EERTSE KAMER OVER SPIJTOPTANTEN 2 Gironummer 8118 NASSI, Laan v. Meerdervoort 1580 Den Haag REDT EEN MENS! MR. R. H. BARON DE VOS VAN STEENWIJK (V.V.D.) Mijnheer de Voorzitterl Ik kom thans tot een be langrijk punt, volgens mij het belangrijkste punt bij deze begrotingsbehandeling, nl. de spijtoptanten. Zelden heb ik een memorie van antwoord gezien, die zö onbevredigend is als hetgeen in de onder havige memorie van antwoord op dit punt wordt vermeld. De memorie van antwoord is zuiver negatief; het is alles afwijzing, wat de klok slaat. Waarschijnlijk is de Minister bevredigd door het succes, dat hij in de Tweede Kamer te dezen aanzien heeft be haald, toen hij zonder enige noemenswaardige toe- z^SI'Hg alle tegen zijn beleid gerichte moties heeft kunnen wegwerken. In het voorlopig verslag is opgemerkt, dat op het Departement van Buitenlandse Zaken en dus ook bij de ambtenaren van de diplomatieke dienst de opvatting heerst, zo weinig mogelijk visa die nen te worden verleend. In de memorie van ant woord wordt naar aanleiding daarvan het volgen de opgemerkt: ,,De ondergetekende en zijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken kunnen verklaren, dat ten departemente van die ambtgenoot en bij de amb tenaren van de Nederlandse diplomatieke ver tegenwoordiging te Djakarta omtrent de onder havige materie geen ander standpunt bestaat nog bestaanbaar is dan door de Regering wordt ingenomen.". Daarom gaat het juist. Het gaat er maar om welk standpunt de Regering inneemt. Intussen is de opmerking in het voorlopig verslag in zover onvolledig, dat ook de Minister van Justi tie blijkbaar van oordeel is, dat zo weinig moge lijk visa behoren te worden verleend. Maar de Mi nister kan er niet mee uit, de aansprakelijkheid op het Kabinet te schuiven; de Minister heeft zich bij de kabinetsbeslissing neergelegd ik neem zelfs aan, dat die op zijn voorstel is genomen en zijn mededelingen kunnen wij dus niet als „His master's voice" beschouwen, maar als de uitdruk king van de politiek van de Minister zelf. De memorie van antwoord is ten aanzien van de opmerkingen in het voorlopig verslag volstrekt af wijzend. Ik vestig b.v. de aandacht op de klacht, dat in de Toescheidingsovereenkomst aan de kin deren van iemand, die voor de Indonesische natio naliteit heeft geopteerd, niet de bevoegdheid is ge geven bij hun meerderjairhgeid terug te opteren, naar analogie van artikel 10 van de Wet op het Nederlanderschap, een recht, dat daar gegeven wordt aan het kind van ieder, die in een ander land wordt genaturaliseerd, behoudens enkele uit zonderingen. De Minister antwoordt daarop in de memorie van antwoord: ..Deze suggestie moet betrekking hebben op nog in Indonesië verblijvende kinderen van optan ten, daar aan de naturalisatie van hier te lande gevestigde oud-Nederlanders in het algemeen geen belemmeringen in de weg worden gelegd. Indien aan eerstbedoelde personen een optierecht zou worden verleend, zouden zij na gebruik te heb ben gemaakt van dit recht als Nederlander naar Nederland kunnen vertrekken. De Regering zou dan niet meer, zoals thans, de toelating in de hand hebben. Dit zou ongetwijfeld repercussies hebben op het toelatingsbeleid in zijn geheel en het lijkt dan welhaast onvermijdelijk, dat het toela tingsquotum voor spijtoptanten en hun gezins leden zou moeten worden ingekrompen. Of dit rechtvaardig zou zijn jegens spijtoptanten, die het meest in nood verkeren, lijkt aan twijfel onder hevig". Hier is de Minister in de memorie van antwoord opeens vervuld met medelijden voor de spijtoptan ten, die het zo erg hebben, maar daaruit blijkt dan duidelijk, dat de Minister wel degelijk tot doel heeft zo weinig mogelijk van deze spijtoptanten toe te laten. Ook de naturalisatie van in Indonesië vertoevende spijtoptanten wijst de Minister af, of schoon natura lisatie van in een ander land verblijvende meer malen voorkomt. Ik kan uit de laatstingediende naturalisatieontwerpen verschillende gevallen aan halen van personen, die in het buitenland vertoe ven en die toch genaturaliseerd zijn. Nu zal de Minister misschien zeggen: dat betrof speciale gevallen. Dat is wel mogelijk, maar het betreft hier ook speciale gevallen. Ik moge nog opmerken, dat Minister Donker destijds, na het arrest van de Hoge Raad van 1954, dat zo fnuikend was voor de gelijkgestelden, gezegd heeft: Laten wij maar eens kijken hoe het loopt; misschien kunnen wij een speciale regeling voor hen maken. Merkwaar dig is ook, dat in het arrest van de Hoge Raad zelf gezegd heeft: Och, zij kunnen wel naturalisatie aanvragen; een opmerking, die in een arrest van de Hoge Raad zeer uitzonderlijk is. Ergerlijk is ook hetgeen de Minister in de memo rie van antwoord mededeelt over de kwestie van de kinderen beneden zestien jaar, die een tijdlang op het paspoort van de moeder konden worden Verzamelt voor, stort opi bijgeschreven. Nu vindt de Minister van Buiten landse Zaken het niet goed meer en zijn zij aan gewezen op een visum. Zij moeten nu meelopen met de andere aanvragen. Wie weet, hoelang het duurt en of zij het ooit krijgen. Ik begrijp niet, dat de Minister van Justitie zich bij deze beslissing van zijn ambtgenoot neerlegt en dat hij zijn formalisme botviert op de ruggen van deze jonge kinderen. Ik kan zo wel enige gezinnen noemen, waarvan de weer Nederlandse geworden moeder niet kan vertrekken, omdat zij haar kinderen niet mee kan krijgen en zij met hen in de allerellendigste om standigheden verkeert. Zo schrijft mij een moeder: Wij slapen allen op de grond, omdat wij ons meubilair hebben moeten verkopen om aan het no- dige geld te komen. Nu komt in de memorie van antwoord voor de roerende zin van de Minister, dat hij door zijn visumbeleid waakt voor de in- Het is misschien niet ééns zó erg dat vele spijtoptanten zo leven (al vragen we ons af, waarom wij in zoveel Nederlandse luxe leven mogen en zij niet), maar het erge is dat dit huisje eigenlijk een ge vangenis is, omdat buiten de ein deloze pesterijen zijn en de ónmo gelijkheid om wat bij te verdienen naast het vernielde roepiah-pen- sioentje. En het ergst van alles is: dit leven leidt langzaam maar positief naar de volkomen onder- gang Wij plaatsen hier de over de spijtoptanten gesproken woorden in de Eerste Kamer, ge richt tot de Minister van Justitie Mr. A. C. W. Beerman, in extenso en zonder enige typografische accentuering van bepaalde phrasen of uitspraken. Dit moge een „saaie" indruk maken, maar wij achten het onge wenst enig vooroordeel, in welk opzicht ook, te suggereren. Misschien is het wat veel, maar als enig Nederlands blad met sterke Indische interesse, lijkt het ons nuttig en nodigzo min mogelijk weg te laten. Wie oren heeft om te horen, die hore! De Redactie standhouding van het gezinsverband. Het houdt waarschijnlijk verband met de zorgvuldigheid, waarmede de Minister de echtscheiding oordeelt. De situatie is deze. Uit diepe wanhoop zijn er weieens echtparen gescheiden, omdat de vrouw dan in de gelegenheid zou zijn de Nederlandse nationa liteit te verkrijgen en naar Nederland te vertrekken. Zij kan dan weer Nederlandse worden en hoopt haar minderjarige kinderen mee te kunnen ne men, ten einde dezen uit de hel van Indonesië te kunnen bevrijden. Deze personen hebben er echter niet op gerekend, dat de Minister van Justitie, de trouwe bewaker van het gezinsverband, daar een stokje voor steekt, doordat hij er nu voor zorgt, dat de kinderen, die door de optie van de vader de Indonesische nationaliteit hebben gekregen, de ze nationaliteit behouden en geen visum krijgen. De Minister zegt dan: dat is geen echte echtschei ding geweest, want het echtpaar is in dezelfde wo ning blijven wonen. In de eerste plaats is het wel heel moeilijk in Indonesië een andere woning te krijgen, maar bovendien: waarom gaat de Minister bij elke echtscheiding naar de oorzaken wroeten om te voorkomen, dat deze jonge kinderen naar Nederland kunnen gaan, waardoor ze dus in de noodzaak verkeren in de hel van Indonesië te blij ven? Denkt de Minister, dat een dergelijke echtschei ding voor de grap is opgezet? Begrijpt hij niet, hoe hoog de nóód moet zijn gestegen, wanneer een echt paar tot deze ernstige stap overgaat? Ten slotte is echtscheiding echtscheiding en de Minister, die, wanneer het gaat om het weigeren van visa, zo for meel is, stoort er zich niet aan, dat de scheiding door de daartoe bevoegde autoriteit is uitgespro ken. Ook komt het voor, dat een gezin zijn jonge kin deren aan een verzorgster wil meegeven om ze in leven te kunnen houden, maar dat toch door de Minister het visum wordt geweigerd, omdat de Minister zo roerend wil zorgen voor het gezins verband. De richtlijnen voor toelating van niet-Nederlanders uit Indonesië wil de Regering niet meedelen, om dat deze van interne aard zijn en publikatie ervan wellicht ongerechtvaardigde verwachtingen zou wekken, waardoor nieuwe onrust bij de betrokke nen zou kunnen ontstaan, aldus zegt de Minister in de memorie van antwoord. Een botte afwijzing, maar de Minister behoeft niet bevreesd te zijn voor nieuwe onrust onder de belanghebbenden. Deze kan niet groter worden dan zij nu al is en voor ongerechtvaardigde verwachtingen bestaat geen aanleiding. Zolang deze Minister in zijn ambt blijft, zullen er niet veel verwachtingen gekoesterd wor den. Daarvoor heeft men genoeg teleurstellingen opgedaan. En op beschikkingen op grond van hu manitaire overwegingen behoeft men ook niet te rekenen. Daarvoor moet men bij deze Minister oorlogsmidadiger zijn. De spijtoptanten en andere maatschappelijke Nederlanders weten maar al te goed, dat deze Minister hun overkomst naar Ne derland zoveel mogelijk wil afremmen. Van be voegde zijde dat zijn dan blijkbaar personen, die uit eigen waarneming van de huidige situatie in Indonesië op de hoogte zijn is aan de Mi nister meegedeeld, dat Voor de spijtoptanten geen levensgevaar aanwezig is. Inderdaad, de kans, dat zij worden doodgeschoten of met een kris worden doorboord, is althans voor het ogenblik, ik zeg dit uitdrukkelijk niet groot. Daarmede verant woordt de Minister de door hem gevoerde afwijzen de politiek. Is door het niet steeds aanwezig zijn van de mogelijkheid van moord de situatie voor

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 2