7 NASSI KOENING (Vervolg Dr. Prick v. Wely) 1001 AVONTUREN met de soetil INDISCH. Sommigen noemen het „petjo" en veroordelen deze mensen en TONG-TONG erbij. Het zij zo. Het is vaak hetzelfde soort mensen dat Z.K.H. Prins Bernhard veroordeelt, omdat hij spreekt met een Duits accent, dat Fransen en Britten uitlacht omdat ze „gebroken" Nederlands praten. Men zegt dat het met Indonesisch heel anders is. Omdat dat lager is. Wat Indo-mestizen verwerpen! onze moeders staan niet lager dan onze vaders. Omdat het „voorbij" is. Het is NOOIT voorbij. Hoe oud Nederland ook wordt, in zijn historie zal de Indische historie onuitwisbaar blijven staan. De Nederlandse taal zit vol vreemde invloeden. De Indonesische zitten er al eeuwen in en zullen er nog eeuwen in blijven. Dat is géén schande, dit is verrijking. TONG-TONG propageert het Indisch niet en ziet heel goed in dat dit taaltje aan het verdwijnen is, maar zo lang het bestaat als levend en wezenlijk bestanddeel van het Indische bestaan in Nederland, zal het weerspiegeld blijven in TONG-TONG. Indisch praten is niet ordinair, in elk geval niet „ordinairder" dan wat Rijk de Gooyer voor de radio brengt of vele Hollandse schrijvers telkens weer aan jargon in hun boeken of reportages. Het woord „petjo" heeft de tendens van opzettelijk te willen kwetsen. Dat had het woord „Gueux" en de Geuzen zijn de grootste trots van Nederland geworden. Duizenden totoks spreken Indisch (en petjo) als een defiant verzet tegen het formalis tische „dode" boeken-Nederlands. TONG-TONG kiest openlijk partij voor deze Totoks en Indo's zonder enig verlangen te chargeren, maar ook kop pig vastbesloten om niets weg te gooien dat eerlijk, goed en natuurlijk is. Wie dit niet met ons eens is en het beschouwt als fout, acceptere TONG-TONG toch maar met de handvol Indische passages. Wij willen niet vol maakt zijn. Wij willen menselijk zijn. Wij kiezen dus welbewust partij voor de idee van de goede Nederlander: Pa van der Steur die zich het lot aantrok van de wezen en verstotenen. De lange rij van Totoks, die de Indo erkenden als vriend, mens en volwaardig burger. Dit is GOED. In zijn verlangen het GOEDE te dienen (niet de mate rialistische belangen van een groep!) handhaaft TONG-TONG onder andere zijn vriendelijke hou ding tegenover het Indische taaltje. Dit is het enige blad in heel Nederland, waar de Indischman volkomen thuis kan zijn. Strek je benen onder onze tafel, man, maak het bovenste knoopje van je toetoep los, maak je ouwerwets lekker en blaas eens uit: „Adoeh! Zóóó prettig!" EEN NAAM ONTBRAK In het onderschrift onder de foto van het gezel schap met o.a. de echtparen v. Helsdingen en Hillen, is helaas een naam weggevallen. Tussen de heer Goossens en mevr. Hillen moet namelijk nog staan: Mr. J. C. Veltcamp Helbach. Maak als nog de aantekening, amateur-historici! Het is in vele landen de gewoonte om, nadat een hartcwens in vervulling is gegaan of na een voorspoedige arbeid, aan goede vrienden en naasten een maaltijd aan te bieden, zulks als uiting van eerbiedige dankbaarheid aan de zegening Gods. Het aanbieden van een maaltijd als deze, noemt men in het Javaans: ngudari nadar. Dat aanbieden is dus de vormgeving van de gelofte (eerbiedige dankbaarheid aan de zegening Gods) en, als die is uitgesproken, zegt men het woord; punar. Punar is de U welbekende nassi-koening, de gele rijst. Als iedereen dan bijeen is, om aan die maaltijd deel te nemen, dan is de wens vervuld. Het is volbracht! Punar, Kabul! den keukenpieterige oud-gast altijd nieuwe verras singen bereiden zal" Werkelijk, het zijn altijd de nuchtersten, de eer lijksten en de breedsten. die het loffelijks! spreken over Indische zaken! Maar we komen terug op het begin: de kleine Max, die dertig jaar al begon terug te denken aan Indië en het nog steeds doet, aan de zoon Frank, die voortgaat in de voetstappen van zijn vader: wij handhaven hier de uitspraak dat de band met het Indische verleden NOOIT doodgaat, dat er voor de ruime geest zelfs in de herinnering aan Indië waardevolle elementen schuilen voor nieuwe in spiratie en nieuwe studie. Onze kinderen en klein kinderen zullen Indië niet vergeten ook al worden ze steeds blanker en steeds Europeser. TONG TONG blijft trots het groene vaantje hoog houden van onze Indische historie en hoopt in Indische gelederen nog eens een taalgeleerde wakker te maken, die het standaardwerk schrijft over de In dische Cultuur, d.i. het Nederlands bewustzijn in het Indonesische leven. TJALIE ROBINSON. Het beeldend denken van de mens schept symbolen uit de veelheid van vormen uit de omringende we reld. Nog ontvankelijker dan door vorm, wordt ons gemoed aangedaan door kleur. De kleur voegt aan de vorm iets toe, dat leven en bezieling daarin brengt. Deze merkbare invloed op de menselijk psyche is blijkbaar ook oorzaak, dat geen gods dienst, geen volksleider, geen vorst het effect van de kleur versmaadt. Men denke b.v. aan kerkramen, aan vlaggen, aan vaandels, uniformen, enz. Vooral het geel wordt veel gebruikt In de sym boliek heeft het geel zijn grootste betrekking tot het zonlicht, waaraan het zeer nabij komt. Het zonlicht wordt meestal goud genoemd, en goud is veredeld metaal. Goud geeft de goddelijke glorie weer. Daardoor treft men het goud of het geel als kleur van de grootste macht of verlichting; vandaar dat als een heerser of bemiddelaar wordt geacht om Gods wetten op aarde te brengen, hij een geel gewaad draagt, zoals de keizer van het oude China; de vorsten van het oude Indonesië het oude Java zoals de rijken Madjapahit, Padjadjaran, Sriwidjaja, Medang Kamulan. Zo laten zich verder verklaren de gele monnikspij van verschillende Hindoese orden, evenals het gele zonnescherm (Songsong Djené), de gele banier (Umbulumbul Kuning) en de gouden troon (Dam- par Kentjana) van de vroegere vorsten in Indonesië. Thans zien wij het geel als de vlag van de presi dent van Indonesië. In het adatgebruik wordt het geel ook aangetroffen bij het Javaanse bruidspaar; geel is de huidsverf (boreh). De binnenversiering van het huis ge schiedt met de gele pinang bloemen (majang), ter wijl de hoofdversiering van de gaanderijen zich accentueert op de gele jonge blaadjes van de klapper boom (djunar kunir) en de gele klappernoot (ke- lapa gading). We komen terug op de nassi koening. Het op dienen daarvan bij bepaalde maaltijden is traditio neel. Het dateert reeds uit de tijd van Adji Saka, koning van Medang Kamulan. Adji is de benaming van een priestervorst; Medang Kamulan betekent „Het Gezegende Rijk". De overlevering zegt, dat vóór Adji Saka er een regering was van de Rak- sana, een regering van de Demon, onder welke men elkander vernietigde. Adji Saka is de grond legger van een geordende samenleving van men selijkheid. Hij is de stichter van de heilige orde der Empu's. (Een Empu is een heilige, die de kunst verstaat om ruw ijzer in heilig ijzer (wesi adji) om te zetten: de kris!) De regering van Adji Saka is trouwens een om wending van een regering van de duisternis naar die van het licht; een omwending van een „kamp" in een waarachtige samenleving; een omwending van barbaars egoïsme naar levenseenheid; van eigenbelang naar roeping; van onwetendheid naar kennis en van destructie naar opbouw. Adji Saka onderrichtte de bevolking in de bewer king van de grond tot de sawah (voor de padi aanplant), welk systeem tot heden ten dage door de tani wordt toegepast. Hij wees op het voedings- nut van de palawidja en de geneeskracht van de kruiden en wortels. Deze voortbrengselen van de gele aarde (Siti Djenar) noemde hij de juwelen van de edele aarde, de Ratna Dumilah. Adji Saka leerde het volk het alfabet, de Ha na tja ra ka, enz. Mystisch betekent Ha na: het zijn, het absolute; Tja ra ka: lichtstralende geest; Da ta sa wa la: neerdalende in de stof; Pa da dja nja: even krachtig; Ma ga ba ta nga: los het op. Het alfabet geeft dus weer, de harmoniërende eenheid der triniteit in geest en levensstof. Adji Saka voerde een jaartelling in, de Saka tijdrekening. Het astrologisch element wordt in gepast in zijn 12 tijdperken van het kalenderjaar, de 12 wuku's. In de wuku's kan men de samen hang vinden van het lot van de mens met de loop der sterren. In het bijzonder, doelende op dit lot van de mens ter bestendiging van de zegen van Hjang Wiku, de opperste wijsheid, werd de Punar, de nassi koening, als offer ingesteld, welke gewoonte adat is geworden. Wat is eigenlijk nassi koening? Niets anders dan witte rijst, geel gekleurd met een mengsel van klappermelk, jonge assemblaadjes en kunir. De kunir is een geneeskrachtige wortelknol, veel gebruikt als middel tegen dysenterie. De kleur is geel, kuning, vandaar de naam kunir. Rijst de gewone mens. Het wit van de rijst en het wit van de santen symboliseert de reinheid, Sutji. De kunir vertegenwoordigt de veredelende kracht. De jonge loot van de assem betekent de Rasa, d.i. de verheven belevenis van eenheid van hoofd en hart, zodat men zich na zulk een be leving als herboren waant. Nassi kuning sym boliseert dus; de gewijde mens, wiens bewustzijn zo wijd is open gemaakt, dat hij zich als het ware openstelt als materiaal en bouwende levenskracht. Het offeren van de nassie kuning houdt in de ge lofte: de vormgeving in de levenspraktijk van de koning der kunsten, de verheven levenskunst. Het opdienen van de nassi kuning geschiedt in een bijzondere vorm en wel in de vorm van een kegel, genaamd de Tumpeng. In de top van de kegel wordt een ei geplaatst en rondom het cirkelgrond vlak ervan, bevinden zich naast verschillende ge rechten, 7 bollen witte rijst op een aparte manier bereid (nassi golong). Er is reeds gezegd, dat het Javaanse alfabet, de hana tjaraka, enz., weergeeft de harmoniërende krachtseenheid der triniteit in geest en levensstof: welnu, de Tumpeng geeft deze betekenis in de vorm weer. Immers, het ei in de top, bestaande uit dooier, eiwit en dop is het Javaanse symbool van de Trimurti, dit is de 3-eenheid van Urip (leven), Rasa (geest) en Wadag (omhulling stof). Het Jav. woord ei Tigan. In dit woord zit het woord tiga 3), het heilige getal. De 7 bollen nassi golong op de basis betekenen: de paren van tegenstellingen, der scheppingsvormen in het heelal. 7, is het getal voor het heelal, terwijl golong gumolong loroning atungal, betekent: 2-eenheid. Tumpeng, van het woord mempeng, betekent krach tige wil. Van welke kant men de Tumpeng bekijkt, de kanten vormen een passer (djangka). X. Ravioli. (Italiaanse pangsit koewah) T a. Vulling: Kippen of gewoon gemengd gehakt; teentje knoflook (geoelekt) zout, peper. Goed mengen, b. Meel met ei, ietsje zout en water kneden en uitrollen tot ongeveer J4 cm dikte of dunner. Met glas rondjes uit-drukken. Op zo'n rondje vulling doen. Rondje dubbelvouwen, zodat halve maan ver kregen wordt. Randjes met wat water dichtplakken. c. Saus: blikje tomatenpuree met water aange lengd (of verse tomatensap), wat zout, peper, geraspte kaas, aan de kook brengen. Hierin de halve maantjes doen en ongeveer 20 minuten op zacht vuur en in gesloten pan laten koken. Hierbij is lekker: atjar van komkommer, fijngesne den sla en tomaten in saus van azijn, peper, iets zout, suiker en paar druppels olijfolie. LB.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 7