buiten kwam. Zulks geschiedde en na de vijfde fanfare verscheen inderdaad de resident, niet in labaar, maar in slaapbroek en badjoe tjina, en in grote razernij. Beleefd presenteerde van Stein Callenfels zich en kreeg tot bescheid dat hij stante pede ontslagen was. IN ZEVEN JAAR ADMINISTRATEUR. Toen van Stein Callenfels zich voorgoed onmogelijk had gemaakt in de ambtenarij, stond hij natuurlijk op straat en ondervond hij aan den lijve wat het betekende in Indië in ongenade gevallen te zijn. Hij had niets en kreeg niets, maar vond nog een man die hem een kansje wilde geven om er weer bovenop te komen in de heer van Bienema, die hem op de onderneming Pengadjaran aan het werk zette op een salaris van f 15,in de maand. Het Indië uit die dagen was hard, maar hardheid kan uit een vent halen wat erin zit. Bij van Stein Cal lenfels kwam het eruit. Hij begon zijn carrière als planter letterlijk op blote voeten, maar in zeven jaar tijd werkte hij zich op tot administrateur. Maar niet alleen als planter onderscheidde van Stein Callenfels zich, al zijn vrije tijd besteedde hij aan studie (hij had bij de grote Kern college gelopen!) en hij had 't geluk dat zijn koffieland lag in het gebied van het oude Madjapahit. Na de zware dagtaak, als iedere andere planter bekaf huiswaarts toog, begon zijn tweede werk: het onderzoek van Hindoe-Javaanse oudheden. Hij ondervond hierbij enorm veel hulp en achting van het volk, waar hij vertrouwd mee omging, Javaans sprekend als een geboren Javaan. Uit deze tijd dateert zijn vergelijking met de reuzenfiguur uit de wajang Koembakarna, wiens „lichaam geleek op een berg, wiens ogen brandden als de zon tegen de middag en wiens stem was als die van duizend donders". De Historie van de Nederlander in de Oost heeft de wonderbaarlijkste figuren gekend. Werkelijk, zoals daar vond en vindt men er hier niet één. Zijn zij legende geworden of weggestorven in een peuterige aanteke ning in geschiedenisboekjes7 TONG-TONG hoopt ze in deze kolommen uit hun as te laten herrijzen. De gestalte van Blanda in de Oost" is een té wonderlijke figuur in de historie van de wereld om vergeten te worden. De onderzoekingen en studieën van Van Stein Callenfels trokken zó wijd de aandacht en wierven zoveel respect dat hem een functie werd aangebo den bij de Oudheidkundige Dienst. En hier blijkt weer hoe weinig materialist van Stein Callenfels in werkelijkheid was. Zonder zich een moment te bedenken liet hij zijn veelbelovende en rijke car rière van planter in de steek en werd eenvoudig ambtenaar bij een vooral in die tijd nauwelijks be kende dienst. ZIJN LEVENSWERK GEVONDEN Dan begint een carrière, die Van Stein Callenfels wereldvermaardheid gegeven heeft op het gebied van de archaeologie en praehistorie. Het is een tijd ook waarin hij zwerft van oetans naar ravijnen en van kraters naar woestijnen, van Java af tot aan Kamsjatka toe. Celebes, Sumatra, Japan, Siam, China. overal waar wonderlijke vondsten gedaan worden, daar verschijnt even later de gingantische figuur van Van Stein Callenfels ten tonele. Ja, gigantisch was hij. Bij de twee meter lang en meer dan drie honderd pond zwaar, dominerend over alles en iedereen, met zulke uitdagende uitspraken als „De mens begint bij honderd kilo" en „Ik ben de laatste Kaninefaat!" Een zwaar, maar ijzersterk lichaam dat hem veroorlooft gezond te leven bij slechte weersomstandigheden: bij het ontoereikendste voedsel. Maar als Van Stein Callenfels in een studie gestoken was, kon hij ook volkomen ascetisch leven. Dagen lang kon hij buiten eten en drinken, net zo lang tot een raadsel opgelost was of een werk voltooid. En dan wierp hij zich op zijn levens- m- -mm Dr. Van Stein Callenfels te Lenggong, zijn lengte metend met enkele Semangs. genietingen met dezelfde grensloze vreugde die hem ook in het werk typeerde. Eens was hij bezig met het ontcijferen van de Soekaboemische steen bij Paré en vele dagen en nachten werkte hij zó geconcentreerd zonder enige zorg voor zijn lichaam, dat de resident bij wie hij inwoonde, zich ernstige zorgen begon te maken. Hoe kan een mens van glazen ijswater alleen leven? Maar op een dag was het werk klaar en stapte van Stein Callenfels opgeruimd het huis uit om niet meer thuis te komen. Na drie dagen werd de resident wederom bezorgd en ging op zoek, zijn schreden met grote mensenkennis het eerst richtend naar de Soos. Daar zat Van Stein Callen fels inderdaad en hij begroette zijn gastheer met een donderend „Hoera!!" waarna hij zijn wens te kennen gaf nu ook eens een stukje te willen eten. Omdat een mens bij drinken alleen niet kan be staan. Dies werd de mandoer van de Soos ontboden en opgedragen het grootste bord van de soos te zoeken. Dit werd gevonden en gebracht en prompt door Callenfels verbrijzeld met herhaling van het verzoek een bord te zoeken „sing matoek taro akoe (dat mij past). Toen de mandoer zulk een bord niet kon vinden, ging Callenfels zelf op zoek en vond in de dameskleedkamer een lampetkom, die zijn goedkeuring wegdroeg. Opdracht werd gegeven dit „bord" naar de bami-chinees te bren gen cn te vullen. Zulks gedaan zijnde, zette Cal lenfels zich opgewekt aan tafel en at de hele lam petkom leeg onder versterking van twaalf flessen bier, onder de ongelovige ogen van de resident. Deze maakte overigens nóg een staaltje mee van Callenfels' -Gargantuaans drinkvermogen toen hij eens een telefoontje kreeg van St. of hij even langs kon komen voor een borrel. Zijn gast kennen de. deelde de resident treurig mede hierop in het geheel niet voorbereid te zijn, waarop St. ant woordde: „Ik neem m'n eigen borrel wel mee!" om even later vrolijk te arriveren met twaalf flessen jenever, die hij in een opgeruimde praatmiddag alle leegdronk, daarna voorstellend om ook even wat te gaan eten in het Dieng Hotel. Er was hoegenaamd niets aan hem te merken toen hij later zijn entree maakte in de volle lobby van het stampvolle hotel, waar hij in het midden van de zaal een tafel liet reserveren voor een volledig diner met Konings water. En bovenop de twaalf flessen jenever drinkt hij nog een fles champagne en een fles bourgogne leeg zonder maar met een oog te knipperen. HOE DE BAARD ONTSTOND. Zulke manifestaties vergezelden van Stein Callen fels op zijn hele loopbaan, maar het grote en door slaggevende verschil tussen hem en „andere grote drinkers" lag hierin dat zijn werk er nooit in het minste onder leed, dat hij alles opzij kon zetten wanneer hij wilde, en dat hij nooit verliederlijkte. Hij had nu eenmaal grenzen, die hijzelf nauwelijks scheen te kunnen bereiken.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 6