DE PISANG RADJA EN DE MANGGA GOLÊK In ons volgend nummer TOONTJE POLAND VRAAG EN AANBOD KUNSTKRING. Op een dag kwam ik thuis (ik was toen 11 jaar) en zei: ,Ma, ik wil een boom planten. Waar mag dat in de tuin?" Het was wel een zot plannetje voor zon straatboef als ikke, maar Ma zei niet van „Dat wordt toch niks met jou" en zo. Ze was integendeel erg enthousiast en koos een mooi plekje uit, dat ik meteen in het zweet mijns aanschijns en hele lijfs begon om te patjollen om vervolgens met een pengkie van die groene „anoe" te zoeken op straat om de grond te mesten. Ma adviseerde een manggaboom te planten (golèk, lekker!) maar het idee vele jaren te moeten wachten op de eerste vruchten, vond ik gewoonweg af stotend (bovendien zou ik over twee jaar in het geheim toch naar Amerika vertrekken om cowboy te worden, ja toch?), dus ik prefereerde pisang radja (voor gewoon lekker, voor goreng lekkerder, voor kolak de lekkerste) en dankzij mijn vele ver borgen vriendschappen in de kampong wist ik een jong pisang radja spruitje te bemachtigen en plantte het boompje in de tuin. Later (om Ma toch ook maar een plezier te doen) stopte ik ook nog een „pelok" van een vette mangga golèk in de grond en wachtte af. In het begin met veel siram en djiprat en posteren met kartepil voor filéren kip jang wil patol mijn pisang later door-maar ver geten en altijd op straat of in de kali of in de kampong. Maar zie: de pisang groeide. De bladpuntjes wer den echte bladeren, die steeds groter werden. De boom ook. En opeens kwam er ook een lange spruit uit de pelok-mangga geschoten. Ik had toch wel verbazend rijke momenten als ik 's morgens opstond en op weg naar de bijgebouwen voor het morgenbad mijn frisse, jonge, mooie pisangboom zag staan. In een wip was hij groter dan ikke. De bladeren van het manggaplantje waren eerst nog teer paars-rood maar werden later steviger en groener. Af en toe kreeg een al te gulzige kip of bèbèk een onverwachte gevoelige hantem kromo als zij aan mijn anak mas kwam, en weliswaar ging de groei van beide boompjes niet over rozen, maar ze groeiden toch. Tjilaka besarü! Pa maakt plotseling promotie en moet verhuizen. Emigratie! Verbanning! Nota bene juist in de tijd dat ik elke morgen vol verwachting de kruin van mijn pisangboom inspecteerde of het kleine blad niet zou verschijnen dat de komst van vruchten zou voorspellen. Ik was zeer diep bedroefd en overwoog in elk geval de pisangboom in zijn geheel uit te graven en per aparte grobak te vervoeren, maar dat voorstel werd als krankzinnig kortaf van de hand gewezen. Adieu pisang, adieu! Wij verhuisden en regelmatig keerde ik naar ons oude huis terug om naar mijn verloren boom te kijken, bittere vergelijkingen makend met de bij belse uitspraak van een „hond, die terugkeert naar zijn braaksel". Toen inderdaad de djantoeng ver scheen was ik diep bedroefd en op een dag (toen plotseling ook de eerste pisang geel werd) kon ik het niet meer houwen en meldde me bij de mevrouw van het huis. Ik weet niet meer wat ik stamelde, maar het was een schat van een mevrouw (alle Indische mevrouwen zijn schatten - eh, bijna alle maal) en ze beloofde me de helft van de pisangs. Ik was in de wolken en zong voortaan „Yes, we have no bananas!" zonder bittere bijklanken. En toen rijp en toen makanan besar thuis. Al die tijd had ik nauwelijks aan de manggaboom gedacht, ook al was hij intussen verrassend ge groeid. Toen ik de dag na de makanan besar aan mijn lieve mevrouw een apart portie was komen brengen van kolak (in een pannetje in een servet geknoopt) bleek de pisangboom al gekapt (het gaf me tóch wel een schok) en stond de mangga boom moedig alleen zonder beschutting van de felle zon, maar al flink en branie en ondernemend (net als TONG-TONG), maar ach, zóóó lang nog de vruchten Ik kwam er jaren lang niet meer langs en was zelfs de straat bijna vergeten. Maar op een dag was ik er in de buurt en opeens schoot de manggaboom me in de gedachten. Ik fietste nog even door en kon m'n ogen net meer geloven. Er stond een koenjoek van een boom en vol met boengkoesans met „da fetste" golèks erin. De lieve mevrouw was al weg maar er woonde blijkbaar weer een andere lieve en zorgzame mevrouw. Ik was zo trots als een pauw en zo rijk als Croesus met MIJN mangga's, en afgestapt heb ik nog wel een kwartier, trots tellend, naar MIJN boom ge keken. Ik was intussen al zó groot geworden dat ik rustig naar andermans mangga's mocht kijken zonder weggejaagd te worden (zoals vroeger). Ik was zó groot dat ik zelf al vruchten kon kopen zoveel ik wou en dus had ik geen behoefte aan een verzoek om een „proefvruchtIk was al zó weinig egoïstisch geworden dat ik er met plezier aan kon denken hoeveel mensen ik een plezier deed met mijn mangga's jaar in jaar uit. En ik had extra veel respect en liefde voor mijn Ma (door tot nou). En ik had extra veel respect voor haar armoedig verleden, toen zij als eenvoudig Indisch meisje in Ngoedjang woonde met nóóit geld om te kopen, maar met sterke handen om te planten. En nu nog heb ik veel respect en veel sympathie voor alle eenvoudige mensen, die pionieren aan het einde van de wereld. Want niet WIJ, rijkaards met wasmachines en televisies, zijn het die de wereld van straks maken, ZIJ zijn het. Emigratie? Verbanning? ALLE bezit duurt kort, maar al het scheppende en ondernemende werk duurt lang. TONG-TONG, wees als een jonge mangga-boom in de Hollandse tuin, en werp nog vele jaren later rijpe vruchten af! T. R. (P.S. En jullie lezers, erg veel „kamsja" voor jullie extra gesiram en tanah gemoek en pasang pagger voor ajam-njang-stout. Ga voort mijn kin deren en gij zult niet spinazie, maar mangga golèk eten! Nu de Kunstkring TONG-TONG opgericht is, komen van alle zijden aanmeldingen en vragen. Om een idee te geven van „vraag en aanbodgeven we hier twee brieffragmenten: ..Het lidmaatschap van de Kunstkring kost 1, maar wat krijgen we ervoor?" Mevr. F. S. Als wij veel leden krijgen, mevrouw krijgt U elke maand een paarlezingen van eerste gehalte, één of meer filmpjes of kleine exposities en regelmatig een expostitie of uitvoering. Als ..Kost het lidmaatschap maar fl,Dus f 12,— per jaar? Dan maak ik er liever f 2,per maand van en stuur je dezer dagen een giro van 25, want we moeten toch minstens een jaar werken?" Dick Ruys. Dick heeft de leiding van de toneel-sectie. Wie hem wel eens heeft zien spelen, weet dat hij werk verzetten kan! Met zulke mensen leeft de Kunst kring niet één jaar, maar honderd! (Opgave lidmaatschap bij Margarehta Ferguson, Van Bleiswijkstraat 111, Den Haag, Tel. 55.95.40. Giro 65795. ZOETE NAMéN Ja, als je goed nagaat ja, de tijden werden toch ongemerkt slechter. Neem nou de Bataviase tram. Toen ik hééél klein was, waren er nog twee trams, een elektrische tram en een trem-napas, de stoom tram. De elektrische tram was van de B.E.T.M en de stoomtram was van de N.I.T.M. Ja ja, NITM betekende: Nonni Item Tetapi Manis. En BETM listrik was een beetje duurder) bete kende Biar Enak Tetapi Mahal. Jaaa. En toen werden de twee tremmen gefuseerd en kreeg je de NITM en dat was zoals iedereen weet Nanti Ini Trem Mogog, En toen alles mogog, ja of niet! Na itoeoeoe! (P.S. Zou van dat BETM Tante Betje afgeleid zijn?) Onze dierbare Indische tuin, zó lekker slordig en zorgeloos, je hoeft de kinderen niet aldoor na te zetten met de boeloe-boeloe omdat er tóch niets te vernielen valt. Zo leuk, al die perkranden van Bolsflessen ja? Wie ze allemaiJTTeeggedronken heeft? Meneer?! Bestaat niet! Elke dag twee pait- jes maar! (En na twintig jaar hoe dan? Ja toch?). Die gekke tuin ook: wat je speciaal plant en ver zorgt, gaat dood, maar wat zó maar ergens op komt, dat groeit tegen alle verdrukking in! Nou vooruit, dan flans je maar een paar staketsels in mekaar voor de stephanoot, de gandasoelie of de laboe siëm. Klaar is kees. En zo gezellig als een bonte vlag hangt daar de sarong van baboe over het putmuurtje! O, van mevrouw? Pardon ja mevrouw. De pisang, de nanas, de klapper, alles ging vanzelf. Op alle uren van de dag kon je even lekker luchtig buiten zit ten. Isterniet wind. Niet zoals hier eerst bon-jas aan en met een dikke steen op je hoofd tegen het wegwaaien. Ja toch? En 's nachts de verademen de rust van het gekriek-kriek van de djangkriek, het doordringend gezang van de orong-orong, het gefluister van de pisang- of kladi-bladeren. Of opeens het klare signaal van de tokeh ja en misschien ook de doffe snelle voetstap van de keblekkan of de lach van de gonderoewo? Die tuin is ons allen, blank en bruin, diep in het wezen gedrongen en kan' er nooit meer uit. We hebben er gebandringd en gevliegerd, gala asin gespeeld of zo maar geknokt. En nog later gevrejen, ja toch? En ajam katik gepiara en or chideeën en lida boewaja. Je zou een encyclopae dic kunnen volschrijven over de tuin alleen. En in TONG-TONG gaan we het doen, ja? Tien jaargangen TONG-TONG vormen straks een brok boeiende historie en originele wetenschap. Zet 'm op, lezers!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 3