TOMSON DE GOEDE HERDER Deskundige voorlichting Prima snelle service Sinds 1912 TOMSON Scheveningen 11 PUNTGEDICHTEN Zeesluisweg 22-30 - Telefoon 55.08.00 Gemakkelijk te bereiken met tram 8 en 11, bus 23 (L), halte Duinstraat Dat was een kampje in Meester Cornelis en daar heen waren in februari 1945 de rieken gebracht uit een van de kampen in Bandoeng. De aankomst was bijzonder hoopvol, want de mensen van een ploegje, dat vooruit gezonden was om het een of ander voor onze aankomst gereed te maken, wisten al voor we de poort door gingen te ver tellen, dat we ons maar niets van de zaak moesten voorstellen, want dat het er nog erger was dan we gewend waren. Dat nam ik met een korreltje zout, want erger kon het niet, zo dacht ik, maar het is dan den meesters in de kwellingen bijzon der goed gelukt om het inderdaad nog veel er ger te maken. Soedah. Japan capituleerde zonder dat maar ook iemand in dat kamp er iets van hoorde, althans op die dag en de dag daarna. Dat was geen wonder, want er was dubbele kawat en gesmokkeld was er, door de afdoende maatregelen van de bewaking, in de laatste twee maanden niet. Er bestond geen contact met „buiten Wij hadden evengoed op de maan kunnen liggen. Doch op een late avond kwam een van mijn vrien den bij mij, een dokter, die op order van de Jap aan wezig moest zijn bij het op de vrachtwagen laden van de manden waarin de doden werden „afgele verd". En hij vertelde mij het volgende. Toen de vrachtwagen binnen was, was de Javaansche chauf feur, die zich nog nooit had bewogen, van achter het stuur naar beneden gekomen en hij had tegen de dokter gezegd „Toean, prang abis". Daarbij had KLEINE BOENG TAWANAN Als je de p. hebt aan iemand: „Lenen-ké nou jouw kop voor bang maken aap". Als je ruzie hebt met een Engelsman: „Laat maar mijn moeder Indische jongen, ik ben cheus niet bang voor zo n bloody basterd". Als je nog honger hebt (tegen een kameraad): „Mac ik choor jij lust niet zulk vretenals je weh hooit, niet te ver, te ver dong?" Aantreden voor een tweede hap in de keuken: „Anymore for anymore?" Tegen een ka wan, die 's avonds door de kawat naar buiten gaat om te smikkelen: „Als je de bocht blaast' ati-ati lhö. Kalau slamet en banjak oentoeng.bagi sekali dong". Tegen een kawan, die net weer begint te rillen van de malaria: „Ga je weer motorrijden, Mac?" Tegen een vriend die geluk heeft in zaken (smok kelen): „Mac, leen mij dan één tical, de dood be taalt". Als er gevaar is: „Rood voor". Terwijl ik nooit „Djojobojo" zou willen heten. Als het goed ging stond hij in hoog aanzien, maar o wee als iets fout ging „Djojobojo-bollen" zegt U toch veel! E. R. POUBLON hij een minachtende houding tegenover de bewa king aangenomen en voordat de medicus van zijn verbazing was bekomen, waren de lijken inge laden en toen stond hij daar maar wat verbaasd te kijken. Tot zover zijn verhaal. Hij vroeg mij welke waarde wij mochten hechten aan het geval en dat vroeg hij, wijs geworden na alle ongegronde geruchten, die in de loop der jaren al zoveel verwarring en ellende hadden gesticht. Wij hebben dat toen samen nog eens besproken en overdacht en op grond van de brutale houding van de chauffeur tegenover de Japanse halfgoden zijn we tot de conclusie gekomen, dat het bericht mocht worden vrijgegeven. De overlevenden, half dood of ziek, namen de zaak nog al kalm op. Er was hoop, er was ook twijfel. In de gang van zaken was geen verandering te bespeuren in het kamp, het gezicht van de commandant, het enige Japanse gezicht dat wij al die maanden te zien kregen, verried geen spoor van wat er in hem moet zijn omgegaan. Pas enkele dagen daarna werden wij, voorzover we nog staan konden, bij elkaar geroepen om een rede van de commandant aan te horen en die man vertelde ons, dat de oorlog inderdaad voorbij was, doch dat wij goed hadden te beseffen, dat alle re gelingen onveranderd van kracht bleven, dat wij ook verder al zijn orders hadden op te volgen, kortom dat er niets veranderen zou en we in het kamp moesten blijven totdat een afdeling van de geallieerden de bewaking zou overnemen. Als enige vreugde kon hij ons vertellen, dat morgen een es kader van de Nederlandse Luchtmacht over ons kamp zou vliegen om ons al vast te begroeten. Dat eskader kwam pas na acht of tien dagen en toen verdwe het om er naar te gaan kijken ook. v. L. In de grote stad konden we in de kampong at een aardig idee krijgen van het vredige leven van de eenvoudige Indonesiër, maar pas buiten de stad kon het zich in zijn rijke omvang en grote diepte aan ons openbaren. Hoe kon je, een paar kilometer buiten de stad al, in het Tanggerangse bijvoorbeeld, waar deze foto gemaakt werd, uren lang dro mer ig vertoeven aan zo n klein beekje, volmaakt uitrustend van het jachtige Europese leven! De praoe's, de bèbèks, de spelende kindertjes, de rui sende klapperkruinen, de intens blauwe hemel onvergetelijk, onvergetelijk! (uit „Gedichten en Rijmbijbel Op mijn nieuwe hartstocht voor trassi, peteh- Op bonen en ikan-teri. Daar zijn voor menselijke zielen Genietingen, al zijn zij schaars, Die eerder hemels zijn dan aards! O schrik'lijk, schrik'lijk middaguur, Op vliegveld-corvée, Pangkalan Balei. De wind is gloed, het zand is vuur Berseba, van Uw dorre vlakte. Geen schaduw zelfs van distelstruik, En naast mij lege waterkruik! Op buikpatienten, die „te laat" kwamen. Nu staan wij daar beschaamd, nietwaar, Hoe zullen w'ons verschonen? Op de geruchten. Wat al praatjes, wat al fluist'ren Wat al raat'len in het hoofd! Wat al ongelovig luist'ren Daar men toch te veel gelooft? van Nic. Beets) de ochtend koffie Wat zoete geur, uit U gerezen Verkwikt de luwe locht! Op alle Jan-de-Meppers, Slap-happies etc. De gestrenge, geducht was zijn oog. En zijn houding ontzaglijk en groot, Als zijn lip zich tot spreken bewoog, En zijn vuist in bedreiging zich sloot! Op het krijgsgevangen-leven. Wie in droefheid zit en weent, wie het hoofd mistroostig bukte Wie een last de schouders drukte, Zulken ziet men hier vereend! Armen in 't gehavend kleed, zij die dikmaals in deez' dagen Dorst en honger moesten dragen, of in 't hart een wrijtend leed. P. MONOD. Vroeger deed BABOE TJOETJI de was, thans biedt U een enorme keuze uit meer dan 80 VERSCHILLENDE WASMACHINES van 's werelds beste merken.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 11