7
IN ONS VOLGEND NUMMER:
„OOM DIRK"
1. Een Indische figuur van groot formaat: F. P. H. Prick van Wcly
2. Symboliek en Wijsheid in het gouden gerecht" de Nassi Koening
Zijn baard ontstond eigenlijk op toevallige wijze.
Eens werd hij bij de GG ontboden en liet zich een
rok aanmeten bij Ogér Frères. Die werd gemaakt.
Aangezien er geen overhemd in Batavia bestond
groot genoeg om zijn torso te kleden, moest een
speciaal overhemd gemaakt worden. Hetgeen Ogér
Frères deed, maar met het boord zat de meester-
coupeur vast: waar ter wereld bestond een mon-
sterboord voor deze stierennek? Het Franse brein
vond echter tóch wel een oplossing: twee boorden,
één van voor tot in de nek, boordenknoopje, tweede
boord van nek tot keel. Ja, dat kon, maar onzicht
baar was het foefje van het wonderboord niet.
Hoe dat de camoufleren? Met een baard en wat
langer haar in de nek. Aldus geschiedde, baard en
lang haar a la Iwan de Verschrikkelijke werden
gecultiveerd en Van Stein Callenfels maakte een
perfect entree ten hove. Sindsdien is de baard
gebleven.
GRENSLOZE EENVOUD.
Van Stein Callenfels liep het liefst rond gekleed
in een kain „sec"! Zo ontving hij alle gasten tot
de hoogste toe, op blote voeten dus ook en met
blote en ruig behaarde borst. Soms wilde hij voor
dames wel een versleten pyama-jasje aanschieten.
Maar zelfs toen de Koning en Koningin van Siam
voor de praehistorische sectie van het Pacific Con
gres in het Kediri Hotel hem te gast hadden, ver
scheen hij aan tafel in kain alleen, hetgeen hem
door de vorst beminnelijk werd toegestaan.
Toen Van Stein Callenfels later in Siam werkte
en daar ten hove wederom verscheen in kain sadja,
kon de oudste Prins niet nalaten hem daarvoor
enige uitleg te vragen en gewerd hem het ant
woord: „This is my ceremonial dress by appoint
ment of His Majesty the King." Punt, afgelopen.
Bij zijn onderzoekingen op het Diengplateau woon
de hij in een doodgewoon kamponghuis van bam
boe, weliswaar met „de oudste tegelvloer ter we
reld" (stenen uit de opgegraven tempels) maar
overigens sober en naakt en zonder Europees
comfort. Nochtans noemde hij deze woning
„Djoenggring Saloko" (godenverblijf)al baadde
hij buiten onder een pantjoeran. Soms was het
water op deze hoogte (7000 voet) bij het vries
punt, maar elke morgen vroeg nam Callenfels
getrouw zijn bad onder deze pantjoeran. In dit
godenverblijf heeft hij gasten van internatio
nale herkomst en vermaardheid te gast gehad
altijd in kain alleen en op blote voeten!
De waarden die hij in Indië vond, bleef hij trouw.
Onderzoekingen verrichtend in Kamsjatka gaf hij
opdracht per special envoy om petis en kroepoek
oedang uit Sidoardjo te halen! Hij stond voor niets
helaas heeft hem dat het leven gekost. Daar
TJILAKA BESAR!
In de tijd toen Indische ambtenaartjes nog zo ver
schrikkelijk slecht betaald werden en men toch maar
gedwongen was „als Europeaan" te leven, en dus
geldschieters goede zaken maakten, leende een
handige jongen eens twee honderd gulden van een
Arabier en tekende vlot een schuldbekentenis van
vijfhonderdste gulden. Toen de tijd van inlossing
gekomen was, betaalde hij netjes vijf cent terug,
waarop zich uiteraard een heftig twistgesprek ont
wikkelde over dat „ste".
In laatste instantie kwam natuurlijk de rechter eraan
te pas, die (na zoveel treurige ervaringen met
woekerleed) met kennelijk plezier de geldlener in
het gelijk stelde: er stond toch duidelijk vijfhon-
derdSTE gulden. Waarop de geldschieter filo
sofisch jammerde: „Astafiroellah! Ste begitoe ketjil
bisa bikin tjilaka begitoe besar!"
(Als U maar onthoudt dat de kleinste lettertjes
in het mooiste koopcontract altijd de grootste zor
gen veroorzaken!)
in het hoge noorden kreeg hij last van een negenoog,
maar wilde geen dokter toelaten hem te behandelen.
Het gezwel werd virulenter. Van Stein Callenfels
bleef werken tot hij klaar was. 'Hij vertrok naar
een nieuwe bestemming (in India) maar onderweg
stierf hij aan boord: „Ik ben de laatste kaninefaat,
afzakkend in een konijnenvel op een ijsschots. Aan
mijn lijf komt geen dokter!" iHij stierf in zicht van
zijn bestemming en hij ligt begraven in Colombo,
waar ook een borstbeeld voor hem is opgericht.
Maar zijn werk blijft leven in een enorm aantal
boeken en studieën, in een nieuw gericht onderzoek
van de praehistorie van Azië, nog vele decennia.
TONG-TONG denkt met respect aan deze formi
dabele Blanda, zijn werk en zijn mens-zijn, betreurt
het zeer dat deze kolommen zo klein en zo weinig
zijn om hem meer recht te doen wedervaren, maar
hoopt met dit kleine opstel een richtingswijzertje te
hebben opgesteld voor allen die niet durven en
benauwd zijn. Wees ondernemend, wees branie en
niets kan U deren!
TfALIE ROBINSON.
VERGETEN LIEDJE
Klontong-klontong hola-hei
loop toch niet zo vlug voorbij
'k zou zo graag wat willen kopen
waarom dan zo gauw gelopen
laat eens kijken beste vrind,
of ik ook wat moois vind?
pak maar uit je grote mand
want ik ben een goeie klant,
'k heb een dubbeltje gekregen
en nu zit ik zo verlegen,
wat ik toch wel kopen zal
zo nu weet je het geval.
heb je soms een mooie tol
daarop ben ik altijd dol
'k hou ook veel van prenteboeken
help me maar er een uitzoeken,
of een pakje chocola
heb je dat ook soms ba-ba?
maar wat zie ik loop maar voort
heb je ooit zo iets gehoord,
katjang goreng wat te eten,
had ik dat vooruit geweten,
neen, chineesje, zo je ziet
katjang goreng lust ik niet.
E. LE SUEUR-ZIMMER.
Ergens in TONG-TONG las ik „Oom Chris" (Di
recteur van het Soerabajasch Verzendhuis). Als
hier bedoeld is de Heer Rosenquist, Toendjoengan 1
te Soerabaja, dan geloof ik dat deze algemeen
„Oom Dirk" werd genoemd, 't Was ook D. Rosen
quist. Deze heer Rosenquist was gedelegeerde van
de Suikerbond. Aan hem heb ik nog aangename
herinneringen Ik werkte als chef advertenties bij
de Indische Courant (oost-Java Editie), Directie:
de Suikerbond (Burger)
Bij de heer Rosenquist had ik een kamer met vol
pension. Rosenquist was een ronde prettige reële
kerel, in zijn jonge jaren (meen ik) bekend zanger.
In die tijd was ik verloofd met een meisje uit
Singosari (Malang) waar ik mijn weekeinde altijd
doorbracht. Rosenquist had in zijn garage drie oude
auto's staan en zei altijd: „Neem maar een auto
hoor, als je naar je meisje wilt". Nou dat was tegen
geen dovemansoren gezegd en dus nam ik de ene
keer de Studebaker, dan de Buick of Ford. 't Was
in 1921 of '22 en de auto's waren dus nog niet
zo goed uitgerust als nu. Bovendien waren ze al
oud, banden niet al te goed, lekkende kap en zo.
Autorijden, d.w.z. „hoe een auto op de weg te
houden" had ik geleerd van een taxichauffeur in
Deli, maar meer wist ik van een motor ook niet af.
En zo stapte ik dan zaterdagsmiddags vrolijk in de
wagen en begon de 70 km lange tocht r.aar boven.
Maar elke keer als ik dan halverw. de lange
Simpinghelling bij Lawang aangekomen was, wei
gerde de motor en bleef steken. Ik was in Deli
geen bergterrein gewend en wist niet met de „ont
steking" om te gaan. Maar dat leerde ik wel.
Een andere keer kreeg ik op Kasri, waar altijd
de radiator bijgevuld werd door katjongs voor een
dubbeltje, een lekke band en dan bleek dat er niet
eens gereedschap aanwezig was. Of m'n benzine
was op omdat ik er niet op gelet had. Geen enkele
keer lukte het mij zonder strubbelingen met die
oude wagens „boven" te komen. Na twee of drie
keren was mijn a.s. schoonvader daar al op inge
steld. Als ik om negen uur 's avonds nog niet te
Singosari was gearriveerd, nam hij een vol blik
benzine in zijn auto en ging op weg naar Soerabaja.
Na enkele keren verzocht mijn verloofde mij toch
maar liever met „de vlugge zes" te reizen en dus
ging ik voortaan maar per trein.
Hieraan dacht ik toen ik van 't Verzendhuis las.
F. J. W. M.
Dit waren trotse en gelukkige momenten voor Van Stein Callenfels: als uit een rimboe weer een oude
tempelstad verrezen was en de eerste gasten naar het voltooide werk kwamen kijken in dit gezel
schap waren ook de Koning en Koningin van Siam). Callenfels ontpopte zich bij die gelegen
heden niet als een bij uitstek deskundig en boeiend maar ook als een geestig causeur. Bedenk eens:
tot op zekere hoogte is het werk van TONG-TONG hetzelfde als van Van Stein Callenfels:
het verleden te herscheppen uit de vergetelheid!