Mevrouw J* Kloppenburg-Versteegh
(ii)
Mevr. Kloppenburg: moeder van veel kinderen en toch nog een groot levenswerk
(Zie volgende blz.)
Het was merkwaardig, hoe verwonderlijk goed mijn moeder de Javaanse psyche begreep en aanvoelde.
Heeft zij die leren kennen en begrijpen, doordat zij zo vroeg al heeft meegeholpen verlichting te brengen
in de nood van het eenvoudige volk?
In 1914, vlak voor de le wereldoorlog gingen we
voor goed naar Holland. Twee jaar later overleed
een van mijn broers in militaire dienst aan nek
kramp, een zwaar te dragen verlies voor mijn ou
ders was dat. Gedurende de oorlogsjaren woonden
we in Deventer en in Nijmegen, maar uiteindelijk
vestigden mijn ouders zich in Tervueren bij Brussel,
waar zij heerlijke jaren van rust genoten in hun
huis met grote tuin, dat zij ,,Paradiso hadden
genoemd.
Nü had ze tijd voor haar hobbies: tuinieren en
handwerken, waarbij zij, wat het laatste betreft,
beschikte over ongelooflijke fantasie en vaardig
heid. Prachtige dingen rijpten onder haar handen.
Jammer, dat er in de Merdeka-tijd zoveel verloren
ging, mèt waardevolle familie-souvernirs en pape
rassen; de laatste resten werden opgevreten door
was opgeborgen.
de rajap, toen een koffer voor de veiligheid ergens
Er kwam een eind aan die mooie tijd, door het
overlijden van mijn vader in 1928. Mijn moeder
heeft dit verlies bewonderenswaardig aanvaard en
gedragen. Mijn vader had altijd zo intens met haar
werk meegeleefd, haar daarbij steeds de vrije hand
gelaten én hij heeft het offer gebracht haar te delen
met haar dierbare zieken. Mijn ouders waren el
kaar waard. Samen hebben zij grote offers gebracht
voor de opvoeding van hun kinderen en binnen de
financiële mogelijkheden we waren met zove-
len kregen wij alle kansen om ons, elk naar
eigen begaafdheid, te ontwikkelen. Er werd thuis
getekend en geschilderd, gezongen en piano ge
speeld. Misschien houd ik nog altijd zoveel van
Beethovens Pathétique, omdat ik die als klein
kind reeds hoorde spelen.
Mijn moeder was heimelijk trots op onze presta
ties, dat hoorden we soms van kennissen, be
halve, wanneer we opera speelden in het grote
trappenhuis van onze Nijmeegse woning. Dan
stond er één helemaal boven op de overloop en de
ander beneden in de hall en tekst en al improvi
serend gaven we demonstraties van onze verwor
ven zangkundigheden, tot mijn moeder de handen
over de oren, wanhopig uitriep:
„In 's hemelsnaam kinderen, houdt op, ik word
er dol van". „Het galmde toch zo verrukkelijk
in die hall.
Door mijn moeder hebben we de natuur leren zien
en liefhebben en met dieren leren omgaan. Ze
genoot er evenveel van als wij toen op een goeie
dag het was nog in Indië - een heir van wan
delende takken, een 2soort 2sprinkhanen, die als
mimicrie heel veel op dorre takjes lijken) uit de
speelgoedkast kroop, omdat daar een paar vergeten
bakjes met eitjes hadden gestaan en ze lachte net
zo hard als wij om de ondeugende zotternijen van
onze otter. Ze volgde met even gespannen interes
se die heerlijke wilde jacht over het erf achter de
cadeau gekregen tjeleng, die losgebroken was uit
zijn hok. We hadden zo'n kinderlijk blije, zonnige
moeder.
Nog negen jaar heeft mijn moeder met mijn onge
trouwde zuster Tr. in Paradiso gewoond. Toen
werd haar het verlangen te machtig naar haar kin
deren in Indië en ondanks haar jaren waagde ze
de grote stap om voor 1 jaar na Java te gaan.
Mijn broers en zwager vonden het met het oog op
de heersende malaise, raadzaam om op hun post
te blijven en maar af te zien van hun verlof naar
Europa. Dus ging mijn moeder naar hén toe.
Mijn zusters hier in Holland en ik voorzagen wel,
dat het een afscheid voor altijd zou worden en in
derdaad, eenmaal terug in de tropen, voelde ze zich
daar zo behaaglijk, dat ze besloot te blijven.
Andanasari, dicht bij Nongkadjadjar, was het
nieuwe paradijs, dat haar wachtte. Mijn broer had
er een bungalow-bedrijf annex kwekerijen en een
melkvee-bedrijf. Het was net of het voorbe
schikt was, dat ze naar Indië ging om haar kin
moeder ontviel.
1940, de oorlog. Wat waren we blij, dat mijn moe
deren terug te zien: het jaar daarop stierf mijn
zuster, mevr. Gr., zij was het derde kind dat mijn
der zo ver weg was van de ellende in ons bezette
land, maar toen kwam de Jap in Indië. Vanwege
haar hoge ouderdom en omdat mijn zuster de
Japanse kampcommandant ervan kon overtuigen,
dat haar familie reeds 3 generaties in Indië woon
de, mochten ze beiden het kamp verlaten.
Andanasari was in beslag genomen, door de Jap
pen en daarom namen ze hun intrek in een klein
huisje op Nongkodjadjar, waar mijn zuster reeds
privé een kleine veestapel bezat. Ook tijdens die
jaren van ellende en rampspoed heeft mijn moe
der voor velen licht in de duisternis gebracht. De
echtgenote van een hoog marine-officier vertelde
mij later, dat een groep vrouwen van marine-per
soneel was geëvacueerd naar de pasanggrahan van
Nonkodjadjar. „En toen Anneke, toen wij hoor
den. dat de vloot was uitgevaren, de Jap tegemoet,
toen wisten we, dat we verloren waren. Als we in
die dagen jje moeder niet gehad hadden. Zij
heeft ons er bovenop gehouden en gered van de
wanhoop". Zo was het altijd, mijn moeder had een
enorm Godsvertrouwen en dat wist ze in al haar
eenvoud en levenswijsheid mede te delen aan wie
steun nodig had.
Toen Japanse medici hoorden, dat de schrijfster
van het kruidenboek nog leefde dat dus blijk-
baar ook in Japan reeds bekend was, en zij
haar adres te weten gekomen waren, reisden zij
van heinde en ver naar Nongko om persoonlijke
inlichtingen van mijn moeder te verkrijgen. In de
latere oorlogsjaren, toen er gebrek kwam aan me
dicamenten, is er een beknopte Japanse uitgave
samengesteld met plantenafbeeldingen erbij en de
Jap-legerartsen werden verplicht, dat boek in hun
bezit te hebben. Overal, ook in de buitengewesten,
werden kruidentuinen aangelegd.
Intussen was het originele kruidenboek in de ge
vangenkampen de redding van velen, die de nodige
obats om zo te zeggen voor het grijpen hadden,
waar de gewone medicamenten ten enenmal ont
braken. Toen na de oorlog al die zieke en uitge
putte mannen en vrouwen in Holland kwamen en
de ziekenhuizen hier vol lagen, heeft mijn oudste
dochter die verpleegster was in het O.L.Vr. Gast
huis te Amsterdam, ontelbare malen moeten ho
ren: „Als we het kruidenboek van Mevr. Kloppen
burg niet gehad hadden, zouden we het kamp niet
overleefd hebben. „Trots zei mijn dochter dan: „Ik
ben haar kleindochter".
Na het einde van de Japanse nachtmerrie kwam
die andere verschrikking, de revolutieMijn
broer was even teruggeweest uit het kamp, maar
werd al gauw weer gevangen genomen door de
revolutionairen.
Wat mijn moeder toen doorgemaakt heeft: ze hoor
de langer dan een jaar niets van hem en onder
tussen kreeg ze nog het bericht, dat mijn jongste
broer het kamp niet overleefd had.
Toch trokken zij en mijn zuster niet weg uit de
streek, als zovele anderen, het was er toen nog
vrij rustig. Hun blijven werd door de Indonesische
autoriteiten zeer gewaardeerd en beiden ondervon
den alle hulp en bijstand. Mijn moeder was onder
de bevolking zeer gezien, zó, dat toen op een dag
een bende heethoofdige jongeren het haar lastig
maakte, het voldoende was, dat mijn zuster hun
toevoegde: „Schaam je, de oude mevrouw, die zo
goed voor jullie allen is geweest, zo te behandelen
om hen af te doen druipen. De toestand spitste
zich echter toe, vooral ten tijde van de Ned. mili
taire acties en toen de Ned. troepen Nongko na
derden, werd het raadzaam te evacueren. In een af
schuwelijke nacht vol verschrikkingen alles rond
om stond reeds in lichte laaie trokken mijn
moeder en Tr„ geholpen door het dorpshoofd en
een paar andere goedgezinden, het huis uit, met
achterlating van vrijwel al hun bezittingen, om
hun toevlucht beneden te zoeken in de stallen. Daar
bleven zij onder bescherming van hun helpers tot
ze de volgende dag gered werden door de Ned.
militairen en geëvacueerd naar Lawang.
Mijn moeder's gezondheid had onder al die omstan
digheden erg geleden, maar eigenlijk werd ze in
1948 pas echt ziek en moest ze opgenomen wor
den in het ziekenhuis in Malang ter observatie.
Hetzelfde jaar is zij gestorven. 86 jajar oud. Geen
grafmonument geeft haar laatste rustplaats aan. Een
eenvoudig houten kruis met haar naam. dat is al
les. Haar wens, om ooit bij haar man en haar zoon
op het R.K. Kerkhof in Amersfoort te mogen rus
ten, kon niet vervuld worden.
Ik zou deze levensbeschrijving hier kunnen beëin
digen, maar twee voorvallen in haar leven moet ik
er nog aan toevoegen. Kort voor 1940 moest zij
voor een behandeling in het C.B.Z. in Soerabaja
opgenomen worden. Toen ze hersteld het ziekenhuis
zou verlaten, vroeg ze de rekening, waarop ze ten
antwoord kreeg: „Iemand, die zoveel voor de
mensheid heeft gedaan sturen we geen rekening.
Bij haar vertrek stonden doktoren, assistenten en
co-assistenten van de N.I.A.S. in de hall opgesteld
en de latere Prof. Zainal stelde haar voor: „Dit is
de schrijfster van het kruidenboek".
En het laatste voorval, kort voor haar dood, dat
zijzelf beschreef als de bekroning van haar werk
ik citeer uit een van haar laatste brieven: „Er is
iets voor gevallen, dat mij goed heeft gedaan.
Er kwam een Chinese dokter uit Californië, daar
worden de planten, die voor de geneeskunde wor
den gebruikt, bestudeerd en onderzocht. Van hem
hoorde ik, dat men daar reeds jaren bezig is, om
te onderzoeken, of er nog andere geneesmiddelen
in zitten, dan die ik heb opgegeven. Zijn hoofd
kantoor is in Californië, zijn standplaats Pasoe-
roean. Hij zeide: