BONI ATJEH-HERINNERINGEN 10 CORA-CORA Defeated but never conquered Deze foto werd gemaakt te Samalangan (Atjeh) in 1905. In het midden, staande voor het wacht huisje, de schrijver van dit artikel. Aan zijn rechterhand de sergeant Zeelenberg. Uiterst links op de foto de Panglima (sergeant) Manuhutu. De liggende man is de ziekenverpleger Van Roessel. Toen op 30 april 1909 Nederland zich verheugde over de geboorte van Prinses Juliana, die nu onze geliefde en algemeen geëerde Koningin is, werd die blijde mare telegrafisch doorgezonden naar Neder- lands-Indië en door Z.E. de Gouverneur Generaal doorgeseind en telefonisch doorgegeven aan de commandanten van de troepen te velde. Zo kwam op 1 mei 1909 de vreugde-boodschap ook telefo nisch door in het marechaussee-bivak Leuhong, Atjeh, waar van de 12 brigades Ambonezen en Menadonezen onder commando van de kapitein W. van der Vlerk, ridder M. W.O. er zes thuis waren. Deze 120 man werden met hun brigadecomman danten tesamen geroepen, de vreugdeboodschap werd hun in een bloemrijke vertaling medegedeeld en na een veelvuldig herhaald en tot een orkaan aangegroeid geroep „Hidoeplah Prinses Juliana" werd door de commandant, die er een echte feest in het tweede nummer van TONG TONG van 30 juli 1959 staat in het artikel: „Honderd jaren K.N.I.IL. dat reeds op 20 januari 1850 de Rijks sieraden van Boni als teken van overgave werden ingeleverd. Dit feit gebeurde pas veel later, nl. in 1905. In 1860 werd het zuidelijk deel van Celebes en een paar eilanden aan het Nederlandse gezag on derworpen, maar Boni bleef bestaan als „leenrijk". Er werd een verdrag gesloten, waar de leenman nen zich niet meer aan stoorden dan hun gelegen kwam. Boni kwam de slag van 1860 te boven. In 1895 beklom een nieuwe vorst de troon en toen begon nen de moeilijkheden opnieuw. In strijd met het ver drag speelde Boni de baas, eerst in Wadjo en Loewoe, later op gouvernementsgebied. In 1905 kwam dc militaire expeditie, bekend als de „Boni-expeditie" door H. C. Zentgraaff als ver slaggever meegemaakt. In het Bataviaas Nieuwsblad van 26 juli 1905 kwam het verslag voor van de „mislukte landing bij Oedjong Patiro". Deze „Patiro mislukking" kon gebeuren omdat men het pad tussen Patiro en Bad- jowè niet kon vinden. Toen werd besloten de aanval, van zeezijde uit, op Badjowè te doen. De kolonel der cavalerie Jhr. L. D. C. de Lannoy had het bevel over het eerste échelon, samengesteld uit: het linkerhalf 15e batal jon infanterie, d estaf, de eerste drie compagnieën van het 19e bataljon infanterie, de marechaussee en een detachement genietroepen. Dit gebeurde op 28 juli 1905. De slag werd ge dag van wilde maken, aan zijn mannen gevraagd, wat zij het liefst zouden willen doen. Het antwoord was typerend voor deze vechtjassen. Het luidde als uit één mono. Pasang, Toean". Hoewel schieten in een bivak zeer ongewoon was, kregen zij, op deze bijzondere feestdag, hun zin. Kapitein van der Vlerk gaf de brigadecommandan ten opdracht, de mannen te voorzien van één hou der (vijf stuks) scherpe patronen (losse flodders kende men daar niet), de zes brigades in carré op te stellen en onder leiding der brigadecommandan ten, beurtelings per brigade een salvo in de lucht te laten afgeven. Er zouden dus in totaal 30 salvo's worden afge geven, maar na het vierde salvo waren onze be roemde vechtpassen door het dolle heen, hadden geen geduld meer om op hun beurt te wachten en schoten allemaal tegelijk tot alles op was. De fluitjes van de brigadecommandanten om het wonnen na een bittere tegenstand van de Boniërs, die onder bevel stonden van een neef van de vorst van Boni. Hij sneuvelde in deze strijd. Dus „De laatste Generaal" had zich niet over gegeven, zoals Friedericy schreef in zijn roman „Bontorio". De oude Aroemponé van Boni, Kraêng Segeri La- pawawooy was het gebergte ingevlucht met zijn zoon, hun vrouwen en enig gevolg. Na een achtervolging van enige maanden vond men zijn schuilplaats. De zoon werd bij het ge vecht, dat toen volgde, gedood. Dit gebeurde begin november. „Voorwaar een schone dood" schreef Z. „Met de wapens in de vuist, de schuilplaats van zijn oude vader verdedigend en met zijn leven dat verzet betalend, verdient hij een eresaluut. De gevangen vorst van Boni werd op 29 november 1905 met de „Assahan" naar Makasar gevoerd. Hierover schreef Zentgraaff: „De vorst was gezeten op een stoel, waaraan twee draagstokken waren bevestigd. Hij droeg een geel jasje en had een eenvoudige sonko op het hoofd. De magere benen waren gekruist onder het lichaam, maar op het oude hoofd, waaruit de grote ogen strak voor zich uit staarden, lag nog altijd de majesteit van de heerser en meer nog, de majesteit, die het ongeluk aan sommigen geeft." De rijkssieraden waren reeds eerder (begin augus tus) afgegeven. Een Boniër Pasa Tana Anregoewe Annakaroeng, die zich vrijwillig had onderworpen, vuren te staken werden niet gehoord, al floten zij ook als gekken. Na afloop van deze uiting van opperste vreugde, kregen allen een fles bier en er mocht worden ge speeld wat men wilde spelen. De kapttein 'nodigde toen de officieren en onder officieren voor een feestdronk bij zich thuis en daar werd de geboorte van Prinses Juliana verder gevierd. Plotseling (het was enige uren later) zag dit kleine groepje feestvierenden een druipnatte Luitenant met getrokken klewang en een grimmig gezicht, gevolgd door een twintigtal even druipnatte marechaussees met even grimmige gezicht en met getrokken kle wang, sluipend uit de struiken aan de kant van de rivier naderbij komen en hoogst verbaasd blijven staan bij het zien van dat groepje feestvierende officieren en onderofficieren. De oplossing van het raadsel verwekte vreugde aan beide kanten en werd beklonken met een glas wijn. De oplossing? De luitenant Berends (nu gepensioneerd Generaal) ridder M.W.O., lag met twee brigades gestatio neerd in het bivak Leboe Roesep op enige tien tallen kilometers van Leuhong. Hij had het hevige schieten gehoord, onmiddellijk gedacht aan een overval van ons bivak door Atjehers en was met een ongelooflijk snelle mars te hulp gesneld. Ons vlot lag als gewoonlijk aan onze kant en dus zwom de troep, op het ergste voorbereid, omdat het zo akelig rustig was, naar ons bivak, dat zij uitgemoord dachten te vinden. Hun vreugde laat zich begrijpen en toen zij hoor den van de geboorte van Prinses Juliana kwamen ook zij in feeststemming. Er werd toen natuurlijk hartelijk gelachen, maar dat was de bevrijdende lach vooral voor de luite nant Berends en zijn mannen, want we kunnen het als uitgesloten beschouwen, dat zij gedurende die bliksemsnelle mars naar ons bivak niet in hoog spanning hebben geleefd. De Generaal Berends en de Kolonel van der Vlerk zullen wellicht even glimlachen bij de herinnering aan dat schijndrama dat met feest eindigde. A. W. VAN OOIJEN In één van de mooiste tradities van het KNIL: respect voor de tegenstander, heeft Cora-Cora dit stukje geschreven. Wij moe ten steeds bedenken dat de glorie van een kampioen altijd alleen mogelijk is door for midabel verzet van de tegenpartij. In de rapporten en krijgsverslagen van het KNIL is altijd met respect en zelfs ontzag ge waagd van grote tegenstand. In de rap porten van TONG-TONG blijft deze tra ditie gehandhaafd. bood aan de plaats aan te wijzen waar de „ara- djangs" verborgen waren. Dat was het belangrijkste evenement van de strijd: De aanbieding der rijkssieraden. „Het was een enig moment", luidde het verslag: „die Boniërs, dragende de symbolen van hun eeuwenoude bestuur, hun volksbestaan naar den overwinnaar, tussen de bajonetten onzer troepen. Het is één dier momenten, waarop de krijgsgod een volk wegvaagt uit de rij der onafhankelijke naties. Het regent altijd veel harder en het is altijd slech ter weer voor wie door het venster op straat kijkt, dan voor wie niet bang is om uit te gaan. Payot.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 10