Tijger-sprookjes en Tijger-waarheden De SNAPHAAN Herleeft :'.V\ -pMMW :vè .10- q.?:, „Life of a Man". Men kan er fan zeggen wat men wil, maar een goed jager IS een goed mens, alle ver keerde voorbeelden ten spijt. Afstand doen van de comforts van de westerse beschaving voor de perio dieke confrontatie met het dier in zijn domein (niet het gezapige bezoek aan Artis). Geen gladde asfalt wegen. maar rimboe. Geen luxe-keuken, maar de zelfbereide eenvoudige pot. Niet alleen de „grote ge varen", maar de patjets en muskieten en ander „ongedierte"De ongelimiteerde physieke inspanning. Het vaste oog, de vaste hand, de onvermoeibare benen. Het rijpende isolement. De zelfbeheersing en de moed. Welk Europees mens met lamsboutjes van de slager en zalvende dierenbescherming kan dat ooit begrijpenWij gunnen het Europese tijdschrift zijn sympathie voor de beatnik-met-baard TONG TONG apprecieert zijn gladgeschoren rimboe-man. Irt juni 1941 hoorde ik de volgende tijger-verhalen afkomstig van de bekende planter en grofwildjager A. R. W. Kerkhoven, wonende te Panoembangang (Sockaboemi) „Een vriend van mij, van H., aldus de heer K„ deed mij het volgende authentieke verhaal: „Hij was oen veertig jaar geleden belast met het doen van topografische opmetingen in het district Tji- balioeng in Bantam. Hij had een kleine bamboe- pondok gebouwd om in te overnachten en had een wit paard bij zich, dat vastgebonden was in de buurt van de po dok aan een boom. Op de voor galerij van de pondok sliep een aantal koelies; hijzelf sliep binnen. Midden in de nacht kwam een koningstijger, die een van de koelies wegsleepte. De overige mensen schrokken gewe'dig en maakten zo n lawaai, dat de tijger zodanig overstuur werd, dat hij naar binnen sprong inplaats van naar buiten, zoals wel in zijn bedoeling zal hebben gelegen. De heer v. H. werd ook wakker en rees op van zijn veldbed. Hij was een lange man en hij droeg een wit nachthemd, waarvan de tijger nog erger schrok en nu weer naar buiten sprong. De koelies kwamen allen binnen, waar zij meenden veiliger te zijn. De tijger kwam nog een- of tweemaal terug om het bloed op te likken, dat door de gedek-bevloe- ring heen seipelde. De heer v. H. schoot een paar maal door de biiikvloer echter zonder doel te treffen. Het vreemde van het geval is, dat de tijger het witte paard ongemoeid liet, hoewel het dier daar in het volle maanlicht stond." „Een dertig jaar geleden had ik een avontuur met een tijger, dat een d'epe indruk op mij maakte. Het was weder in Bantam n.l. te Oedjongkoelon (Java's Eerste Punt). Tegen de schemering kwam ik terug van een bantengjacht met 2 inlandse jagers. Ik zag een pauw met een mooie staart in een hoge kaie boom zitten en ik zei aan de koelies om even op mij te wachten, terwijl ik trachtte de pauw onder schot te krijgen. Het werd hoe langer hoe donkerder en de pauw verplaatste zich telkens verder en verder. Op weg terug ik kon het dier niet krijgen hoorde ik geritsel achter mij en ik kon niet nalaten telkens achterwaarts te kijken, omdat ik het stellige gevoel had, dat ik werd vervolgd. Over de kale afgebrande tegallan kon ik de lichten van mijn lamp in de pondok al zien en toch had ik nog voortdurend dat vervelende gevoel te den ken. dat er iemand achter mij aanliep. Intussen was het vrijwel helemaal donker geworden. Toen ik de pondok bereikt had. vertelde ik het verhaal aan mijn jachtvriend, die op mij had gewacht. Hij lachte mij uit en zei: „Zenuwen, man, zenuwen en niets anders!" De volgende morgen bleek echter, dat er een ko ningstijger geweest was, die om de tent had rond gewandeld. Zijn sporen waren heel duidelijk te zien in de verse as van de alang-alang,, welke wij hadden verbrand om het wild te lokken. De herten zijn n.l. dol op de stoppels, welke na zo'n ver branding uitbotten. En het bleek ook. dat het monster mij zeker wel een 500 meter gevolgd had. .Ik was bij vrienden geinviteerd om een herten jacht mee te maken, maar omdat ik helemaal geen jager was, nam ik een Frans romannetje mee, voor tijdverdrijf. Men posteerde mij op een bamboeplat form en men gaf mij een geweer. Verder liet men mij alleen. Een vriend van mij was op een tijger gaan loeren. Hij had een klein platform laten opzetten en bond een klein lief geitje vast op een plek, waar in de buurt de prenten gezien waren. Het arme dier deed zijn best en blaatte voortdurend. Op een gegeven moment een gekraak en het plat form, waarop ik zat. brak en ik viel in doodschrik met geweer en al naar beneden. Daar ik er tegen opzag om in het donker naar mijn pondok terug te keren, besloot ik ter plaatse te blijven wachten." Aan zijn beweren, dat hij die ene nacht grijs was geworden, bij zijn pogen om het geitje stil te houden door het steeds te blijven aaien, schijnt getwijfeld te worden. Sobat PIET. Vrijdag 25 september zijn op het redactiebureau van TONG-TONG enkele veteranen op de buks en het pistool bijeen geweest om de mogelijkhe den te bekijken van de oprichting van een in- dische Schietvereniging. Helaas was de oude „crack" van de schietbanen van „De Batavier" P. Busselaar niet aanwezig (de volgende rapat is hij per sé present), maar de overigen, de heren A. A. F. Maurenbrecher, Kurt Görlitz, Victor Trip en een Nederlands schietliefhebber, de heer van Es, alsmede Tjalie Robinson, waren zó enthousiast dat in „no time" een planning in elkaar gezet was. Ontwerp statuten en schietreglement zijn reeds binnen, het gebruik van schietbanen is toegezegd, een invitatie van een Nederlandse schietvereniging om eens te komen „paffenis in de maak en nu is het alleen nog maar wachten op adspirant leden. Zij die hun adhesie betuigen aan dit streven en graag lid ook bestuurslid! willen worden, kunnen zich opgeven bij de redactie van Tong- Tong onder het motto (in brief- of briefkazrthoek) „SNAPHAAN". Zo spoedig mogelijk zullen deze liefhebbers dan een oproep krijgen voor het bijwonen van de oprich tingsvergadering, waarvan de datum ook in Tong- Tong zal worden bekend gemaakt. Ah, de geur van kruitdamp is blijkbaar evenmin vergeten als de geur van satee! En wist u dat ook een paar dames zich nü al opgegeven hebben? Het spreekt vanzelf dat reeds tijdens en vooral na de koempoelan allerlei jachtverhalen als een fon tein opspoten, legendarische verhalen over bijzon dere buksen, en menig ballistiek dispuut. Daar was op slag de sfeer van oud avontuurlijk Indië terug! Dat zij mag blijven bestaan in een vaste ver eniging en dat binnenkort menige schouder en pols de oude prettige schok van de recoil weer voelen mag! Geef u op als lid! Redactie Tong-Tong, Pr. Mauritslaan 36. Motto: „SNAPHAAN"! EMIGRATIE NAAR AMERIKA Naar aanleiding van het artikeltje „Indisch meisje in Amerika in Tong-Tong no 5 van 15 september 1959 geschreven door Ida, kregen wij van de heer Wytema in de V.S. een noodkreet. Het schijnt dat onze lezers hem overstromen met verzoeken om inlichtingen, sponsorschap en an dere dingen, waaraan de heer Wytema natuurlijk niet kan voldoen.. Zij die inlichtingen willen heb ben over emigratie, e.d. hebben zich te wenden tot de emigratiedienst. Pas als u in Amerika bent en daar eventueel moeilijkheden mocht ondervin den met huisvesting, het zoeken van werk of zulk soort dingen, kunt u zich wenden tot de Heer Wytema. Wij verzoeken onze lezers dan ook vriendelijk doch dringend de heer Wytema niet meer lastig te val len met allerlei verzoeken. DE REDACTIE STAF VAN TONG TONG ASSIMILEERT „Er moet heus een glazenwasser komen"!, zei een van de mannen van Tong-Tong, die dicht bij het raam zit, op dat moment bijna het donkerste hoek je van kantoor. Ja. „straks even bellen", zei de baas, maar dat zei hij al zó lang en het blijft maar druk! Een administratie-vrouw en een redactie-vrouw hebben toen, zij het zuchtend, de mouwen opge stroopt en zijn buiten en binnen de ramen gaan zemen. Ze boekten een geweldig succes, want onze directeur riep opgetogen: „Ik kan de overkant zien! Ik dacht al, dat ik staar had IKS Een groepje B.B. ambtenaren werd voorgesteld aan de nieuwe Controleur. Er waren er twee onder met de namen: van den Broek en Sonderbroek. Bij 't horen van de laatste naam, was 't commen taar van de Controleur: „Nou, dat is ook niet veel!"

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 4