EEN WINSTGEVEND SPOOKHUIS
VAN HIER EN GUNDER
10
Het europese kerkhof in Soerabaia heet Kembang
Koening, wat betekent Gele bloem, zo genoemd
naar de tradionele Kambodjabloem. Grenzend aan
dat kerkhof ligt een heel ruim verwaarloosd erf en
hierop staat een groot rechthoekig huis met 2 ver-
doepingen.
Toen ik door nieuwsgierigheid gedreven eens aan
iemand, die daar in de buurt woonde vroeg wat dat
voor een gebouw en wie de eigenaar was. deed
men heel geheimzinnig en zei dat ik 't maar aan
de djaga van dat huis en erf moest vragen. De
djaga was een oude man; hij woonde met zijn
getrouwde kleinzoon plus gezin in een klein bam
boehuisje achter op het erf, dat bij nadere be
schouwing vroeger in zijn goede tijd een ware
lusthof moet zijn geweest.
Er stonden beelden en beeldengroepen en rots
partijen met vijvers en fonteinen, die nu natuurlijk
helemaal verwaarloosd en uitgedroogd waren. De
oude djaga nu nodigde me vriendelijk uit om binnen
te komen en riep naar zijn kleindochter om koffie
te zetten. Na enige beleefdheden over en weer
vroeg ik weer naar hetgeen ik weten wilde en de
oude baas vertelde dat 't huis en de grond erom
heen aan een heel rijke chinees behoorden, maar dat
de eigenaar hoogstens 2 of 3x per jaar enige be
langstelling voor zijn eigendom betoonde. Hij kwam
dan met een paar jonge mannen, zoons of neven.
Ze gingen allemaal naar binnen en toefden er een
paar uren. Dan kwamen ze weer buiten, maar zagen
er meestal al vuil en bestoven uit. „Ging je dan
nooit met ze mee naar binnen, djaga?" vroeg ik.
„Neen mevrouw, dat mag ik niet doen. Ik moet
alleen maar op dit erf wonen en al te nieuwsgierige
en baldadige mensen van de eigendommen van
mijn baas afhouden." Hij zweeg even, als om met
zichzelf overeen te komen of hij me nog wat zou
vertellen of niet. Eindelijk vertelde hij met zachte
stem: „Mevrouw, dit is een spookhuis. De moeder
van mijn baas is uit een van de bovenste ver
diepingen gevallen en na drie dagen buiten bewust
zijn te hebben gelegen is ze gestorven. Precies een
week daarna, ook op donderdagavond werd de
vader van mijn baas als lijk binnengedragen en
beiden werden uit dit huis begraven. Maar hun
zielen, nonja, wonen nog steeds in dit huis. Mijn
baas toefde in die tijd nog voor studie in Shanghai
en zijn zuster woonde met haar echtgenoot elders.
Niemand durfde daarna 't huis binnen te gaan en
vooral 's avonds zit 't huis vol geheimzinnige ge
luiden, 't is net of hun zielen door het huis flad
deren en zachte droefgeestige kreten slaken. Komt
U maar even mee en luistert U maar aan een van
de deuren of vensters?
Ik deed wat me verzocht werd. Eerlijk gezegd
vond ik er niet veel geheimzinnigs aan. Het huis
moest stikvol vleermuizen zitten naar de geluiden te
oordelen: het gefladder van wiekjes en hese zacht
snerpende piepgeluidjes. Ik zei het de oude djaga
natuurlijk niet, want hij zou heel verontwaardigd
zijn over zoveel ongeloof. Ik dankte hem dus en
liep nu door de duistere tuin weer naar de straat
terug. iHad bij daglicht de tuin al een eenzaam en
verlaten indruk, bij avond was hij met al de beel
den en rotsen en donkere struiken en bomen lu
guber te noemen.
Een week daarna was ik op bezoek bij een Chinese
familie en toevallig had men 't over dat grote
verwaarloosde huis. Ik vertelde mijn gastheer dat
't huis wel vol vleermuizen moest zitten en hij
antwoordde: Nou en of, maar niet met vleermuizen
maar zwaluwen en wat voor zwaluwen! Ze bezor
gen de tegenwoordige eigenaar een rijk bestaan.
Het zijn zwaluwen die eetbare nestjes bouwen,
volgens de chinese begrippen een zeer geliefd en
krachtig voedsel". Hij vertelde dat de jonge man
toen hij uit Shanghai terugkwam, geen rode duit
meer bezat maar een hoofd vol brains en initia
tief. Hij vond zijn ouderlijk huis leeg en vewaar-
loosd en bewoond door gewone huiszwaluwen,
die haast niet te verdrijven waren. Kapitaal om het
te restaureren had hij niet. Hij ging naar Rongkob,
Java's steile zuidkust, rotsachtig en vol holen en
grotten, waar de eetbare vogelnestjes gewonnen
worden, wel 7800 meter loodrecht boven de zee,
langs primitieve rotanladders en nam zwaluw
eitjes mee. Die legde hij in de nestjes van de
gewone zwaluwen. Ziedaar de slimme belegging
van zijn laatste centjes. Dat het geen windeieren
opleverde behoeft wel geen betoog. Al heel gauw
was er geen één gewone zwaluw meer en 2 of 3
maal 'sjaars plukte hij letterlijk zijn bestaan van
de muren van zijn nu met opzet verwaarloosde
huis. Voor de show en uit piëteit neemt hij bij het
„oogsten" bloemen, vruchten en brandofferstokjes
mee en bij nacht grote witte meelzakken om nieuws
gierigen af te schrikken
Dergelijke gevallen zijn in de chinese gemeenschap
publiek geheim. Zelfs de oude djaga zal naar ik
vermoed vast wel de waarheid weten, maar zal
zijn baas niet ontrouw worden. Ik was 12 jaar in
Soerabaia en bij mijn vertrek was het oude huis
in Kembang Koening nog steeds „Het winstgevend
spookhuis".
ALE SAD]A.
MOED IN EEN BANGE TIJD.
Naar aanleiding van in no. 16 voorkomend „De
Blijde Boodschap" van Emilie Intveld, Soerabaia,
wilde ik graag mijn ondervinding te Djakarta ver
tellen.
Toen er na de plotselinge internering van Ds.
Kater, een hiaat dreigde te ontstaan in de zondag
kerkdiensten en ook voor de reeds begonnen cate
chisatie, werd dit echter tot onze grote dankbaar
heid opgelost door de Heer v. d. Harst, die de
zondagpreken hervatte, half om half in het Ne
derlands als Bahasa Indonesia; kreeg hij een sein
van onveilig, Jap spion, dan ging hij zonder moeite
over tot volledig Bahasa, echter wel zó, dat wij hem
konden volgen; onze catechisatie werd ook hervat
in samenwerking met de Heer Reinking (lid kerke-
raad) totdat een Ambonese Ds. Patiasina dit van
hen overnam, kort voor Pasen 1944 toen wij onze
belijdenis konden doen.
Wij kunnen dergelijke personen, die geheel vrij
willig en geen gevaar tellend, de opengevallen
plaatsen van de dominé's innamen, niet genoeg
danken. Zij immers wisten ons in die enkele uren
zondags, de rust te geven, in Zijn Huis naar Zijn
bemoedigend woord te luisteren en voelden ons
daarna gesterkt in de gedachte dat Hij ook met
man en familie in gevangenschap was. Denkelijk zijn
er wel meerdere mooie herinneringen uit die bange
tijd. Wie volgt?
L. M. MARTEN-DE ]ONG.
MEPROO
„Houdt U van lectuur, mevrouw?"
„Makanan apa dese!"
(We maken ons vaak vrolijk over deze vrouwtjes,
maar altijd even weigemoed, vrolijk en behulpzaam
als ze zijn, zijn ze ons toch erg dierbaar, vindt U
ook niet? Met zeker evenveel heimwee als wij (en
misschien wel meer) en veel minder begaafdheden
dan wij slaan ze zich hier overal geweldig dapper
doorheen, ja!)
..Ben reuze-enthousiast over dat stuk Belle, maar
wat is het adres van onze grote vioolbouwer? Hij
kan me misschien helpen en eventueel vele an
deren
den B.
Het adres is: H. W. A. Belle, Cliviastraat 14c,
Rotterdam.
..Als Hollander die nooit in Indië is geweest, lees
ik Uw blad toch wel graag. Er zit veel leerrijks in,
maar aan de andere kant moeten we toch wel uit
kijken voor allerlei voorspiegelingen. Wat die (in
derdaad heerlijke) Indische gerechten betreft. Daar
zit b.v. trassi" in, waar ik niet veel fraais over
heb horen vertellen. Wat zou er nog meer in
zitten!"
K. v. d. V. Rott.
Elk volk heeft zo zijn eigen smaak, waarover niet
getwist kan worden. Reinheid blijft een eerste ver
eiste, maar veel dat vies lijkt, IS nog niet vies. U
vergeet dat wij hier in Holland ook met veel
genoegen moeten nemen, waar wij nog aan moeten
wennen. Mensen uit Indië eten b.v. geen paarden-
vlees en zijn toch wel wat versteld over het feit
dat hier in Holland (volgens het statistiek jaarboek)
jaarlijks 38.000 paarden en andere eenhoevigen
worden geslacht en opgegeten. Er zijn Indische
Nederlanders, die zodra ze te weten kwamen dat
veel patates frites in paardenvel worden gebakken,
ze nooit meer eten. Ook hebben wij niet veel moois
gehoord van de samenstelling van veel van die
lekkere worstjes en we hebben Hollandse Nieuwe
uit een vieze drabbige emmer zien komen en we
weten dat veel mooi rood vlees z'n kleur te danken
heeft aan sulfiet, enz., enz., enz.
Mijnheer, wij uit Indië hebben kennis leren maken
met duizenden kostjes van tientallen volkeren,
d.w.z. we hebben veel kaf van koren leren scheiden.
Eten is voor ons avontuur; wie avontuurlijk is hier
in Holland doet met ons mee, maar van „voorspie
gelen" is wérkelijk geen sprake. Als U veel met
Indische Nederlanders omgaat, zult U wel merken
dat er over de Indische tafel niet geredetwist wordt.
Als wij een misprijzend of achterdochtig oordeel
horen, schudden we alleen meewarig het hoofd en
zeggen: „Man, je weet niet wat je mist!" Maar
zoiets als een „haring-specialist" kennen we niet.
Elke etenswarenverkoper in Indonesië is zijn eigen
specialist, onvergelijkbaar, „another morsel of pa
radise". Bij de Indische keuken gaat het nooit om
het „wat?", maar om het „hoe!" Nee, heus, ik
overdrijf niet. Zesduizend abonnees van TONG-
TONG plus hunne echtgenoten, kinderen, opa's en
oma's, durven er elk moment van de dag en van
de nacht vurig van te getuigen. Howgh!
T. R.
..Maar als persoonlijke mening vind ik, dat U
zich te vee! in het verleden verdiept en Holland
te veel wilt veranderen in ons oude Indië!" en
tot slot ,,En daarom geen Tong-Tong in Holland."
H. F. SOESMAN.
In tegenstelling hiermee is de volgende brief:
..Eerst mijn complimenten voor opzet en inhoud
van Uw blad. Misschien een overbodige opmer
king, maar ook ..kachelzitters", die Indië alleen
van de aardrijkskundelessen kennen, krijgen nu
een jaar of twintig te laat een soms be
schamende inhaalcursus.
Aanleiding tot dit briefje was de in Uw laatst
te TT gepubliceerde brief van Vvonne Michel,
Wilmington, U.S.A. Kunt U mij hun volledig
adres opgeven, ik heb met deze ..huidenman" in
hart en nieren) gewerkt en meegemaakt hoe vaak
hij bij sollicitaties in het buitenland zijn kop stootte;
niet vanwege zijn vakmanschap, dat was buiten
kijf, maar zoals hij het zelf in moedeloze buien
betitelde vanwege „m'n st.kleur". Ik ben hem toen
uit het oog verloren, hoorde dat hij toch geslaagd
was en wil hem, nu zijn ..branie" toch gewonnen
blijkt te hebben, graag daarmee gelukwensen."
J. v. d. BULD.