MIJN EERSTE KLAMBOE
THEATRE ETERNITE
V
Het was in de dagen lang voor mijn Opper-
Koopmanschap te Batavia. Ik was, ietwat meteoor
steenachtig, Hotel des Indes komen binnenvallen.
Had daar een heel bescheiden kamertje genomen.
Een van dat rijtje achter het hoofdgebouw. Met
het uitzicht op de takken van de waringin. Vol
strekt vrij van alle tropenervaring was ik maagde
lijk rein, ,,baar", mijn voorraad Maleis bestond uit
saja, tida, kanan en kiri. Benevens brenti.
Vlug van geest en plat van portemonee kwam ik
dra tot een koen orang-baroe-besluit: Ik zou ten
spoedigste mijn „dure" hotelkamer opzeggen en me
zelf gaan inrichten bij de mij toegewezen kantoor
ruimte. Dat was in een gedeelte van een oud
Indies huis met een voorgalerij met zware pilaren,
gelegen aan Gang Scott, het laantje van Tanah
Abang naar Koningsplein. U weet wel: Daar bij
het armenisch kerkje.
Ik zeg daar nog maar zo Koningsplein. Van het
woord Merdeka had ik toen in mijn onschuld nog
nooit gehoord. Het was maar een kunstje-ketjil
dacht ik zo: Ik vond in de goedang een ijzeren
ledikantje. Zo'n twijfelaar zo ze dat noemden. Een
matras zonder al te veel muizegaten was er ook
nog. De Indië-bestormer meende: Mijn kamer was
gereed.
Evenwel: Ik had geen klamboe. Ladies and Gentle
men, Indië kennende: Ik had geen klamboe. We ha
ve no bananas O, jawel: Die groeiden naast
mijn deur. Maar: No klamboe!
Wat ik wel had dat was: een krant. Ik vond een
stuk krant op een tafeltje. De krant van Kareltje
Wijbrands als U dat als oud-Bataviaan nog iets
mocht zeggen. Zijn Nieuws van de Dag. Ter uwer
gouverno: Hij was geen redacteur van De Vriend
Van Oud En Jong. En ook niet van Het Wekker
tje of de Heraut. In die krant vond ik een anonce
van een manufactuurwinkel van de firma Bone
faas op Noordwijk.
Ieder huishoudelijk Bataviaans hart zal opengaan
als ik die naam noem: Bonefaas. Misschien is die
er nog wel.
Ik stapte op mijn fiets. Mijn eigen dierbare uit
Holland meegebrachte fiets en reed naar Noord-
wijk. Mijn fiets tegen de muur. Ietwat schutterig,
lichtelijk transpirerend onder mijn spiksplinternieu
we tropenhelm stevende ik het etablissement Bo
nefaas binnen. Daar waren, achter Hollandse toon
banken, drie jeugdige feëen. Lichtelijk matgetinte
feëen met donkere wetersogen, die alles moesten
weten van een klamboe. „Juffrouw, heeft U een
klamboe voor me?" Een lange seconde een straffe
blik. „Hebben we niet, nir. „Wat zegt U juffrouw?
„Hebben we niet, nir".
Wezenloos staarde ik rond. Er was een ogenblik
van verstandhouding tussen de twee paren feeën-
ogen. „Hebben wij klamboe zomaar klaar?" Her
haling van het voorgaande: „Hebben we niet, ,nir"
Maar juffrouw, kunt U me ook zeggen waar ik
zo'n ding?
Geschud van een engelenkopje. "Weten we niet.
,nir". Er waren meer mensen in de winkel. Ik re
tireerde naar de straat. Zat neder in de voorgalerij
uit de dagen van Pieter Both. Met iets dofs, ver
slagens in mijn orang-baroehoofd, waarin nog niet
het geringste besef van een woordje als Djahit,
waarin voor de figuur van dat lieve ingetogen Ja
vaanse meisje dat met haar naaimachine voor zich
op de grond zit, nog geen enkel plekje disponibel
was. Om de eenvoudige reden dat het begrip Djahit
voor mij nog even helder was als het idee-atoom
bom. Volmaakt onbekend. Ik zag de telefoongids
liggen, greep dat ding, bladerde er in, stuitte op
een naam. Een naam van een Vendu-kantoor
meubelzaak: Herklots, Petjonongan, las ik woor
den met een volledig Sanskritgehalte voor mij.
Maar ik voelde, Petjenongan moest een straat
zijn. Ik ben naar buiten gedrenteld en in een
Ebro gekropen. Een Ebro, dat voertuig aller
voertuigen in het Batavia van toen, nog tijdens
de opkomst der Taxis. De Ebro, waarin driekwart
van alle Erna's, Toeties en Adeetjes de oergrond
van hun bestaan wisten. Waarin meer eeuwige
trouw is gezworen dan er water in de Javazee staat.
Ik kwam bij het concern Herklots op Petjenon
gan. „Klamboe meneer?" vroeg ik de vriende
lijke heer.
„Spijt me, maar die hebben we niet voor U".
Ik keek het magazijn rond. Met iets wilds in mijn
ogen. Daar ontdekte ik op een kast een donkere,
groene bundelachtige massa. „Wat is dat?" vroeg
ik. Een mandoer ontrolde een stapel gordijnen.
Groene saaien of sitsen gordijnen, zoals Uw groot
moeder ze nog wel op haar slaapkamer had. „Wou
U?" vroeg de meneer. „Hoeveel?" „Och", lachte
hij, „geef maar een riks". De gordijnen kwamen
naast me in de Ebro te liggen. „Vort" zei ik in
het hollands tegen de koetsier. Bij een Chinees op
passar Baroe kocht ik een kluwen touw en ijzeren
ringetjes en een priknaald. En die nacht heb ik van
de sitsen gordijnen een klamboe gemaakt. Van
het afgeknipte te lange stuk de hemel. Met ringe
tjes schoof ik het zaakje aan de roetjes. Bij het
ochtendkrieken sliep ik erin. En de groene klam
boe. Ik wil niet garanderen, dat hij muskietenvrij
was, maar er gonsden altijd meer buiten dan bin
nen. En het was ook niet bepaald volkomen fris
en ietwat donker, 's Morgens vroeg bekeek ik mijn
schepping. Het was precies, betoel precies de Ka-
aba van Mekka, zoals ik die op een ansicht ge
zien had. Ook herinnerde ik me uit Rigoletto bij
de Italiaanse Opera net zo'n donker hol op het
toneel van die moorhistorie, U weet wel.
Maar ik sliep erin, in mijn eerste klamboe.
Tot ik op een avond bij een kop thee op het terras
van het Oostjava Restaurant, luisterend naar Naum
Scapiro's viool, kennis maakte met een Indische
jongen en zijn Dulcina. Een meisje van Meester.
Zij namen mij mee in hun auto. Zo'n beetje als
postillon d'amour, want ze mocht nog niet
helemaal van thuis met hem, ziet U? Nadat zij hun
toertje naar Priok gemaakt hadden brachten ze
mij uit dankbaarheid thuis. Ik nodigde hen binnen
om mijn salons te bewonderen. Toen zag het meis
je de klamboe. Ze legde haar handje op mijn arm.
„Ontwikkelt U zelf?" vroeg ze me belangstellend.
„Mag U wel voorzichtig mee wezen!"
Toen heb ik gebiecht, wat mijn donkere kamer
was. Zij werd innerlijk bewogen door mijn hulpe
loze domheid. En zij zette de volgende dag een
djahit aan het werk en die kwam die week nog
met een echte klamboe om mijn slaapstede te ma
ken. !k heb pas vernomen, dat Meester nu heel
anders heet. Jammer vind ik dat, want mijn hele
leven is mij bijgebleven de donkere stem van de
telefoonmandoer die 's avonds als wij elkaar opbel
den, „Meester" zei.
De intonatie van dat woord „Meester" bleef bij mij
als een lichtende ster van herinnering aan dat lie
ve schattekind dat mij uit mijn benauwde „Came
ra Obscura" hielp voor een heerlijk frisse mooie
klamboe met kantjes en wel.
Gezecend zij haar nagedachtenis!
LOEK.
De Stichting Amsterdam Tong Tong heeft het
plan opgevat in de maand October, in Amster
dam, een reünie te beleggen van alle ex-medewer
kers aan het Theatre Eternite. Het e.e.a. als eer
bewijs aan de unieke prestaties van het Theatre
Eternite in de donkere dagen van de krijgsgevan
genschap. Welke dame brengt ons in contact
met de artiesten en programma's uit de Vrouwen
kampen???
De toneel afd. van de Stichting Amsterdam Tong
Tong zal dit eerbewijs, deze Hommage, voortzetten
in de vorm van een grootse Show op 30 april 1960.
Indien U kennissen of vrienden hebt, die aan de
Theatre Eternite hebben medegewerkt of in de
Vrouwenkampen hun krachten hebben gegeven
aan dit werk; maak hen dan attent op deze reünie.
Een ongekende reünie van mannelijke en vrouwe
lijke amateurs en beroepsartiesten uit de kampen.
Inlichtingen en aanmeldingen s.v.p. richten aan
onze afdeling secretariaat, Johannes Verhulst-
straat 107a bv. tel. 020-721816, of aan onze to
neelleider W. Wanrooy, Woutertje Pietersestr.
34, tel. 020-80411, Amsterdam.
De Stichting Amsterdam Tong Tong zal het zeer
op prijs stellen zo spoedig mogelijk van U te ver
nemen, opdat zij alle belangstellenden vroegtij
dig kan berichten welke zaal zij voor dit doel ter
beschikking heeft gekregen.
IN A BLAAUW
De redactie van Tong Tong juicht dit streven toe
en vraagt medewerking van de lezers.
WINTER PROGRAMMA STICHTING
AMSTERDAM TONG TONG
Hier volgt een kort overzicht van de eerstvolgende
gezellige avonden van het a.s. winterseizoen.
26 september a.s. aanvang 20 uur. Kolenkit (Bos
en Lommerplein): Daendels' Rechtspraak, 2 een
akters van Hans v.d. Wal, modeshow en een klein-
kunstprogramma.
17 oktober a.s., aanvang 20 uur. Kolenkit: Een
gezellig kleinkunstprogramma met medewerking
van Ben Snijders en Josje, de Hilo Hawaians met
als gastzanger Guus Becker.
6 november a.s. aanvang 20 uur in de grote zaal
van het Roothaanhuis: De dochters van de resident.
Blijspel in drie bedrijven van Hans v. d. Wal, met
winterbal na. Voor busvervoer wordt gezorgd.
Pa sar Baroe. Luilekkerland, Hoenkweehuis, De Zon, maar vooral al die niet eens meer bij naam beken
de toko's, waar juweeltjes van schoentjes of stofjes buitgemaakt konden worden. Onvergeetlijk winke
len zonder kou, wind of regen en waar je alle barang mocht „pilih" en kon tawarren tot je er zelf
haast maloe van werd!