OVER MAATJE EN TANTE ROOS Mams: Moeder en Oma RAAK! Beiden zijn ze al lang dood, maar ik zie ze nog samen in onze kleine voorgalerij zitten. Beiden we duwe met erg, erg klein pensioen en daarom woonden ze samen in Gang Tjiwaringin in Bo- gor Hier deelden ze jaren achtereen lief en leed. Het was toen nog maar een gewoon bilikken huis je op de vloer lag kadjang, waarvan de uitsteek sels steevast in onze kakkies terecht kwamen. Ach ter ons stroomde in de diepte de Tjisedane, e bamboe, die aan de oever groeide, reikte tot hele maal boven. In de achtertuin stond een reuze ramboetanboom, veel te hoog en te dik om erin te klimmen. Ook droeg hij weinig vruchten hens in het jaar kwam de toekang aer, die gekke Ali- dan, om ze te oogsten. Op het achtererf stond ook nog het optrekje van baboe Willie, een stok oud wijfje, dat niet eens naar haar familie in de kampong terugwilde, toen ze nergens meer lakoe was. In haar jonge jaren was ze de lijfbaboe van onze oom Willie geweest. Ze is bij ons tot haar dood gebleven. Ja, hoor, we plaagden si Oudje heus wel eens, als ze het erf ging njapoe- njapoe. Als Maatje en Tante Roos aan het dongeng sloe gen, kon je wat horen! Meestal ging het dan over tempo doeloe, toen Opa en Oma nog rijk waren. ,,Jij kunt je niet meer her inneren, hoe Oma eruit zag", vertelde Maatje me eens. „Maar ze heeft je vaak gegendong en vroe- qer heeft ze jou van mij gekocht „Masa, Maat je, hoe ken dat nou?" „Zo; als vroeger waren wij erg bijgelovig, weet je, nou niet meer zo erg. En jij toen nog een zuigeling, had aldoor diar- rhee, zo erg, tot de dokter niet meer weet. I oen laat Oma ons roepen en ze zegt; Sjaan, ik zal jouw kind maar kopen. En ik leg jou in een pengkie ach, je was ilog zó klein, je komt niet eens deruit. Toen moet ik door de kamer lopen en zeqgen: Wie wil, wie wil dit kind kopen? En Oma zegt; Ajo, ik wil wel. Voor hoeveel? Een dubbeltje mag wel? Mag wel. En zo werd jij poera- poera aan Oma verkocht voor een dub. En weet je waarvoor? De boze geest, die jou ziek maakt, denkt natuurlijk: Ach, dit kind is nu van die oude mevrouw en ik durf niet tegen haar. „Als bewijs vertoonde ze me een net gehaakt zakje, waaruit ze het bewuste dubbeltje haalde. „En die andere, wat is dat, Maatje?" Ik wees op iets verdroogds in het zakje. „Dat is jouw navelstreng, je mag dat nooit weggooien, hoor. In de loop van de jaren ben ik het zakje toch kwijtgeraakt, maar niemand kan nu nog van me zeggen: Je bent geen cent waard. Kapan een dub vroeger, toch. Maatje en tante Roos hadden ieder een stalen trunk vol familieportretten, vanaf de familiefoto van Oma met haar veertien kinderen erop; een al berkoemis en de jongste nog djongkokkan hele maal vooraan. Opa wilde er niet op komen, hij was misschien beduusd door al die kinderzegen. Toen Maatje overleden was, bleef tante Roos met de kinderen achter, die ze in de loop der jaren een voor een de deur uit zag gaan. Tot haar grote verdriet stierf haar enige zoon, die ook mijn lie velingsneef was. Toen ik me al een bescheiden plaatsje in de maatschappij had verworven, kwam ik vaak bij haar. Wat was tante Roos een klein wijfje geworden, maar hoe dierbaar was ze me gebleven! In een hoekje van de kamer zag ik op een tafeltje een rotan poppenzitje staan. „Waar voor deze, tante?" „Ach, je moet me niet uit lachen, maar als de geesten bij mij komen, kunnen ze gaan zitten". Maatje en Tante Roos, jullie graven mogen wegge wist zijn, vergeten zijn jullie niet! GRIFFEL Moeder was een Belgische van geboorte, maar wat het hanteren van haar slofjes als slag- of werptuig betrof deed ze niet onder voor een Indi sche moeder. Zo herinner ik mij een voorval uit mijn onbezorg de „hansopleeftijd" in Bandoeng nog zeer leven dig. Het begon met één of andere kwajongensstreek mijnerzijds, die de moederlijke toorn had doen los branden en een fikse rammeling wachtte mij. Dat wil zeggen, ik wachtte er niet op, maar maakte me uit de voeten, zo snel als ik kon, de lange gang af naar de bijgebouwen. Maar de slof, die moeder me met een verbazingwekkende snelheid nazond, volgde me als de wrekende gerechtigheid. Wat kon ik anders doen dan het projectiel trachten te ont wijken door te bukken! Op hetzelfde moment klonk een smartelijk: adoe-adoe! Onze arme toekang ke bon had ongewild en onverdiend mijn straf opge vangen en de slof in zijn vaart afgeremd op zijn lippen! De „schade" is naderhand door moeder met een presèntje vergoed, maar kebon kon een week lang geen sambal meer eten. E. W. BRODETT-BARTELS Haar levensgeschiedenisje heeft vele ups en downs meegebracht. Op 1 september 1903 zag zij het levenslicht in Malang dochter van Th. P. Bey- non en Nijom. Zij was hun tweede meisje en na haar zouden nog twee broertjes en een zusje ge boren worden. Omdat Opa bosarchitect was, kon zn kroost niet met hem mee de jungle in. Er werd een oplossing gevonden, de kinderen zouden bij hun tante Lina in Batavia in de kost gaan. Samen met haar drie nichtjes kwam zij op de „Kwitangkleuterschool". Hierna volgde zij de lagere school of wel de „Paul Krügerschool" in Para- patan Het Instituut voor Jonge Dames Salemba ook Sekola kalong, spottend genoemd zorgde voor haar verdere opleiding. Later na het eindexamen wilde Mams verpleegster worden. Hiervoor vond men haar te jong en raadde haar aan voorlopig een kantoorbaan aan te nemen. Dit deed zij, en in die tijd leerde zij Paps kennen. Ik geloof, dat zij heel gelukkig waren en na een paar jaar trouw den zij in Kemajoran, waar m'n broer Paul in 1926 hun eerste boreling werd. Enkele jaren later overleed Oma en ook Mam's oudste zuster. Zij had drie peuters, die bij het jonge gezin van der Put ondergebracht werden, totdat hun vader hertrouwde. Paul werd groter en stouter, rende om grote bloempotten in de tuin en bezorgde z'n moeder We vinden prettig, dat ook de jongeren eens over de brug komen met inzendingen en hun mening over Tong Tong. Bij dit verhaal van Meiske kregen we een begeleidende brief, waaruit we de volgende zinsneden aanhalen: Dan dit nog over Tong Tong. Zoals U uit het stukje kunt opmaken was ik nog klein toen ik uit m'n geboorteland ging, daarom lees ik met interesse al die dingen. vooral herinneringen van oudere mensen. Het wordt me steeds duidelijker wat we daar verloren ver weg, het land dat het onze was! Dan besluit ik hiermee: Dat de mensen die Tong Tong samenstellen en zich er voor inspannen ook ons de jongeren, toch iets van ons Indië willen la ten beleven, werkelijk succes mogen hebben met hun werk. In de koele kreek liggen de vis sersprauwen te wachten, terwijl de ranke klapperstammen zich spiegelen in het bruine water. Wat een verrukkelijke rust gaat er uit van dit plekje, ergens in het verre Bantam FOTO HEIN BUITENWEG. menige schrik. De sapoe-lidi stond dan ook niet voor niets in de nabijheid. In 1937 gingen vader, moeder en zoonlief met ver lof naar Holand. Na een heerlijke vakantie in het Oude-Europa keerden zij in 38 terug. Mijn broertje kreeg, dat was in Meester Cornells, zo maar een zusje, dat was ik. Mams maakte zoveel mooie kleertjes voor mij, ze was zo handig en nu nog! Het jaar '42 brak aan en wie weet niet dat de Tap zich heer en meester wilde maken van ons vaderland. Dit namen we niet en het leger werd actief. Paps voegde zich bij hen. Hij werd gevan- qen genomen en naar Flores overgebracht, waar hij niet meer van is teruggekeerd. Wat dit voor Mams betekende begrijpt een ieder, maar ze heett zich er door geslagen op een manier, die niet in woorden uit te drukken is. Ze worstelde zich door alle moeilijkheden heen en besloot in 1946 naar Nederland te gaan. In een volgepropt schip „de Tegelberg" slapend, etend en drinkend in een ruim 3 meter onder de zeespiegel aanvaardden we de reis. Paul was vooruitgegaan als corveeër en werd hier in Den Haag opgevangen door een lieve tante Troel, die ons beidjes ook aan een goed tehuis hielp. Intussen zijn er veertien jaar verstreken. Mams is Oma geworden: twee kleinzoons zijn er om verwend te worden zoals het grootmoeders betaamt. Om een iifdruk van haar wezen te krijgen dit: Ze is klein, niet bepaald dik. Ze ziet er jong uit. En om alles samen te vatten in een echt Hollandse uitdrukking: Ze is een taaie! We zijn 'er trots op zo'n Mams te h MRISKE

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 6