CHARLIE OVERBEEK BLOEM 8 MUSIC MAKES ME Mackenzie (guitaar), de gebroeders Sigarla- ki trompet/sax/basde Atjehse drummer Aroef, de bassist Evert Kraaijenoord, Wim Baumgarten (sax), Eddie Florentinus (trompet), Jan Verkouteren (guitaar), en zo kunnen we doorgaan. Meestal was de bezetting acht tot tien man sterk. Het orkest maakte furore. Geregeld speelde het als tweede dansorkest naast het beroepsensemble, in Des Indes. Zondags in het zwembad Mangga- rai en verder in de Harmonie en op alle mogelijke feestavonden. Hun optreden bleef niet tot Batavia beperkt. In vrijwel alle grote plaatsen op Java oogstten zij met hun aparte, beschaafde stijl écla tante successen. In Concordia in Bandoeng, in het Semarangse Hotel du Pavilion, op de beroemde race-bals in Djokja, in Malang en in Soerabaja en zelfs op Billiton brachten zij met hun muziek gro te groepen enthousiaste feestvierders „in the mood". Voor de recepties met bal na van gouver neur-generaal Tjarda van Starkenborgh Stachou- wer in het paleis te Buitenzorg, koos men als „hof" orkest de Silver Kings! Bovendien waren daar de geregelde uitzendingen voor de NIROM. Een Engels opnameteam van „His Master's Voice" was in die tijd in Indië om Indonesische volksmuziek op de plaat vast te Hier zijn ze. „THE SILVER KINGSin het Hotel des Indes in Batavia compleet met NIROM- microfoon. V.t.n.r. Charlie Overbeek Bloem, pianoFred Steevensz (trompet)Jacob Sigarlaki(trompet) fan Verkouteren (guitaar). Aroef (drums). Arie Simons (sax), Nico Sigarlaki (bas). Vic Siegers (sax). Alex Idzardi (sax) en NI ROM-omroeper faap de Vries. Dit was in 1936 Een zaterdagavond in het Indië van de dertiger jaren. In de binnengalerij een oergezellige sfeer met familie en vrienden: een fanatiek partijtje bridge, een duik in de trommel naar Sport in Beeld, Die Woche en De Lach, of zo maar een gezellige boom keras. Om een uur of elf staat er altijd wel één op en zet de radio aan op de NIROM. Tegen een achtergrond van gedempte stemmen en voetengeschuifel klinkt een knappe pianosolo hel der op, gedragen door het strakke ritme van stringbas, drums en guitaar; het sax-team neemt het thema over, de koper-sectie accentueert met korte, geraffineerde loopjes. „Honey Suckle Rose". Er zit vaart in, de band swingt! Het werkt aanstekelijk de ojngeren reageren prompt de stoelen gaan aan de kant ze swingen dansend mee. High-di-ho! Lekkere maat, zeg! Ja, dat waren „THE SILVER KINGS", het be kende radio-dansorkest in een „levende uitzen ding vanuit het Hotel des Indes in Batavia. En wie Silver Kings zegt, presenteert feitelijk het muzika le naamkaartje van pianist-bandleider Charlie Overbeek Bloem! Al heel vroeg zat hij aan de piano en produceerde met z'n kindervingertjes klassieke klanken; zijn moeder: mevrouw Overbeek Bloem-Claus, zelf een goed pianiste, was zijn lerares. Op zijn zesde jaar speelde Charlie reeds in de Bataviase schouw burg de Menuet van Padarewski en dat terwijl hij geen noot kon lezen! Toen zo omstreeks 1920 de ragtime ook op Java zijn intrede deed, was hij direkt wég van de frisse melodiek en het vitale, bruisende ritme. Hij liet de klassieken voor wat ze waren en legde zich uitsluitend toe op de nieuwe rage: de jazz-muziek. Het duurde niet lang of hij speelde mee in school- bandjes. Deed routine op, oefende ijverig en be reikte in de loop der volgende jaren een zodanig spelpeil, dat de pas opgerichte Bataviase Radio vereniging (B.R.V.) zijn medewerking verzocht. In de allereerste uitzending van de B.R.V. verzorgde hij een programma van piano-syncopations die sterk de aandacht trokken en het begin waren van een opmerkelijke muzikale carrière. Later speelde hij piano-duetten met de KWS-leraar Ir. Bertie van der Sprong (door de leerlingen „Bertie Jumper" ge doopt). Samen zorgden zij met de nodige om lijsting van ritme-sectie en blazers ook voor de dansmuziek op KWS-fuifjes. En toen kwam in 1932 het grote moment: zijn toe treden tot de Silver Kings! De band bestond al enige tijd onder leiding van Vic Siegers en Otto Mackenzie. Zij verzochten Charlie de leiding over te nemen en dat bleek een wijs besluit. Steunend op de capaciteiten van Mackenzie en Siegers (zij waren behalve goede spelers, ook uitstekende ar rangeurs), stug oefenend en repeterend wist hij de prestaties van het orkest zo hoog op te voeren, dat het tot een der beste van de archipel kon worden gerekend. Tot eind 1936 was hij de en thousiaste en bezielende leider. De band heeft in die jaren vele mutaties gekend, maar altijd telde de bezetting namen als: Siegers (klarinet/alt-sax), In een serie artikelen hopen wij een indruk te geven van de prestaties van onze Indische groep op het gebied van de lichte (jazz) muziek. Wij hebben uitblinkers van de oude garde benaderd en natuurlijk ook de jongere generatie. Als je ze vraagt wat hun eigenlijk in dit genre zo aantrekt, dan weten ze niet zo gauw een antwoord te geven. Ze kunnen het niet onder woorden brengen. „De muziek pakt me het doét me iets." fa, dat is het: music makes me! De Indische jongen (en het Indische meisje!) is van nature muzikaal en heeft een uitge sproken gevoel voor ritme. Geen wonder dat de jazz-muziek ook in Indië direkt aansloeg. De ensembles schoten als paddestoelen uit de grond. Veel techniek was er meestal niet bij (waar moest je die leren?) en notenlezen kon vrijwel niemand. Deze handicaps wer den ruimschoots vergoed door pure muzikali teit en het zuivere aanvoelen van de essentie van de jazz: de onontbeerlijke „swing feeling". Daarom bereikten vele bands een peil dat verbazing èn bewondering wekte, ook bij buitenlandse kenners. En hoevelen van ons swingen zuiver voor eigen genoegen en „entre nous" ook een fikse noot mee. Dat is prima, folks! Vergeet voor een poos je beslommeringen en leef je eens helemaal uit in een lekker „kraak - partijtje. Here we goéén, twee, drie, vier, vijf, zesswing high, swing low! leggen. Toevallig hoorden zij de Silver Kings spelen; prompt kwam het aanbod voor een plaat opname. Met medewerking van de NIROM was de zaak spoedig gefikst: als eerste Indische band stonden de Silver Kings op een HMV-plaat, die ook in de handel werd gebracht. De naam van het orkest werd een waarborg niet alleen voor uitstekende dansmuziek maar juist doo- dat tikkeltje méér, dat subtiele aanvoelen va» de quintessence van de jazz -ook voor goede swingmuziek in de stijl van B nny Goodman, Tommy Dorsey, Artie Shaw en Count Basie. De naam Charlie Overbeek Bloem werd een begrip. Een grote stapel recencies, verslagen etc. geknipt uit praktisch alle Indische dagbladen spreekt nu nog duidelijke taal! Eind 1936 verliet Overbeek Bloem de Silver Kings. De rechtenstudie, die hij midden in zijn muzikale activiteiten begonnen was, moest hij door om standigheden opgeven; hij trad in gouvernements dienst. De muziek kon hij nog niet vaarwel zeggen. Als solist bleef hij spelen voor B.R.V. en NIROM en wie herinnert zich niet de talrijke piano-med leys die hij de ether inzond? Daarnaast speelde hij in verschillende kleine combinaties meest voor liefdadige" doeleinden. En passant richtte hij met de bekende Harry Lim ook nog een jazz-vereniging op: de „Batavia Rythm Clubmet als doel het pro pageren van de echte jazz-muziek. De oorlog bracht hem in het bekende Tjimahi- kamp samen met vele prominenten uit de Indische muziekwereld; Harry Braun, Benno de Jong, De Beaufort, Robbers en vele anderen. Hij maakte kennis met Cor Lemaire, die hem harmonieleer en orchestratieleer bijbracht. Zo besteedde hij ook de kamptijd zo nuttig mogelijk. Na de oorlog werd hij door de Dienst Welfare gestrikt. Hij kreeg opdracht een dansorkest te vormen met een fikse bezetting van 5 saxen, 3 koper en een volledige ritme-sectie en ook hier weer klinkende namen: Baumgarten, Ernst van der Puil (trombone), Guus Hofland (guitaar), Dick van der Capelle (bas) en Boetje Pesulima (drums). De enige Hollandse jongen was de res. luitenant Hans Scheltema, een prima trompettist en arran geur. De band werd overal ingezet; in de officie renclub, in AMACAB-kampen en ook bij de in stelling van de daerah West-Borneo in Pontianak. In 1946 werd Charlie gedemobiliseerd. Als solist en met kleine „combo's" trad hij op voor de Allied Forces Radio in Batavia. In die dagen werd hij benaderd door niemand minder dan Jos Cleber; met andere amateurs kwam Overbeek Bloem de beroepskern van het befaamde Cosmopolitain or kest versterken. Hij bleef er tot zijn repatriëring in 1950 en moest zich ook toeleggen op andere genres van de lichte muziek, een prettige en leer zame ervaring. Op zijn afscheidsavond bij Cleber speelde hij in de Garden Hall (Dierentuin) te Ba tavia met het Groot Cosmopolitain orkest en een volledig koor, Gershwin's „Rhapsody in Blue". Voor zijn eigen gevoel was dat het hoogtepunt van zijn muzikale carrière! En nu is hij al tien jaar in Holland; wijdt zich geheel aan zijn gezin en zijn werk bij het ministerie voor Maatschappelijk Werk in Den Haag. Thuis staat nog wel een piano, maar hij speelt er niet meer op. Onder zijn muzikale loopbaan heeft hij voorgoed een streep gezet. Natuurlijk heeft alles wat met de jazz te maken heeft nog zijn volle aandacht. Maar hij kan zich niet meer in de moderne stijlen inle ven; ze liggen hem niet erg. Enkele jaren terug was ik op een PAMS-fuif in Den Haag. Een band van Indische jongens speelde in moderne stijl steengoede dansmuziek. Onder het publiek waren ook vele ouderen, die later op de avond Charlie in de gaten kregen, juist op het moment dat hij naar huis wilde gaan. Onmiddellijk werd hij gecharterd, kwiek van zijn regenjas afge holpen en vóór hij het goed wist zat hij aan de piano. Veel zin had hij er niet in, maar ondanks zichzelf gleden zijn vingers al over de toetsen en klonken de voor zovelen bekende pianoloopjes door de zaal, onwennig eerst, later zelfbewuster. Ha! Dat werd een jam-senssion van het zuiverste water. Twee verschillende jazz-stijlen, twee ver schillende generaties vonden elkaar in dat gemeen schappelijke muzikaal beleven dat „swing feeling heet. Want het heeft niets met leeftijd te maken, het doet er niet toe of je dixieland, bop, swing of cool prefereert; er geldt maar één regel: it don't mean a thing if you ain't got that swing! Charlie Overbeek Bloem hééft hetreken maar van yes! MAUS.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 8