Dr. Reinwardt
Melchior Treub
Welke? Kom nou, vraag niet naar de bekende weg.
Er zijn vele botanische tuinen, koninklijke en kale,
massa's hortis, maar er was altijd slechts één plan
tentuin. Hij heeft diverse officiële aanduidingen on
dergaan: 's Lands Plantentuin te Buitenzorg, Hor
tus Bogoriensis, Kebon Raya Bogor, hij ressor-
ceerde onder vele instanties, dertig jaar lang onder
de militaire intendant van het paleis, was zelfs een
tiental jaren administratief min of meer opgeheven
en baasloos.
Na deze laatste periode (1831) kreeg de eenvou
dige tuinman van de machtige G.G. als hortulanus
de kans als redder op te treden. Deze Teysman
(zijn G.G. is nu vergeten) verwierf een naam voor
de botanische eeuwigheid door zijn toewijding. Hij
reisde, verzamelde, verzorgde en weerstond de amb
tenarij. Zou zijn monument in de rozentuin er nog
staan?
Er waren nogal eens verschillen met Indische en
vaderlandse instanties die de tuin aan eigen in
zichten ondergeschikt wilden maken. Dit ging over
en zelfs de Japanse bezetter zond een keurige Jap-
se professor om de tuin te behouden. Ook nu nog
draait de zaak, al is het wetenschappelijk effect
gedaald en al zinnen de Amerikanen op een beter
toegankelijke en meer bruikbare vervanger in hun
buurt.
Maar laat ik ordelijk worden. De tuin is geboren
18 mei 1817 (daarvandaan dit stukje in mei op
bevel van T.R.) De peetvader was Dr. Reinwardt,
Nu eens geen levensbeschrijving van een
mens, maar van de Plantentuin, die is ge
boren op 18 mei, 1817. Prof. Dr. L. v. d.
Pijl was zo vriendelijk op ons verzoek er
iets over te schrijven. U allen die wel eens
de tuin hebben bezocht zullen by het lezen
van dit stuk, weer vele dierbare herinnerin
gen kunnen ophalen.
Redactie
later hoogleraar te Leiden, toenmaals „Directeur
tot de zaken Landbouw, Kunsten en Wetenschap
pen Al direct was de uitgesproken bedoeling:
Een kruidtuin geschikt ter aankweking van ge
wassen en het doen van landbouwkundige proeven.
En dat in 1817! Petje af! Teysman kon in 1857
reeds een lange lijst van economisch belangrijke
soorten en variëteiten noemen, welke van de Plan
tentuin uit over Java verspreid waren. In 1875
kwam de Liberia-koffie er bij en nu nog staan in
plantentuin en cultuurtuin allerlei bomen, moeders
en grootmoeders van plantages waarbij men eerbie
dig moet groeten.
Vanwege de band met de paleisintendant of an
derszins ontstond het verhaal, dat de tuin oor
spronkelijk een onderdeel van de paleistuin was.
We zagen het reeds anders: hij lag er onafhankelijk
naast. Nu dachten enkele G.G.'s ongetwijfeld in
deze richting met spijt. Eén ervan(of zijn zich „land
voogdes" voelende echtgenote) verzocht eens alle
geelbloeiende bomen op te ruimen, daar de dame
deze kleur van de paleisramen uit niet waardeerde.
Een ander liet de paleiswacht eens een eerzame
botanicus (mij goed bevriend) in de paleistuin'ar
resteren wegens bezigheden, die tegen haar privé-
hobby ingingen.
Ook de zuivere wetenschap profiteerde anderhalve
eeuw lang van de tuin. Hij was het Mekka der
biologen, die er in lange rijen inspiratie opdeden
voor talloze geschriften over de tropen. Hij was eens,
onder Treub, samen met de verwante instituten, de
belangrijkste wetenschappelijke instelling ten Zui
den van de evenaar. De grote Melchior Treub
heerste dertig jaren en bouwde de tuin uit met
speciale instituten, ook proefstations.
Juist dezer dagen stonden vele pelgrims aan het
graf van één der laatste directeuren (de zesde):Prof.
Dr. W. U. Docters van Leeuwen, die hier vele stu
denten inleidde in de tropenweelde, maar zijn fijnste
dagen had in de berghut boven de dépendance Tji-
bodas.
Af en toe blader ik nog in de dwepende boeken
van Fransen, Duitsers, Polen e.d. over het para
dijs met de donkere lanen en de witte gebou
wen. Dan neem ik ook mijn eigen kapotte, veelge
bruikte plattegrond met de vakkenindeling ter
hand, mijn leidraad op zovele dagen en nachten
van geduldig spieden en blijde resultaten. Ook ik
voel me dan weer rijk in weelde, weer in pionier,
drinkend uit de oerbron: een would-be ziener die
over de geborneerde versie van de (verkeerd ge
boren) Europese plantkunde heen wil komen tot
een meer tropen-centrische biologie. Dan en daar
lokt het leven in zijn volle omvang, waarin niet het
armzalige minimumleven alleen maar vecht tegen
de kale koude en de periodieke dood, maar waar
in ook de dieren met planten samenhangen, waarin
alles alles beïnvloedt en ook de afhankelijke mens
alles ondergaat. Hè, zo'n tropennacht met geuren
alom, met dwarrelende vuurvliegjes, met gloeiende
loewak-ogen rondom, met piepende vleermuizen
als geesten, met kikkers en tonggèrrets. Ach wat
doe je als voorgangers steeds maar overdag hebben
waargenomen?
Overigens was de tuin ook bestemd voor de nor
male burger en kon hij er in zijn 100 ha hon
derden herbergen (desnoods met lemper en ketoe-
pat) zonder dat het landschappelijk schoon ge
schonden werd en de tuin vuil. Achteraf blijkt dat
de zindelijkheid en de sapoe niet gunstig zijn ge
weest, daar alle blad weggeveegd werd, en de
grond niets terugkreeg.
Elke Indische familie met gasten trok er heen, liet
zich kieken bij de Victoria regia, tussen de gewel
dige plakwortels van de Ficus bij het G.G.sche
zwembadje, zittend op de slingers van de reuze
liaan, de tjiarioe bij de hoofdingang of tussen het
wortellabyrinth der pandanen. Ook die picnickende