ZWARTE KUNST
TONG TONG AMSTERDAM
Bij Waaierpalm en Victoria regia
Ik ben niet bijgelovig, maar onderstaande gebeurtenis, die ik zelf heb beleefd, kan een bewijs zijn, dat
er tussen hemel en aarde inderdaad dingen zijn, die wij met onze zintuigen niet kunnen bevatten en voor
ons nog een onbekende wereld betekenenDe Oosterse wereld is in de occulte wetenschappen en aan
verwante kunsten de Westerlingen verre de baas. Ziehier het verhaal van een gebeurtenis, die zich in
Semarang (Java) afspeelde.
Mijn zuster miste op een kwade dag een gouden col
lier en haar gehele sinds een paar dagen ontvangen
salaris. Geld en collier had ze toch behoorlijk in
haar kast geborgen, dat wist ze zeker. Haar eerste
verdenking viel op haar baboe, want die was in
blijde verwachting en kon dus het geld goed ge
bruiken. Maar hoe ze de meid ook ondervroeg,
met goede woorden, met kwade woorden, met drei
gementen de politie te zullen roepen, de baboe bleef
onder tranen bij hoog en laag beweren dat ze on
schuldig was. Wat te doen? Het verlies was te
groot om de diefstal maar blauw-blauw te laten.
Nu woonde er in onze stad een oude Arabier,
die welhaast beroemd was om zijn kunde in het
ontrafelen van ingewikkelde diefstallen; in geval
len, waarin de politie met de handen in de haren
zat, ging er menige njonja besar naar hem toe, en
vreemd, hij reconstrueerde alle diefstallen en wees
de dieven aan.
Mijn zuster opperde ten einde raad het idee, ook
deze oude Arabier om hulp te vragen. En hoewel
wij wel veel van hem gehoord hadden, stonden
wij niettemin cynisch tegenover dergelijke kunsten,
maar uiteindelijk gingen we toch.
Na de oude man het hele geval verteld te hebben,
bepaalde hij dag en uur waarop hij ons ontvangen
kon. We moesten echter een kind meenemen, jon
gen of meisje onder de 12 jaar, een kind dus dat
nog geen zonde kende. Op de bewuste dag togen
we popelend van nieuwsgierigheid naar hem toe. Hij
woonde in het Arabische kamp in een witgekalkt
huis op neuten, met een open voorgalerij, afge
dekt met rotan krees (zonneblinden). Toen wij er
arriveerden (ons gezelschap bestond uit 3 volwas
senen, ons nichtje van 11 Vl jaar en ik, halfvolwas-
sene) moesten we onze schoenen uitdoen en op
kousenvoeten binnentreden. Het was ca. 3 uur
's namiddags. De Arabier zat op de grond op een
matje van gladgewreven rotan en hij nodigde ons
uit in een kring bij hem te komen zitten, mijn
nichtje direct naast hem. Midden op de mat stond
een walmend oliepitje een zg. sentir, een potje
met brandende menjan (wierook), en een schoteltje,
waarop een sirihblad lag, besmeerd met een weinig
boreh (welriekende gele zalf). De man begon een
gebed te prevelen, nam het sirihblad in de ene
hand, het schoteltje omgekeerd in de andere hand.
Vervolgens hield hij het sirihblad boven de wal
mende vlam, het omgekeerde schoteltje boven het
sirihblad, zodat het ronde vlak onder aan de
schotel met roet bewalmd werd. Toen het zwart ge
noeg was, overhandigde hij het schoteltje aan
mijn nichtje en beval haar aandachtig te kijken op
het zwarte vlak. „Lihat betul non, non lihat apa?"
(Kijk goed, kind, wat zie je?) Wij keken met ge
spannen aandacht en mochten geen woord wisselen,
ook niet fluisteren. „Ik zie niets, alleen zwart"
(Saja tida lihat apa2, tjuma itam) zei het meisje.
„Lihat betul, lihat terus" (Kijk goed, blijf kijken)
zei de man nog eens. Ze moest onafgebroken op
het zwartgeblakerde schoteltje staren. En dat duur
de zo ongeveer 5 lange minuten of zelfs meer. En
wij aanzittenden keken elkaar schaapachtig aan en
begonnen al te wanhopen aan het goede resultaat.
Tot plotseling mijn nichtje riep: „Hé, het wordt
helder, 't is net een bioscoop" (djadi terang seperti
gambar hidup). „Lihat terus dan bilang non lihat
apa" (blijf kijken en zeg wat je ziet), klonk weer
de stem van de oude man. „Hé, ik zie een deel
van een kamer". „Wat nog meer, wat staat erin?"
vroegen wij nu gespannen. „Een kast, een wand
spiegel, een stuk van een bed, een deur „Herken
je de kamer, wat is dat voor 'n kamer?" „Ik her
ken ze, het is uw kamer, tante" (dit tot mijn zus
ter) „Lihat terus, lihat terus" (de stem van de man).
Weer een ingespannen kijken. Plotseling: „O, de
deur gaat open, er komt iemand binnen". „Wie,
man of vrouw?" „Een vrouw". „Wie is dat?
„Weet ik niet, ze staat met de rug naar me toe."
„Kijk goed". Weer een stilte. En dan de angstige
stem van mijn nichtje: „O, wat griezelig, ze draait
zich om en kijkt me aan. „Wat griezelig, ik wil
niet meer". En ze wilde het schoteltje neerleggen,
doodsbleek van emotie. Dan echter weer de stem
van de Arabier: „Djangan takut, non, djangan
takut, lihat terus lihat terus". En mijn nichtje begon
weer verder te kijken. „Wie is die vrouw, herken
je haar?" „Ja, 't is uw baboe, tante" (dit weer
tot mijn zuster).
„Kijk goed en vertel alles wat ze doet". „Ja, ze
gaat voor de spiegel staan, neemt het krukje daar
vóór op, gaat naar de kast, zet het krukje
voor de kast, klimt erop, grijpt met de hand ach
ter de kastversiering, klimt weer van de kruk af,
opent de kastdeur, neemt iets uit de kast, stopt
het in haar kendit (ceintuur), kijkt weer om in de
richting van de deur, sluit de kast weer, klimt weer
op de kruk, steekt haar hand weer achter de ver
siering, klimt van de kruk af en zet deze weer op
haar plaats voor de spiegel. Nu gaat ze naar de
deur, opent die en nu zie ik niets meer." De
stem zwijgt. Dit alles werd bijna fluisterend en
met angstige stem in het Maleis verteld, met korte
tussenpozen en telkens met aansporingen van on
ze kant. Toen mijn nichtje niets meer „zag" en on
gelofelijk, voor haar het beeld weer donker werd,
en ze een gewoon zwartgeblakerd schoteltje in de
hand had, was ze doodsbleek en wij vroegen ons
angstig af, of wij dit experiment wel hadden mo
gen doen. En ik moet u zeggen, de Arabier keek
Op 25 april hield Tjalie voor de Stichting Am
sterdam Tong Tong op de hem eigen natuurlijke
wijze, zonder enige zwaarwichtigheid een causerie,
waarin hij allerlei problemen aansneed als aan
passing, integratie, emigratie enz.
Hij liet niet na onze groep soms scherp te kritise
ren om haar gebrek aan belangstelling zelfs voor
zaken die haar direct betreffen. Er zijn er maar al
te veel die zich beperken tot het bekende gojang
kaki. Aan de andere kant signaleerde hij ook on
begrip en onwetendheid bij hooggeplaatste perso
nen, zelfs in een stad als Den Haag waar men toch
beter georiënteerd zou behoren te zijn. De bete
kenis van de groep voor de Nederlandse samenle
ving ontgaat hen vaak ten enenmale.
In de discussie kwam natuurlijk de ons zo sterk
beroerende zaak van de spijtoptanten ter sprake.
De uiteenzetting van Tjalie was voor velen ver
helderend.
Met een beroep op onze solidariteit besloot hij de
avond die door ongeveer 140 personen werd bijge
woond.
Op 16 mei a.s. zal voor de Stichting Amsterdam
Tong Tong spreken Dr. Rama Polderman over
„Yoga en India". De causerie zal met fraaie kleu
rendia's worden geïllustreerd.
Plaats „Foresterhuis". Sarphatistraat 8-10,
vlakbij het Frederiksplein (dus niet in Café Neu
traal). Toegangsprijs wederom ƒ0,50.
Plaatsbespreken bij het secretariaat Joh. Verhulst-
straat 107 A, tel. 721816.
heel gewoon, alsof er niets gebeurd was. Hij was
zeker van zijn zaak en was blij ons geholpen te
hebben. En wij mede-aanzittenden zaten in één
woord „paf".
Voor zijn diensten vroeg de Arabier geen geld, al
leen wierook (menjan). De diefstal was dus toch
gepleegd door de bewuste baboe. De sleutel vond
ze achter de kastversiering. Toen we haar het ver
haal deden, viel ze door de mand, ja, ze had zo
veel nodig voor de bevalling, nonna moest toch be
grijpen Toen ze het gestolen collier echter te
rugbracht en het restant van het geld, ja, toen had
mijn zuster wel weer medelijden met haar, schonk
haar het ontbrekende geld en we hebben er verder
de politie buiten gelaten. Onnodig te zeggen, dat
mijn nichtje iets moois voor haar medewerking
ontving. Het experiment had gelukkig voor haar
geen nadelige gevolgen. Helaas moet ik erbij ver
tellen dat ditzelfde meisje later als volwassen jonge
vrouw tijdens de Japanse bezetting „ergens" in
Nw. Guinea met haar moeder, broers en zusters
in een interneringskamp is omgekomen, verhon
gerd, gewoon vergeten
F. RETEL HELMR1CH
groepen ondergingen de neerdalende grootsheid.
Bij de eenvoudige Indonesiërs heerste ondanks
de afwezigheid van kaartjes ook eerbied, die in en
na de oorlog een grote steun is geweest. De in
heemse staf van 200 tuinlieden leefde in speciale
traditie, woonde ten dele in een eigen kampong in
de tuin.
De verkopers brachten op bescheiden wijze hun
souvenirs aan de man. Weet je nog die ringen
gesneden uit kenariepitten en die broches van
groen-glanzende samber-lilen kevers?
Misschien straalde er ook iets af van de oude
Hindoebeelden in vak I, waarbij geregeld geofferd
werd. Misschien leefde er nog oude eerbied voor
het oude Soendanese rijk, aangeduid door de naam
van de hoofdstad, Padjadjaran, het gebied rondom
Bogor, eigenlijk een kleine kampong, dat tussen
de daar evenwijdiglopende, gerijde (djadjar) stro
men Tjiliwoeng en Tjisadane lag. Het terrein van
paleistuin en plantentuin vormde eens de kraton.
/ywi 3*
r|»j "irfr