9
BANJOE-BIROE (II)
1001
voor vele oud-Indischgasten een dierbare herinnering
AVONTUREN
met de
soetil
„Trouwens dat de Banjoe-biroe eene badplaats van
een' of anderen vorst geweest zal zijn, is buiten
twijfel, en van alle welwateren op Java, die tot
badplaatsen dienen konden, kan men gerustelijk
verklaren, dat ze in vroeger' tijd lusthuizen van
javaansche vorsten of grooten aan hunne boorden
gezien hebben.
De Hindubeelden, welke bij Banjoe-biroe staan, zijn
die van Doerga, Siva, Ganèsa en Banaspati's. Den
Ganèsa vindt men overal op Java weder. Ook de
Doerga en de Banaspati komen in grooten getale
voor, doch aan de personificatie der „wijsheid",
d.i. aan Ganèsa, schijnt men den meesten arbeid
besteed te hebben, daar de Ganèsabeelden én het
menigvuldigst zijn én het sierlijkst en uitvoerigst
zijn bewerkt. Een batoe-toelis of beschreven steen,
d.i. een steen, die met Kawi-woorden beschreven
is, besluit de voorwerpen der oudheid, die men in
de afdeeling Malang gevonden en om het Blaauw-
water gegroepeerd heeft."
Tot zover de ouderwets-degelijke beschrijving van
onze dominee-op-inspectie, die, te oordelen naar de
lijvige folianten waarin hij zijn reizen te boekstel-
de, wel niet al te overstelpend veel kerken en
scholen te inspecteren gehad zal hebben.
Juist een halve eeuw later, omstreeks 1908, bezocht
de Amsterdamse tandarts-schilder E. Stark bij zijn
bezoek aan Java onze oude badplaats. In zijn
allergemoedelijkst boek „Uit Indië, Egypte en het
Heilige Land" U kunt het in onze dagen nóg
aantreffen in tweedehands-boekenwinkeltjes -
geeft hij er een levendige beschrijving van. De
apenkolonie, die zich sedert het bezoek van Dr
Buddingh van een halve eeuw terug blijkbaar stevig
vermenigvuldigd had, geeft onze brave dentist de
volgende moralisatie in de pen:
„Tussen de hooge boomen uit kwamen troepen
apen op ons af, sommige met hun kind onder den
buik hangend. Ze waren eerst wat schuw, maar op
't laatst rukten ze Mia zijn dochter de pisang
uit de hand. Het was hier veel te mooi om philo-
sophische beschouwingen te houden, maar ik kon
toch niet nalaten een vergelijking te maken tusschen
die apen-maatschappij en de onze. Toen ik de
groote sterke exemplaren uit deze samenleving het
meest naar voren zag dringen om het grootste stuk
weg te halen en tegelijk dreigende gebaren zag
maken tegen de zwakkeren, kreeg ik zoo'n indruk,
dat als het dunne vernisje beschaving bij ons er
eens afgehaald werd, we precies de apen-maat
schappij te zien zouden krijgen. Laten de goeden
zich dit niet aantrekken, want ik spreek over
onze soortgenooten, waar de beschaving er alleen
maar bovenop zit, niet waar zij zich al met het
bloed vermengd heeft, want die is er niet meer
af te halen.
Mijn apennatuur aldus de openhartige beken
tenis van onze goede Stark kwam in Soerabaya
ook nog even boven. In mijn koffer vond ik een
stuk zeep zoo scherp, dat mijn mond, ooghoeken
en neus er onaangenaam door geprikkeld werden.
Weggooien doet men niet, uit vrees van te vergeten
een nieuw te halen en dan niets te hbeben. Met die
zeep, 't scheermes en den handdoek gewapend,
kom ik in de mandie-kamer, waar de voorgaande
bezoeker achteloos zijn spullen achtergelaten heeft,
en werkelijk zei de aap in mij: laat jouw zeep nou
hier en was je met de zeep, die ge hier vindt.
Het is walgelijk verzucht de aldus in verleiding
gebrachte mandiekamer-bezoeker bijna zestig
jaar oud te zijn en nog zulke laag bij de grondsche
neigingen te voelen opkomen. Ik denk dat ik min
stens wel honderd twintig jaar oud zal moeten wor
den om mij een beetje fatsoenlijk aan de overkant
te kunnen presenteren, maar dat zal wel een goede
vijftig jaar eerder gebeuren
En zou ook Justus van Maurik, die aan het eind
van de vorige eeuw de oude Oost bezocht, ver
zuimd hebben een fikse duik te nemen in het hel
dere en koele Blauwwater? In zijn boek „Indrukken
van een totok" wijdt hij kan het wel anders bij
zo n oergezellige babbelaar? er een heel hoofd
stuk aan. Ik wil, om niet in herhalingen te vallen,
zijn relaas niet op de voet volgen, maar als bewijs
dat er over de oorsprong van Banjoe-biroe meer
dere legenden bestaan dan die van prins Probo,
volgt hieronder het verhaal, door een „oude ge
leerde Javaan" aan onze Justus gedaan. Ik durf er
natuurlijk niet voor instaan, dat deze olijke grap
penmaker het niet mooier heeft gemaakt dan het
was:
Voor duizenden jaren, toen „Setan" de bergen bij
Passaroean nog bewoonde, was de trouwring van
zijn grootmoeder in een diepe kloof gevallen,
't Was een ring met een diamant erin, zo groot als
een ei, zo helder stralend als de zon. Een juweel,
zó kostbaar, dat zij er de gehele wereld voor had
kunnen kopen, indien zij gewild had.
Des duivels grootje was troosteloos; zij weende
bloed, omdat zij oud was en slecht ter been en-
daardoor niet in staat in de kloof af te dalen -
af te stijgen schrijft onze tabakker om haar
kleinood terug te halen. Een gewoon dienaar kon
den ring niet aanvatten; hij zou zich den dood be
rokkenen, omdat de steen hem door zijn stralen
zou neerbliksemen. Alleen iemand van koninklijken
bloede mocht dat ongestraft doen. Daarom be
zwoer oma haar kleinzoon voor haar in de kloof
te dalen en de ring te zoeken. Natuurlijk bedankte
hij, als rechtgeaarde duivel, er feestelijk voor om
zijn grootmama die kleine dienst te bewijzen. Hij
vloekte kwaadaardig en lachte haar uit, zodat de
bergen er van daverden en een groot rotsblok los
sprong, dat, in de diepte vallend, de afgrond bijna
vulde.
De oude duivelin, ten einde raad, zocht nu de haar
leenplichtige apenkoning Siamang op, en beloofde
hem het schoonste meisje uit de kampong als min
nares, indien hij haar de ring wilde terugbezor
gen. Siamang een oude liefhebber, klom dadelijk
tusschen de rotsblokken en steenen omlaag en begon
ijverig te zoeken. Setan, woedend dat zijn grootje
nu toch haar zin zou krijgen en jaloers op het min
genot dat Siamang wachtte, nam al zijn kracht en
macht samen, trok uit de naastbijzijnde kali het
water omhoog en deed het in de rotsspleet stroo
men, zoodat het geheele bekken in de berg gevuld
werd tot aan de korst der aarde.
De apenkoning verdronk, grootje krabde zich de
borst open en rukte zich de grijze haren uit, maar
haar ring bleef bedolven. Setan zelf ging nijdig
naar de Ardjoeno en stookte daarin een groot vuur.
En sedert schijnt, sinds eeuwen, van uit de diepte
de glans van de ring omhoog door het koele water
en komen vanuit de omliggende bosschen de apen
om hun koning te zoeken aan de oever van Banjoe-
biroe.
Bij het schrijven van dit artikeltje pleegde ik tot
driemaal toe plagiaat en ik heb dat volkomen be
wust gedaan. De schimmen van mijn reeds lang
geleden gestorven auteurs zullen het mij naar ik
hoop, niet kwalijk nemen, dat ik ze even tot leven
heb trachten te brengen.
HEIN BUITENWEG
Soto Ajam. Eén grote kip, 6 uien, 2 knoflookpitten,
1 vingerlengte koenir, vingerlengte gemberwor
tel, zout en een paar peperkorrels.
De kip wordt aan stukken gesneden. De kruiden
worden met elkaar fijn gewreven en even in de
olie opgebraden. Hierbij wat bouillon van de kip
doen, die intussen is gaargekookt, het mengsel
door een zeef halen en bij de overige bouillon voe
gen- De kip nog even doorkoken, er een stuk sereh
bijdoen. Bij het opdienen worden de
uit de soep genomen, en wordt het vlees aan nette
stukjes gesneden. Een schoteltje vol gebakken
uitjes, jonge prei en gesneden selderij, gesneden
gekookte eieren, als ook een schoteltje gesneden
taugé. De lontongs van bladeren ontdaan worden
er afzonderlijk bij gepresenteerd, alsook de sambal,
die als volgt wordt gemaakt; 6 opgebraden kemiries,
2 grote en een paar kleine lomboks (rawit), zout
en een stukje trassi worden heel fijn gewreven.
Ma K.
Piendang ketjap van verse makreel. Eén pond
makreel, 4 sioeng knoflook, 1 grote ui, tweederde
vingerlengte koenir, indien mogelijk alles eerst pof
fen. Inplaats van ui kan ok een paar sjalotjes. (Niet
poffen). Alles kneuzen, in een wadjan met water
opzetten, 2 daon salam en wat seree bijdoen en
ketjap, zout en wat suiker. Alles aan de kook
brengen, de vis schoongewassen en in moten ge
sneden koken in deze boemboe.
Indische haché. Overgebleven smoor of vlees van
de vorige dag met wat margarine en ui fruiten-
Notemuskaat, peper, zout, suiker, 2 kruidnagels,
een scheutje azijn en wat soe-oen bijdoen. In de
tussentijd schilt men een paar aardappelen, aan
schijfjes snijden en bruin bakken. Voor het opdienen
eerst de knappende aardappeltjes op de haché
sorteren.
Tante DUIF.