„ANNA EN HAAR VADER 9 Margaretha Fersguson Drie Kinderboeken „Anna en haar Vader-' BOEKHANDEL PAAGMAN Het boekvinkje wat een aardige naam voor deze smaakvolle litte- latuur-in-miniatuur deel tjes fladderde uit de W handen van Marga retha Ferguson, een debutante in de hof van onze vaderlandse schone letteren en zowel in Tong-Tong kringen als op de Haagse Zingende Zolder, die in middels werd gemetamorfoseerd in een zachtrose gekleurd soort tuinhuis, een zeer gewaardeerde be kende. De talentvolle schrijfster leefde meerdere jaren onder de tropenzon en als aardige bijzonder heid verklap ik u, dat zij een tijd lang met de vermaarde Hella S. Haasse hoe aanbid ik haar om heur verrukkelijk boekje Oeroeg en met Aya Zikken, wier Atlasvlinder mij evenzeer in exta se bracht, in de onverslijtbare djatihouten banken van dezelfde tempo doeioe school heeft gezeten. Waaruit dan wel blijkt dat het taalonderwijs van die oude Indische schoolmeesters Viersen en Croes nog zo slecht niet was. Naar het eerste van het dozijn boeiende vertellingen dat haar boekje bevat, noemde de schrijfster het „Anna en haar vader". En al is elk van deze twaalf verhalen op zichzelf zowel door het gegeven er van als door de uitwerking daarvan in een dade lijk aansprekende verteltrant en vlotte natuurlijke dialoog bijzonder boeiend „Neurotisch winkelen en „Het tuinfeest" hebben mij het sterkst getrof fen ik moet mij hier beperken tot de vier vertel lingen die Indië tot achtergrond hebben. Uit „Een begin van verandering" trilt het leed te voorschijn, zoals dat in de Japanse concentratie kampen door zoveel vrouwen dapper is gedragen. Hier geen be-schrijving zoals we er al zoveel lazen, maar voelbaar gemaakt lijden, door een enkel woord, een brok gesprek, de lach van een kind, dat zich de ellende nauwelijks bewust is. Reacties, waarin ook de humor bevrijdend aanwezig is. Een paar schoenen wordt gestolen. Een kampdrama, immers: waar blijft de menselijke waardigheid wan neer je op blote, vergoorde voeten door onnoem bare viezigheden moet gaan. Dan, op eenmaal: Lis ten listen my dear peace has come big bomb on Hirosjima war is over. En op een maal staan daar de schoenen weer. Had de die vegge ze niet meer nodig nu de vrede zo nabij was? Een begin van verandering? Vrede? Ik kon het het niet bevatten. Maar de schoenen, de schoenen ston den vast en koel onder mijn zoekende vingers. „De donkere bril" heet het tweede verhaal. Men sen in een stilstaande tram reageren al naar hun aard en wezen op de verschijning van een jong en kranig officier, wachtend bij een halte. Recht op, soepel van houding, een wilskrachtig gezicht, scherpe neus boven smalle vastgesloten lippen. Waarom draagt hij, hoewel het somber en regen achtig is, een donkere bril? Waarom die bril in de grijze regenwereld? Een ziekte? Dronken misschien? Bij een jeugdvriendin, ontmoet in een bar, heeft hij de nacht doorgebracht. In de ochtend na de liefderoes komen de herinneringen aan de Indi sche kindertijd. Een schrobbering van zijn vader, in gala-uniform thuiskomend van een receptie, zijn zoontje betrappend dat in tjelana-monjet uit het raam geklommen een ijsje is gaan kopen in de ver boden warong. Zijn vader, kranig officier van de oude stempel. Léék hij op hem? Was het zijn va der? Men fluisterde, men zei.Hij droeg nooit een zonnebril, zijn vader. Hij niet. Bella ziet hem na door het raam. In het vale licht van de vroege morgen zet hij de donkere bril op. Het lijkt of hij zich ergens voor schaamt, denkt ze. Bijzonder suggestief in de nauwelijks zeven pagina's die het beslaat werkt de knappe vertelling „Een wandeling". De rivier bij Belawan, waar hoge boten voor anker liggen, groot en onwezenlijk als in een kinderdroom. De groene streep van de vloedbossen aan de overkant. Het huis met de vele ramen recht naar de rivier gekeerd, waar de zeewind binnen stroomde. De zeemansvrouw, wier man onver wachts nóg langer uitblijft. Voor de zoveelste maal: wéér langer. Het huwelijk dat langzaam schijnt dood te lopen. Wat doe je hier nog? Het telefoon tje van een oppervlakkige borrelkennis roept haar bemiddeling in voor een kamer in het maatschap pijhuis, waar zij woont. Een Amsterdamse volksjon gen, die na de oorlog vooruit is gekomen, een dik ke kerel met een bierbuik en een petje achter op zijn hoofd maar ik ben tenminste niet meer al leen In godsnaam in godsnaam, maar ze wist zelf niet wat. De wandeling door de diepe duisternis, de hemel rossig verlicht door de Chinese wijk van Belawan, waar ze later doorheen gaan. Open eethuizen, rond slenterende hoeren, slapende halfnaakte kinderen, matrozen, soldaten en, geheel onverwacht, muziek van Bach opdreunend uit een radio. Dan, opeens: de bevrijding van de nachtwind en het klotsen van de rivier. Zijn vrouw en kinderen, haar man, haar familie, het bestond niet meer. Zij beiden waren een man en een vrouw die elkaar tot in het diepst van hun wezen ontmoetten en de stikdon kere nacht, de eindeloze zachte wind, het einde loze zachte water, dat alles waren zij zelf. Als laatste verhaal „Paradise lost". Rina, tien jarig Hollands meisje, pas in Indië, fietst naar het Indisch vriendinnetje, dat in het huis woont aan de rand van de kotta, waar voor haar heimwee naar Holland en nieuwe Indische verrukkingen samenvloeien. Ik heb dit eerste werk van Greet Ferguson met grote bewondering gelezen en zie met evenveel be langstelling de verschijning van haar tweede boekje tegemoet, dat onder de titel „Zondag en Maandag" nog dit najaar in de „Boekvinkserie" zal verschijnen. HEIN BUITENWEG Bij Uitgeverij V. A. Kramers, Den Haag, verschenen drie kinderboeken in herdruk, die in het Indië van voor de oorlog spelen, maar dat is dan ook de enige overeenkomst. Behalve dat de gekozen on derwerpen volkomen verschillen, komen ook de „hoofdpersonen" uit totaal andere „werelden". „De grote vondst van Juul en Peter" door J. H. Hooykaas-van Leeuwen Boomkamp is een gezel lig, maar naar mijn smaak wat al te zoet verhaal van een Hollands gezin op Java. Er gebeuren de gewone dingen: vacantie, nichtje, dat komt loge ren, verjaarspartijtje, vacantie in de bergen bij Opa en Oma en dat alles met veel wijze lesjes en pae- dagogische trekjes, waar de kinderen wel overheen zullen lezen. Het is een aardige „vondst" van de schrijfster, wanneer ze Juul en Peter een (Hollands zwerversjongetje laat vinden, wiens moeder is ge storven en wiens vader op zoek is naar werk. Het is misschien wat onwaarschijnlijk, dat de vader niet te weten is gekomen, dat zijn vrouw in zijn afwe zigheid is gestorven en zoonlief nu ziek rond zwerft, maar de schrijfster weet op deze manier Pa van der Steur en zijn werk in het verhaal te brengen. Het loopt allemaal gelukkig goed af. Eerst zal Dirk, de zwerversjongen, een „Steurtje" wor den, maar dan wordt hij liefdevol door de vader en moeder van Juul en Peter in het gzin opgenomen, die vinden dat Pa van der Steur aan 1000 jongens en meisjes wel genoeg heeft en zij er best een vijfde kind bij kunnen nemen. Met Sinterklaas komt de grote verrassing als Dirk een brief van zijn hervon den vader, die intussen werk heeft, in zijn schoen vindt. Een boek, waar uw kinderen zeker van zul len genieten. Jammer, dat het gezin zo érg Hol lands is gebleven. Ik bedoel daar niets afkeurends mee, maar u herinnert zich toch die heerlijke tro pische regenbuien? Je deed als kind niets liever dan erin rondspringen. Als het in dit boek regent zien Juul en Peter „een paar bruine, naakte kinde ren „ravotten". „Hè fijn", zuchten ze dan, maar hun moeder zegt: „Het spat gauw naar binnen, gezel lig bij de schemerlamp in de woonkamer". Dat heette bij ons zitkamer en pas in Holland maakte ik kennis met een woonkamer. (Gekke uitdrukking eigenlijk: een woonkamer is een kamer, waar je in wóónt. Ja natuurlijk, maar je woont toch in je hele huis en niet alleen in die kamer?) Dit boek, dat f 3,90 kost, kunnen we niettegenstaande bovenstaande opmerkingen toch van harte bij u aanbevelen. De illustraties en de omslag zijn van Han Veenstra. Het tweede boek: „Djaidin, geschreven door L. van Suchtelen-Leembruggen is van een totaal an der genre. Djaidin is een kleine Soendanese jongen, die met zijn ouders en zusje zijn geboortegrond verlaat om naar de Lampongse districten op Su matra te vertrekken, waar het gezin een heel nieuw leven zal beginnen. De te bewerken grond moet eerst nog ontgonnen worden. Als tenslotte de padi op de sawahs staat dreigt er na het inzetten van de regentijd een overstroming, die nog maar net door een snel opgeworpen dijk kan worden tegenge houden. Djaidin voelt zich in het begin in deze nieuwe wereld natuurlijk helemaal niet thuis en vooral het hen omringende oerwoud beangstigt hem nog het meest, maar langzaamaan raakt hij er toch mee vertrouwd. Steeds dieper dringt hij erin door tothij op een dag verdwaalt en de nacht in een boom moet doorbrengen. De volgende morgen weet hij zich omringd door een Koeboe- stam, die hem dwingt mee te trekken. Deze koe- boe-stam wordt de laatste tijd nl. voortdurend door pech achtervolgd en hoopt dat Djaidin de bosgeesten gunstig zal weten te stemmen. Als Djai din de eerste dag, dat hij met deze Koeboes op trekt dan ook een grote hoeveelheid eetbare wor tels vindt, beschouwen ze hem als hun djimat en wordt hij gedwongen te blijven. Steeds verder van zijn vader en moeder gaat de reis. Djaidin laat zich echter niet van zijn stuk brengen: hij ziet in dat hij alleen tegen zoveel mensen toch niets kan uit richten en besluit zoveel mogelijk van deze Koeboes te leren. Tal van avonturen beleeft hij met hen. Het is een spannend jongensboek, dat zeker in één ruk uitgelezen zal worden. Ik weet niet genoeg van Koeboes af om te beoordelen of alle avonturen even waarheidsgetrouw zijn. Het is jammer, dat de schrijfster op de eerste bladzijde van het boek al met een fout begint: „Nini maakte ijverig een nieuw pakje betelbladeren in orde om op te kauwen Worden hier geen sirihbladeren bedoeld, waar im mers een stukje betelnoot in wordt gevouwen? Het zwakke punt in een verhaal over een geheel andere bevolkingsgroep dan waar de schrijver(schrijfster) uit voortkomt is mijns inziens bijna altijd de dia loog, die ook in dit geval vaak een beetje onecht aandoet. De tekeningen in dit boek, dat 3.90 kost, zijn van P. van Velthuysen. Het derde boekje tenslotte is „Het Boek van de Kantjil", dat een aantal (16, om precies te zijn) kantjilverhalen bevat, die tot een aardig doorlo pend geheel zijn gebundeld door Johan van Hul zen. In het eerste verhaal is Kantjil net geboren, wanneer zijn moeder door een panter wordt be sprongen en Kantjil door een buffel wordt ge vonden, die hem nu verzorgt. Aan het eind van het tweede verhaal trekt Kantjil de wijde wereld in en haalt de ene slimme streek na de andere uit. Streken, die niet altijd alleen maar van slim heid getuigen, maar jammer genoeg ook heel vaak van oneerlijkheid. Hij is de Reinaert de Vos van de Indonesische dierenwereld. Veel van de verhalen zullen u ongetwijfeld be kend zijn. Het boekje is wel bijzonder geschikt als voorleesboekje, ook voor de kleintjes. Iedere dag een nieuw avontuur, dat aansluit op het vorige, maar toch steeds weer een op zichzelf staand verhaal vormt. De prijs van dit boekje, waarvan omslag en teke ningen wederom van de hand van Han Veenstra zijn, bedraagt 2.90. ELLEN Verkrijgbaar bij t' prijs f 1.90 Fred. Hendrlklaan 217 b - Tel. 543.700 Den Haag

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 9