3 HAARLEM De „weerspannige" Hadji L. v. Meerdervoort 520 - Den Haag Tel. 336441 GENERAAL-MAJOOR E. ENGLES Gen.-Maj. E. Engles SALUUT VOOR ORANJE Tijdens de oorlog tegen de Jappen, dienden mijn zoon en ik in dezelfde Compagnie, toen wij in krijgsgevangenschap kwamen in Makassar. Toen Wij kennis maakten met het buigen voor de jap, waar menigeen al een flink pak slaag voor had gekregen, zei ik tegen mijn zoon: „we zullen van de barak afgaande, nimmer zonder bivakmuts naar buiten gaan, dan behoeven wij, wanneer we een jap tegenkomen, nimmer te buigen, doch enkel maar salueren. Maar dat saluut brengen we niet aan de jap. doch aan Oranje en telkens als we salueren, zeg gen we stil voor ons zelve „ORANJE". Op zekere dag dat ik weer een jap passeerde en wat te luid ORANJE zei, hield de jap mij aan en vroeg mij, wat ik daar onder het salueren zei, waarop ik prompt ten antwoord gaf: „OHAJO". Een goedkeurend gebrom van de jap was mijn be loning. Het woord OHAJO was het enige woord wat ik buiten de japanse commando's kende, het bete kent: „GOEDE MORGEN". M. COHEN. Op 29 augustus zal in de zalen van het Concertge bouw te Haarlem een TOVO-contactavond worden gehouden waaraan zullen medewerken: GEORGE DE FRETES en zijn „ROYAL HAWAIIAN MINSTRELS", „THE NOVELTY QUINTET" uit Amsterdam, „JIM AND HIS ROLLERS" uit Zaandam, „THE BLUE BIRDS" uit Haarlem, de Oosterse dansgroep „Ramayana" uit Amsterdam, WANDA DE FRETES in haar Hawaiian- en Rock en Roll creaties en vele anderen tezamen in een eminente floor-show. Aanvang der avond 20.00 uur, einde 03.00 uur. Kaarten voor deze avond reeds nu verkrijgbaar bij: Mej. S. Kilian, Roerdompstraat 53. Haarlem, Mej. J. Domingus, Indischestraat 106. Haarlem, Hr. R. Sjardijn, Fr. Schubertlaan 4, Heemstede, Hr. H. Hennekam, Vondelweg 510, Haarlem, Hr. J. Rademaker, Han- nie Schaftstraat 162 II, Haarlem. Prijs per kaart f 2,50. Geen verkoop van kaarten aan de zaal. Kaarten zijn ook schriftelijk te bestellen bij G. J. Visser, Postbus 31, Haarlem. Voor vervoer na afloop der contactavond naar Amsterdam, 's-Gra- venhage, Utrecht en Alkmaar kan worden zorgge dragen. Nadere berichten hieromtrent in het eerst volgende nummer van dit blad. Toen Ik in 1923 werd overgeplaatst op een zuster onderneming. kreeg ik bij de overgave en over name van mijn voorganger te horen, dat de Mij een stuk grond wenste te kopen, gelegen aan de grote weg en de fabrieksrailbaan, die op dat punt de grote weg kruist. De bedoeling was hier een polikliniek te bouwen, waar de fabrieksdokter één of twee maal per week spreekuur zou houden. Vrijwel alle gronden om het fabrieksterrein waren eigendom van Kadji Ngarib en deze weigerde grond aan de onderneming te verkopen, tenzij er een abnormaal bedrag voor betaald werd. Mijn voorganger had er alle moeite voor gedaan, maar de kadji wenste de grond niet af te geven. Toen ik me in mijn nieuwe afdeling wat inge werkt had, heb ik enige keren de kadji bezocht en hem over deze grondkwestie gesproken, echter zonder resultaat. Op een middag, toen het werk beëindigd was en ik met de secretaris-boekhouder voor het kantoor stond te praten, passeerde kadji Ngarib. Ik groette hem en meteen kreeg ik een idee, riep hem en verzocht hem even bij me op kantoor te willen komen, welk verzoek hij inwilligde. Ik presen teerde de man een stoel bij mijn schrijftafel en zei hem toen: „Zeg Dji. ik heb enige dagen ge leden van de modin gehoord, dat de misigit in de dessa een geschenk van jou is geweest. Is dit juist?" Hij beaamde dit waarop ik zei: „Nu moet je eens goed naar mij luisteren. Dit is werkelijk mooi werk van je geweest en zal je hiervoor wor den beloond. Al die mensen, die geregeld de misi git bezoeken, zullen je reuze dankbaar zijn voor dit geschenk en na je dood zal je nog altijd bij hun in herinnering blijven leven. Als je ons nu de ge legenheid geeft, om een polikliniek te bouwen op de door ons begeerde grond waar alle mensen om dokters hulp kunnen komen als ze die nodig heb ben, zullen deze mensen je dan niet eeuwig dank baar blijven, dat mede door jouw toedoen de ge legenheid is geschapen, een polikliniek te bou wen. hetgeen een grote hulp voor de dessabe- volking is. Ook hierdoor zal je naam eeuwig blij ven leven: ook bij die mensen, die de misigit niet bezoeken. De uitdrukking in kadji Ngaribs ge zicht veranderde opmerkelijk en hij vroeg mij, of er zegels op kantoor aanwezig waren, hetgeen zo was. Hij vroeg toen. of ik op het zegel wilde schrijven, dat hij bedoelde grond aan de onder neming schonk op die voorwaarde, dat er een polikliniek op zou worden gebouwd en dat de grond ons eigendom bleef, zolang die polikliniek geopend bleef. Mocht echter door een of andere oorzaak deze kliniek worden gesloten, dan vervalt deze grond met alles wat er op staat weer in eigendom van kadji Ngarib of zijn erfgenamen. Na de ondertekening stond hij op en schudde mij stevig de hand. De volgende ochtend bracht ik bij de administrateur verslag uit en wist de man niet wat hij hoorde. Op de onderneming was er een chemiker in dienst, wiens hobby schilderen was. Zo had hij ook van kadji Ngarib met zijn expressief gelaat een por tret geschilderd, dat uitstekend geslaagd was. Ik vroeg de administrateur dit schilderij te kopen, dat ik kadji Ngarib gaarne wilde aanbieden, waar in werd toegestemd. Toen ik met het schilderstuk je bij kadji Ngarib kwam, zat hij in zijn pendopo op een wipstoel met zijn lievelingskleinzoontje op schoot. ïk zei toen: „Dji ik kom je een cadeautje brengen". Terwijl hij het uitpakte keek zijn klein zoon erg nieuwsgierig, wat er wel uit dat pak- RA-R A-HOE-K AN-DAT? Aan de ene kant het in Holland zelfs bij vele .intelligentsia" gangbare PRAATJE dat de planter in Indië een wrede koeliedrijver was. Aan de andere kant het FEIT dat waar cultu res waren, vrede en welvaart heersten, de be volkingsaanwas snel toenam, gezondheid en ontwikkeling groeiden. Antwoord: er MOETEN naast de (desnoods vele) slechte planters per sé véél meer goede geweest zijn. Kenmerken van de planter, zoals wij hem kennen: kennis en begrip van zeden en gewoonten, mensenkennis, tact. Er hoeft geen ophef van gemaakt worden. Hier nemen wij een eenvoudig verhaaltje op dat voor zich zelf spreekt. ketje zou komen. Zo was de papierverpakking van het schilderij af, of het jongetje schreeuwde verheugd: „Lo: Pah Dé, Pah Dé. Pah Dé!!! Ik kon duidelijk waarnemen, dat Ngarib moeite had zijn tranen in te houden. BOENG JULIUS. Het van ouds bekende adres Rijswijk 11, Batavia Terwijl wij in dit nummer de ophef fing van het K.N.I.L gedenken, wor den wij geconfronteerd met het heen gaan van een zijner opperofficieren: de Generaal-Majoor b.d. Eduard ENGLES. Zijn plotselinge dood op 19 juli 1959 bracht grote ontsteltenis in Indische kringen. Hij werd op 26 november 1895 ge boren te Batavia en vertrok al vroeg naar Nederland. Zijn officiersopleiding kreeg hij aan de cadetten school in Nederland, hij werd op 12 augustus 1918 benoemd tot tweede luitenant bij het K.N.I.L. en vertrok in maart 1919 naar Indië. In hetzelfde jaar werd hij eerste luitenant. In 1926 volgde hij de cursus aan de Hogere Krijgsschool in Neder land in welke periode benoeming tot kapitein plaatsvond. Terug in Indië in 1929, en in 1932 een functie bij de Generale Staf. Vanaf 1938 ver bleef hij in Nederland waar hij Hoofd van het Indisch onderwijs aan de K.M.A. was en tot ma joor werd aangesteld. Duitse krijgsgevangenschap van 1940 tot mei 1945; daarna via Engeland weer naar Indië. Nog in hetzelfde jaar werd hij kolonel, het volgende jaar benoemd tot Directeur Centrale Opleidingen Indonesië. In 1948 bekleedde hij drie functies tegelijk: Ter ritoriaal Commandant tevens Troepencommandant van West-Java en Commandant van de C-Divisie- „7 December". In dat jaar werd hij effectief gene- raal-majoor, nadat tijdelijke benoeming reeds eer der had plaatsgehad. Op 17 februari 1950 begaf hij zich met de Divi sie naar Nederland om deze bij de Minister van Oorlog af te presenteren. Op 25 juli 1950, bij de ontbinding van het leger dat hem zo na aan het hart lag, werd hem eervol ontslag verleend. Generaal Engles was Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, Officier in de Orde van Oranje-Nassau en drager van het Officierskruis met het cijfer 35; bovendien was hij Commandeur in de Orde van de Witte Olifant van Thailand. In onze harten houden wij de nagedachtenis aan deze Panglima Besar', die de eenvoud zelve was, in hoge ere. Moge deze gedachte zijn zwaar getroffen echt genote een troost zijn. DE REDACTIE. PANGLIMA BESAR Generaal Engles was niet alleen abonnee van TONG-TONG. hij was ook een groot vriend van ens blad. Eindeloos konden wij hem lastig vallen met allerlei verzoekjes en verzoeken om hulp. Hij hielp altijd direct, grondig en goedgehumeurd. En als we eens in gebreke bleven, hij kon ons zó prettig en goedmoedig herinneren aan een belofte! Ja. een man met een groot hart. Als we hem opbelden met de groet: „Selamat pagi Panglima Besar Pintoe Besi!" dan hoorden we hem aan de andere kant van de lijn schudden van de lach, Ja. op Pintoe Besi in Betawie was hij geboren en ah normale Bataviase schooljongen had hij daar zijn eerste kloppartijen. Met het grootste plezier sprak hij met mij over dat schooi en vechtterrein dat we beiden zo goed kenden, van Krekot en Gang Troentjie af tot de Sluis aan de ene kant en de Rialto Bioscope aan de andere kant. Hoe konden zijn ogen vonken als we namen terugriepen van roemruchte djago's als Quartero, krontjongspelers als Bram Sapulete. Ja, een man van karakter vergeet nooit. In die geest zal TONG-TONG generaal Engles nooit vergeten. T jalie. HORLOetMAKERS s/ms /ei!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 3