ZWARTE PIET PERIKELEN VAN EEN VROUWELIJKE SINTERKLAAS „DIT IS WAT TJALIE VAN ONS INDISCHEN WIL!" Waarom ze me in die tijd wel eens gevraagd heb ben voor Sinterklaas te spelen, weet ik werkelijk niet meer. We leefden midden in de' „malaise" en er waren genoeg mannelijke gegadigden te vin den, die van alles wilden doen tegen een kleine vergoeding. Vaag herinner ik me, dat het de aller eerste keer „per ongeluk" was. Plotselinge ziekte en ik was de enige, die op het kritieke moment bij de hand was. Ik schijn het er goed van afge bracht te hebben blijkbaar, kon m'n stem zwaar en vermanend doen klinken. Enfin al met al reden genoeg voor de familie, bij wie ik als Sint had moeten verschijnen, om me het daaropvolgende jaar weer te vragen het bisschoppelijk gewaad aan te trekken. Deze keer zou een jongere broer van een van mijn beste vriendinnen mijn zwarte Piet zijn. We had den afgesproken, dat hij me op een bepaald uur zou komen halen, om samen naar de dame te gaan, die ons zou helpen met het verkleden en andere voorbereidingen. Die gedenkwaardige middag wachtte ik vol onge duld op zijn komst, maar toen hij een kwartier na het afgesproken uur nog niet kwam opdagen, sprong ik woedend op mijn fiets en reed in record tijd naar hem toe. Zijn zuster had op mijn komst gerekend, want ze kwam me al in de tuin tege moet. Met een zorgelijk gezicht. „Wat heb je nu weer uitgespookt", zei ze. „Boy is wóést. Hij vertikt het met je mee te gaan." „Ik?" zei ik onschuldig, haastig m'n geweten on derzoekend. „Weet wérkelijk van niks". „Dat zal wel!!" zei ze sceptisch. „Overtuig hem zelf maar. Hij is in de achtergalerij." Ik groette de heer des huizes, die bezig was z'n plantjes te begieten. Na de dood van zijn vrouw was hij niet meer hertrouwd en zorgde alleen met een paar trouwe bedienden voor de huishouding. Ik was er kind aan huis. Hij hief z'n ene hand als bezwerend omhoog: „Ik bemoei me niet met kinderruzies" grijnsde hij. Kinderruzies! Notabene! Als je de negentien gepasseerd was! Mijn hakken tikten nijdig verder. En ja hoor, daar zat meneertje in de achtergalerij. Aan de etenstafel. Ongebaad en nog in pyama. „Boy, wat mankéér je? Ben je gek geworden?" „Dag meisjelief" (temerig) „Zou je me niet eerst vriendelijk groeten?" Een deur ging open en binnen kwam een oudere broer, student in de rechten. Frits en wel en op het punt naar z'n meisje toe te gaan. „Laat je niet op je kop zitten Boy. Anders ver valt ze van kwaad tot erger. Stel je voorwaarden!" „Ik snap niks van jullie idiote gedoe. Ik voel me onschuldig als een pasgeboren lam. Boy Deze stak zijn wang vooruit, tikte er tegen en zei, met z'n mond het gebaar makend van een zoen: „Eerst goed maken, zoals het behoort." „Ach?? Waait de wind uit die hoek? Ik dénk er niet aan!" „Dan ga je alléén. Denk aan die bloedjes van kin deren, die je teleurstelt!" „Goed". Jullie zijn jullie zijn Ik stotterde van verontwaardiging. En kon op het laatst niets anders meer zeggen dan heel unladylike: „Stik „Graag in jouw armengalmden ze. Hun hoongelach klonk me nog in de oren, toen ik al goed en wel bij de dame zat, die ons zou helpen met schminken en zo. We keken elkaar een beetje verslagen aan, terwijl ik de wildste oplossingen be dacht. Op dat moment klonk er gejoel en gejuich van de straat en daar zagen we een open taxi met een pracht van een Sinterklaas en twee prachten van Zwarte Pieten langzaam het erf naast ons op rijden, gevolgd door een boel nontonners. Ik kreeg een plotselinge inspiratie. „Daar is mijn Zwarte Piet" riep ik. En voordat mijn gastvrouw iets kon zeggen, was ik naar buiten gerend, sprong over het lage muurtje, dat de tuinen scheidde. Bij na regelrecht in de armen van de Pieten, die bezig waren met het strooien van snoep en katjang-go- reng-in-de-schil. Eén kwam dreigend met de lidi op me af. „Neen, hoort U eens. Ik legde hem haastig het een en ander uit. De waarheid een beetje ver draaiend, natuurlijk. „Bent U hierna vrij en kunt U mijn Zwarte Piet worden?" Gelukkig! Hij kon! Hij bleek, o wonderlijk toeval, de echtgenoot te zijn van één van mijn kennisjes. Met een gerust hart liet ik me schminken. Op dat moment kwam een motor het erf oprijden. Boy en z'n broer! Natuurlijk hadden ze me niet echt in de steek willen laten. Maar met een hautain gebaar (lichtelijk belache lijk vanwege m'n halve Sinterklaasuiterlijk, achter af beschouwd) kon ik de overwinnares spelen: „Ik heb je lékker niet nodig jongetje!" Moet ik er nog bij vertellen, dat Piet en Sint in die binnengalerij met gedimde lichten, waar ze maar éventjes te laat aankwamen, een volledig suc ces waren? Dit alles heeft zich in „dear old Mèstèr" (Mees ter Cornelis) afgespeeld. Niet zo heel lang geleden ontmoette ik Boy weer. Op een réunie. Hij was een van de sprekers van de dag. Uit alles kon ik opmaken hoe kalm en be zadigd hij geworden was. Vader van zeven kinde ren. Gewoonweg niet voor te stellen, dat we meer dan een kwart eeuw geleden elkaar voortdurend in de haren hadden gezeten. Aan de rijsttafel zaten we tegenover elkaar. „Tsk Tsk Boy. Wat ben jij in je voordeel veran derd!" Hij keek mijn man aan. „Kunnen wij hetzelfde van haar zeggen?" zei hij, waarop wij in lachen uit barstten. FÊ KLERKS KÜHR. PUPIL VAN PA VREEMDELING? Mijn zoon Willem is drie maanden geleden met een vreemdelingen-paspoort met de „Oranje" van Hollandia hier in Holland aangekomen en heeft zich gevestigd bij mij. Op 8 dezer heeft hij aanzegging gekregen van de politie te Meppel om Nederland zo spoedig moge lijk te verlaten, zulks in opdracht van de Minister van Justitie, omreden van termijn van het verblijf van drie maanden is verlopen. Intussen is Willem als kok werkzaam in het Chi nees restaurant „Azië" te Meppel op een weke lijks netto-loon van 60.plus kost. Willem zijn bedoeling is niet meer terug te keren naar Hollandia, doch hier tot de afkondiging van zijn naturalisatie, welk verzoek hij op de tweede helft van 't jaar 1957 heeft ingediend, te blijven. Hij heeft zijn bezittingen in Hollandia b.u. zijn huis met het bijbehorende restaurant en andere bezittingen aan het gouvernement verkocht. Van 't geld heeft hij gedeeltelijk de bootreis betaald, eveneens de terugreis, zulks als borg van zijn te rugkomst, want zonder deze te storten mocht hij niet weg. Ik ben zelf een genaturaliseerde Blanda, tevoren staatsblad-Europeaan, gelijk als vele andere van mijn mede oud-pupillen van Pa van de Steur. In mijn verzoek tot naturalisatie kon ik Willem niet opnemen, daar hij toen reeds meerderjarig was. Op 9 dezer is Willem naar den Haag gegaan bij de vreemdelingen-politie voor verlenging van zijn verblijf. Hem is er op geantwoord dat alleen mid dels een medische verklaring hij hoogstens voor een maand verlenging kan krijgen. Willem is inder daad onder behandeling van een arts. Noot van de redactie: Als Pa nu nog had geleefd, zou hij dit zich door geen minister laten aandoen. Wie durft nu nog een lans te breken voor Pa van der Steur? „Kom Mam, je hebt een verzetje nodig anders zit je toch maar aan jouw werk zei een zoon tegen zijn moeder die werkende vrouw is. Gezeten bij hem achter op de brommer - anders ben je zo afhankelijk van de bus reden zij op die avond weg Later op de avond bezochten zij een dansgelegen heid in een van de eerste klasse hotels in Neder land. Dit hotel was na de 2e wereldoorlog, opgezet met Marshall gelden en vele buitenlanders komen daar. Bij de garderobe werden we geholpen door een uit gesproken Indischman! In de danszaal liep een ober ook al met een Indisch voorkomen. Zelf zijn wij „Indo toelen" waar we met recht trots op zijn!!!! Na een poosje de situatie te hebben opgenomen zei Moeder; „Wat ziet er hier toch Indisch uit, niet verwacht in dit hotel!" Aan de vleugel speelde een pianist en zong Duitse liedjes Omdat hij het Duits accentloos uitsprak, zat ik me af te vragen wat hij wel voor landsman zou zijn! Deze man bezit kennelijk een grote dosis mensenken nis! Want opeens speelde en zong hij „Ajoen2 in die hoge klapperboom Spontaan stonden we op en gingen dansen onder het meezingen van dat ons zo bekend en vertrouwd liedje! Als Indischen, waren we de enigen die op de dans vloer dansten en het publiek -heel hoge boengs met hun dames! respecteerden dat. Ook die pia nist was een Indo Prompt werden maleise woorden over en weer met ons gewisseld en bij het naar huisgaan het was al laat, bussen reden niet meer riep hij ons toe: „Slamet tidoer Thuis bij het na-praten zei de zoon: „Dit wil Tjalie van ons! Overal komen en een plaats zien te ver werven in het geheel van de Nederlandse gemeen schap en toch onze afkomst niet verloochenen!" Ik geloof dat de jongen gelijk had ook MAM.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 5