mÊÊÊÊÊÊÊÊÊKIÊÊÊÊ W W: - - „SPIJTOPTANTEN" J VERLANGLIJST Als je plotseling een belangrijk document moet hebben, is het natuurlijk foetsie, dus ga je in die grote koffer zoeken, waar nog een hoop oude pa pieren in liggen. En dan vind je natuurlijk het verlanglijstje, dat je als kind van zes-zeven jaar hoopvol naast je schoen deponeerde, met een man kok water en een koolblad. Wat een wensen had je toen! Bovenaan staat: ,,Een ketimoen". Dat was na-ape rij, want dat had je vriendin óók gevraagd, die ene, die drie jaar ouder was, en waar je huizen hoog tegenop keek. Hield zij van mokkataart? Jij kon er wel twéé op! Lustte zij geen ei? Jij kon er wel van spugen! Vroeg zij een ketimoen aan Sin terklaas? Jij ook. Dan: „Een pompret" Dat is moeilijker. Zou het een trompet zijn? Of een kam pret? Het volgende is duidelijker: „Een liffestift en on- jeklonje." Hm. Vlammende jeugd. Die liffestift heb je toen vast niet gekregen, paedagoog als hij is, die ouwe Sint. Maar het was een „good try Verder maar weer. „Een groot mes." Adoe! wat bloeddorstig! Heb je vast ook niet gehad, voor zichtig aan maar. „Een stok." Ja, dat is inderdaad een heerlijk be zit. Je kunt altijd reuze goed een stok gebruiken, als kind, feitelijk kan je er niet buiten. „Een echte anglo." Niet van dat benauwde, nee, een échte. Met vuur, natuurlijk. „Een touw." Geen springtouw, nee, gewoon maar een touw. Voor een lasso, weet je je nog te her inneren. Hier houdt het op. Geen pop, geen bal, geen boek, geen kleurtjes. Je was toch geen méld! Nou, verder zoeken maar weer. Waar is dat paperas nou? ELS. i Cï Deze cateqorie Indische ex-Nederlanders is de laatste jaren in grote kring bekend geworden. Heel jammer, omdat deze bekendheid is ontstaan uit het feit, dat zij grote moeite hebben om toestemming te verkrijgen van de Nederlandse regering om zich in Nederland te mogen vestigen. Korter gezegd: Het is voor hen zeer lastig een visum te krijgen voor Nederland. Hieruit volgt weer, dat ze het in Indonesië (als W.N.I.) niet p rettig hebben, anders zouden ze immers niet weg willen. Een hele rij bussen en busjes wacht op de keuring. Drie mooie kleine opelletjes staan bij mekaar, zij behoren aan de gebroeders Laurens van Kepand- jcn, Wim, Nono en Boy, „offelet" njang bagoes. Mooi geel getjet, op ieder staat een naam: „Por- thos, „Athos" en Aramis". Daar komt ouwe heer Zevenboom op de fiets, de jongens noemen hem Oom. Hij stapt van de fiets en gaat naar Wim: „Hoeah Wim. bagoes die montor2 van jelui". Hij zet zijn bril op en leest de namen:" „Athossss „Porthosss", „Aramisssss", „Apa namanjah deze Wi:n," vraagt hij. „Mossoh Oom, U weet niet," zegt de eigenaar. „Ini, zo heten die drie soldatjes van Napoleon" M. S. NO ACH De beoordeling van visum-verlenging berust bij de Minister van Justitie alhier. Deze beoordeling be rust natuurlijk op diverse gronden. Er zijn normen van aangelegd, die uiteraard niet als axioma s kunnen worden doorgevoerd, maar waarlangs wordt gewerkt, omdat men immers een richtlijn moet hebben. Uit de praktijk van enige onzer abonné's met spijtoptanten in de familie is b.v. gebleken, dat sterk gelet wordt op de z.g. binding met Nederland dan wel met Indonesië. Zitten de ouders of kinderen van aanvragers hier of in Indonesië? Indien er geen ouders of kinde ren zijn, heeft aanvrager dan broers of zusters in Nederland? Waar zit de familie van vaders of moederszijde? Daarnaast komen de andere zakelijke overwegin gen. Kan men hier toegelaten zijnde, zelf geheel of gedeeltelijk in het levensonderhoud voorzien? Kan men bij familie of kennissen onderdak vinden? Kan men hier direct ingeschakeld worden in het arbeidsproces? U ziet, dat er vele facetten aan deze zaak zitten. Het ene geval staat „sterker" dan het andere. Een gedeelte van de visumaanvragen wordt definitief afgewezen, een ander gedeelte „voorshands afge wezen" en een klein gedeelte krijgt na eerste aan vraag het gevraagde visum. De „voorshands afgewezenen" moeten niet denken, dat zij verder lijdzaam kunnen afwachten tot er bij tijd en wijle nog wel eens een visum zal komen. Men is immers alleen „voorshands" geweigerd, dus het zal nog nader worden bekeken. Dit is het juist, er wordt door de Nederlandse regering afgewacht, hoe of betrokkene reageert op deze voorlopige weigering. Reageert hij (of zij) niet, dan bloedt deze kwestie voor hem (of haar) dood, en automatisch wordt de afwijzing defini tief. Wat moet de aanvrager dus doen? Direct na de ontvangst van de voorshandse afwijzing een nieuw rekest richten aan de minister van Justitie alhier (copie aan de Hoge Commissaris der Nederlanden te Djakarta). En de nadruk moet worden gelegd op de moeilijke omstandigheden, van welke aard die ook mogen zijn (animositeit, lastig worden gevallen, financieel beroerd enz.) Een ander zeer voornaam punt is, dat de familie van de aanvrager zeer veel voor hem zou kunnen doen, in de vorm van een z.g. steunrekest. De fa milie hier moet laten blijken dat ze veel prijs stelt op overkomst van de aanvrager. Zoveel mogelijk Bii mevr Hillerström, Lübeckstraat 103. Den Haag liggen tienduizenden ongeïdentificeerde lotos, ach terhaald van rampokpartijen in de bersiap-tijd. Af en toe nemen we er een duik om via onze grote lezerskring misschien nuttige aanwijzingen op te doen. Hier is een foto van een zestal zeer progressi e zon veertig jaar geleden, die de branie hadden zich te laten kieken met een sigareten zetts meisjes een pijp. handtekeningen moeten op dat rekest voorkomen, niet alleen één namens de gehele familie. En ver meld m dat steunrekest ook alle redenen, die door de familie dringend worden geoordeeld. Het geeft niets of deze redenen precies dezelfde zijn als door aanvrager in zijn eigen verzoekschrift worden aan gevoerd. Het wordt dus echt een kwestie van „Pukul terus Indien men niet steeds weer aan die deur klopt, dan blijft die gesloten. De familie moet blijk geven van belangstelling, zich vertonen bij de Hoofdaf deling Vreemdelingenzaken, Raamweg 47, den Haag. De heer van den Berge die daar deze kwes ties behandelt, heeft een open oor voor deze be zoekers, en adviseert ze zo nodig. Hij heeft zelf in ons vroeger land gewerkt en toont alle begrip voor onze moeilijkheden. Bovendien is er het C.C.K.P. waar de heer Dom- mers (vroeger politiecommissaris in Indië) onver moeid belanghebbenden te woord staat; hij is zelfs speciaal hiervoor aangewezen. Maar brengt U dan ook alle papieren mee, die betrekking hebben op de zaak: kopie van alle re kesten en ook van de aanvraagformulieren die door de spijtoptant zijn ingediend. Doe zelf zoveel als ge kunt, dan zult U worden geholpen. EFFEE. De redactie van TONG-TONG is „Effee" zeer erkentelijk voor zijn heldere uiteenzetting en nutti ge wenken. Wat ons en alle betrokkenen echter het diepst beroert, is de morele kant van de zaak. Men vergelijke de verwijdering tussen Ne derland en Indonesië als een scheiding tussen man en vrouw. De kinderen zijn de naamdragers van de man en zijn met hem meegegaan. Sommige kinderen hebben (om allerlei redenen) naar de moeder terug willen gaan. Nu blijkt dat de moe der ze niet hebben wil en ze kloppen weer aan bij Papa. Maar nu zegt Papa: „Ja, hoor es, eens ge kozen, blijft gekozen. Blijf nü maar buiten. Maar maakt nog een aantal condities waarop eventueel terugkeer mogelijk wordt gemaakt. De toeschouwer neemt de vader zulk een houding kwalijk. Het ellendige van deze condities is namelijk dat ze geen rekening houden met a. het feit dat er velen zijn die niet in Staat zijn helpers te vinden, b. de tijd. Wij hebben brieven gekregen van toe standen die ons de keel toeschroeven van mensen die in de grootste ellende zijn geraakt en niemand hebben, die voor hen opkomt. Er zijn er, die in bedelaarskolonies terecht zijn gekomen en zelfs in die kolonies nog „gepatol" worden van alle kan ten om hun „blanda-schap". Er zijn er, die in af gelegen desa s wonen en niet weten waar ze al thans met hun dóchters naar toe moeten (meisjes zijn onder zulke omstandigheden de ellendigst lij dende figuren!). Wie helpt deze mensen? Verder, de tijd: als volgens de thans geldende quota de afvoering zou moeten gebeuren zouden velen pas na negen, tien jaren aan de beurt zijn en voor die tijd al ten onder zijn gegaan. Wij weten het wel: velen stellen op boze toon „de Nederlandse Regering" aansprakelijk voor zulk een „immorele" houding. Maar gelief den is de Staat niet het Volk? En wat doen tienduizenden repatrianten anders dan egoistisch- materialistisch hun eigen leventje vullen? Hoe kan een Staat handelen, als tienduizenden zich ont trekken aan een Burgerplicht en een Naasten plicht? Wij kennen allemaal het verhaal van De Verloren Zoon, Welnu, de vader van deze verloren zoon, dat is niet de Nederlandse rege- rinq, maar dat bent U. T.R. P.S. En heeft verder niemand er over gedacht dat „spijt-optant" een kwetsende aanduiding is voor mensen die het beste gezocht hébben? Hebben niet vele van hen destijds de beslissing genomen op aandringen van de Regering of werkgevers? Spijt optant is een woord dat ONS aanklaagt!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 4