x ROOD VOOR! PASANGGRAHAN 2 De Pasanggrahan Sommige abonnees zullen om het door hen ontvangen krantje, behalve het normale witte adresbandje, nog een onbedrukt ROOD bandje hebben aangetroffen. Deze extra rode band heeft de bedoeling onze abonnees er aan te herinneren, dat hun abonnement óf reeds verstreken is, óf binnenkort verstrijkt. Tegelijk met de invoering van deze maat regel staken wij de toezending van de tot nu toe gebruikelijke groene herinnerings kaartjes, maar vertrouwen er dan ook op, dat laatstgenoemde kaartjes in de praktijk inderdaad onnodig zullen blijken te zijn. Wij hebben in deze kolommen al eerder uitgelegd, dat wij abonnees, die met de be taling van hun abonnement achter zijn en ons geen bericht zenden, niet ongelimiteerd de Tong-Tong kunnen blijven toezenden. Wanneer II het krantje opeens niet meer krijgt, wordt U dan niet direct boos, maar gaat U dan even na of U het aan ons ver schuldigde abonnementsgeld wel heeft be taald? Wanneer Uw betaling binnen is zul len de ontbrekende nummers U zo snel mo gelijk worden nagestuurd. Redactie V NIET GRIEPEN OPTREDEN! In de Gelders-Overijselse Courant lazen wij onder „Stemmen van onze lezers" het volgende: NEDERLANDERS UIT INDONESIË Mijnheer de redacteur, Bij de dansshow die woensdagavond in Lochem is gehouden zijn veel woorden van lof en dank uit gesproken maar het is onjuist dat daarbij de dan sers uit Indonesië genoemd zijn als „Indonesiërs Ik en enige andere aanwezigen zijn daardoor zeer geschokt. De spreker heeft het wel goed bedoeld, maar hij heeft ons gegriefd. Door steeds verschil te maken tussen blank en bruin is er nooit vrede in de wereld. Er is geen vrede omdat er geen liefde is voor de medemens, die God's schepping is. H.M. de Koningin zegt: „Onze landgenoten". Daarom meen ik goed te doen er op te wijzen dat men ons als Nederlanders en niet als Indone siërs moet behandelen. Wij zijn van geboorte Ne derlanders en onze voorouders waren Nederlan ders. Met beleefde groeten, G. v. ROOM. Zeer geachte heer van Room, U heeft volkomen gelijk. Het was een „slip of the tongue" waarvoor ik U mijn oprechte verontschul diging aanbied. Als men een gehele avond leiding moet geven, o.a. per microfoon, terwijl men over al tegelijk om moet denken opdat alles op rolletjes .loopt, kan een mens zich wel eens vergissen. Wij allen zijn Nederlanders, hetzij wij een bruine of blanke huid hebben, wij allen hebben dezelfde rechten en plichten en zijn dankbaar te mogen le ven en werken onder de regering van onze Konin gin Juliana. Met vriendelijke groeten, LIw landgenoot. G. R. WIELENGA. Dit is volgens ons de juiste manier van handelen. Niet kankeren en achteraf blijven mokken, maar in de pen klimmen en als we beslist doch beleefd er op wijzen dat er fouten gemaakt zijn, ziet U dat de Nederlander van hier er niet tegen opziet zijn verontschuldigingen te maken en zeker open staat tot beter begrip. Veel hangt dus af van onze eigen houding. REDACTIE TONG TONG. Eert de vrouwen! Zij vlechten en weven Hemelse rozen door het aardse leven. von Schiller Een wieweetdiewintboffie een voortijdig van achter de kawat rondom een fulltime-job gebólöst man kómt tot rare dingen deed me belanden aan een zonoverglansd saffierblauw lago ergens in het verrukkende land van Dante, Petrarca en Bocaccio, van polenta, spaghetti, ravioli en schui mende asti spumanti. Het was er ver van gek. Geen lieden met eikenhouten aangezichten achter een zuinig kopje koudgeworden koffie, geen voor bijgangers met strakke lijkbezorgersgelaten, geen haastigen en gewichtigen, maar om mij heen op het fleurige hotelterras louter Brigittes, Lollo s en Marilyns, schuimend en borrelend en glanzend van 's levens vele lusten. Abbronziatevi bene, zonder uitzondering carpe diem-ers, indachtig aan het: pluk de dag, vergeet ook de nacht niet en ban de gemelijke ouderdom uit uw gedachten. Na een uitgebreide duik in het lauwe lago tussen dichte scholen dartele levensgenieters laat ik mij languit in het warme zand glijden. Zachtjes roostert de gezegende tweelingbroeder van mijn onver getelijke vriend Matahari mijn body, dat warmte al zo lang ontbeerde. In mijn oren vloeit het lome geplepper van de golfjes op het Lido zacht ineen met verrukte kreetjes, dartele lachjes en lieflijk ge- kliemper op een mandoline. Soedah, het was wat laat geworden de nacht te voren in de Bar Intime en de drankjes hadden rijkelijk gevloeid en ik moet zijn weggedoezeld in de droom: Ik wandel langs een blinkend strand. Ver in het Noordwesten schemert vaag de kust van het grote eiland. Grauw en kaal en kantig duikt vlakbij uit de flikkerende zee de Krakatau omhoog, en voor mij uit buigt zich de schoonbelijnde kust, omzoomd door de eindeloze palissade van klapperbomen. Als de branding terugwijkt komen grillige karang- formaties bloot, begroeid met bruingroene wieren. Hardloperskrabbetjes racen over het witte zand. Onder de ketapangs dut een vlerkprauw. Pan- danblaren slieren ritselend in de wind en ver weg plekken de zeilen van de vissersboten tegen de staalblauwe lucht. Halverwege Anjerkidoel en het visserskotta'tje Laboean ligt, een meter of twintig, dertig boven de zeespiegel, de pasanggrahan van Pasaoeran. Moe en bezweet na een urenlange tippel langs Bantams schilderachtige kust klauter ik met een zucht van verlichting het hellinkje op. Ik heb een razende dorst en eigenlijk ben ik toch wel bek-af. Om helemaal eerlijk te zijn: ik heb het laatste uur alsmaar lopen ketteren waar die verd. pasang grahan nu toch blééf. En dan staat me daar op het voorerfje in de lekkere schaduw van een paar bomen zomaar een krosi-males op mij te wachten. Ik kwak er zonder de minste aarzeling op neer en dan verschijnt ongeroepen en onmiddellijk de man doer. Nee, hij informeert niet of en hoelang ik denk te blijven of zo. Hij vraagt alleen maar: Apa toean besar soeka minoem èsköt bir? What a man. En ik denk geen ogenblik aan Philips de Schone die, verhit zijnde, door het drinken van koud water een ontijdige dood moet zijn gestorven, wanneer ik mijn eerste hele bottel Ankerpils ad fundum door mijn kurkdroge keel giet. Eerst na de tweede ver schijnt Petrus opnieuw om allercharmanst te on derzoeken wat de kandjeng wenst te eten: senèrret, kentang-goreng met bontjies of dop-èrtjies, boer- köl-met-worres of nassi-sadja. Ik hoef hem alleen maar even aan te kijken en hij weet het, mijn gast heer. Even later hoor ik vanaf mijn krosi waarin ik volkomen gelaafd met half dichtgekierde oogleden soezend over de flikkerende Straat Soenda lig uit te staren, hoe het brandhout wordt gekloofd; ik ruik de frisse reuk van versgekapt hout. Uit de dapoer dringt een zacht geknetter tot mij door en het geluid vn lombok die in de tjobek geöelekt wordt. Sambal-aroom drijft aan op de tocht die door de open gang komt. Ergens uit de kandang- ajam kassian die kip Als de schemering gevallen is en ik na mijn siësta achter de klamboe in het voorgalerijtje in een lek kere rottanstoel van de thee geniet, zijn Petrus en ik al gauw in een vlot discours gewikkeld. Hij hurkt neer tegen de deurpost, kennelijk genietend van mijn pakje Mascotte. Nee, de anak-Krakatau sliep al weken en daardoor had de toean de pasanggrahan voor zich alleen. Sajang betoel. Want als ie goed wakker was, die Rakata, wah, dan stegen de rookwolken honderden meters hoog en was er geen plaats genoeg voor alle non tonners. Of er nog iemand leefde die de ramp van 1883 had meegemaakt? Nog twee zelfs, antwoordde Petrus, en begerig naar een ooggetuigeverslag van die door het lot begunstigden, liet ik een blinkende roepiah in zijn bruine hand glijden. De roepiah verdween onmiddellijk in een zak van Petrus' keurig toe- toepje. Maar, vervolgde mijn gastheer met een mistroostig hoofdschudden, het was doodjammer dat ze allebei juist gisteren overleden waren. Sajang, sajang betoel. Het avondmaal bestaat uit senèret, gevolgd door boerenkool met worst, naar vanzelf spreekt tjap Tieleman en Dros. Er is nog een botol Cantenac en de flensjes zijn voortreffelijk. Ik strek mij na dit Lucullusmaal weer behaaglijk uit op mijn krossi- males o. Fabricius en zie de avondster flon keren. De zachtroze wolkjes, de vegen goud en pa relmoer en het grijze waas die daarstraks de komst van de nacht hadden aangekondigd, waren ver dwenen. Rakata, de verschrikkelijke was onzicht baar geworden en de koetilans, die zich voor het slapengaan met veel drukte en getwist als propjes grijze wol op een boomtak hadden verdrongen, sliepen allang. Achter bij de soemoer piept een ka trol en plenst het water neer over een bruine body. Ik ruik de prikkelende rook van een bladeren- vuurtje. Ik ben alleen. Omdat de Krakatau niet werkt. Brave Rakata. Als ik die nacht wakker word en naar buiten ga ligt straat Soenda als een reusachtige gouden plak beneden mij en het licht van de grote gele maan glanst op duizend klapperkruinen. Ik daal de heu vel af naar het strand, waar een kleine branding ruist en de boten liggen als slapende zeedieren. Ontelbare sigaretten rokend zit ik die nacht vergeefs uit te zien over de glanzende zee of zich daarboven misschien toch nog even de vurige adem van Vulcanos zal vertonen. Maar Rakata, de ver schrikkelijke, slaapt immers. „Bien dormi?" hoor ik roepen, en als ik mijn ogen open döe, zie ik over mij heengebogen de lachen de snuitjes van Lollo. Marilyn en Brigitte. Van wie ik gedroomd heb, vraagt Brigitte schalks. „Van Rakata. de verschrikkelijke", mompel ik geeuwend. „Connais pas", lacht Lollo. HEIN BUITENWEG. Zie ginds kom die kapal uit Spanje hij al Hij breng ons Sinjo Kolas, hij stap aan die wal. Wadoeh sèh. ister koeda. sado ister niet Hij djalan sendiri alleen met si Piet. Si Piet door maar lachen, hij roep ons reeds toe Wie zoet is krijh lekkers, wie stout is, adoeh!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 2