MULT ATULI AN A RADIO BOLLAND Meer Verdraagzaamheid R. „ONDER ONS" OP REIS Het dreunen van het voortstortende water in de cataracten, al van zoverre hoorbaar. Het afdalen langs de steile, grillige, vochtige, wildbegroeide oevers. De ontmoeting met het primitieve kali-tje zelf: het zitten op een grote, koele, gladde steen. De aarzelende voet in de speelse kolken later het bad: het water dat met je stoeit: net zo wild (en zelfs gevaarlijk) als je zelf wilt. De ruig en mannelijk oprijzende aarde om je heen, de virgi nal c lucht. Wie hier kan ooit de mens begrijpen, die daar van gehouden heeft? (Foto: Mej. de l'Epinat) „Tegelijkertijd gireer ik voor een jaar-abonnement. Hoewel ..totok" ben ik erg veel van Indië gaan leren en heb in de kamptijd erg veel van niet-totoks geleerd Hoeveel wijsheid in zó weinig woorden. Hoe wél zou Nederland erbij varen, als het eens ernstiger luisterde naar de repatrianten! „Veel geleerd van niet-totoks", dat betekent: ook veel hebben moeten verdragen van niet-totoks", maar daar niet over praten. Alléén de goede lessen overhouden. Dat niet-totoks vaak onuitstaanbare mensen zijn met onuitstaanbare gewoonten, dat bewijst juist ónze groep het sterkst. Anders zou er toch niet zoveel verdeeldheid be staan? Maar hier is een outsider met meer ver draagzaamheid t.o.v. de groep dan er in de groep zelf is. Van zulk soort totoks hebben wij in Indië veel geleerd. Van dit soort totoks (een héél groot percentage van onze lezerskring) leren wij nog steeds erg veel! T. R. Twee conduites uit het begin en de Manado-tijd van Douwes Dekker's loopbaan. Uit missive van de Alg. Rekenkamer van 31 jan. 1840, waarbij Douwes Dekker voorgedragen werd voor tweede commies: „Tevens nemen wij de vrij heid tot vervulling van de daardoor ontstane vaca-. ture tot tweeden Kommies aan uwe Excellentie voor te dragen den Klerk bij de Kamer Eduard Douwes Dekker, die zich door bijzondere vlijt en werkzaamheid heeft onderscheiden, niet alleen, maar ook de onbetwistbaarste bewijzen van vlug heid, doorzicht en kunde, in al hetgeen hem wordt opgedragen, heeft aan den dag gelegd Uit brief van Resident Scherius van Manado van 1851, waarin hij Douwes Dekker aanbeveelt als opvolger: „Het kan en mag dus hier, het zij met eerbied gezegd, waar alles anders is dan op Java, de vraag niet zijn, of de Secretaris Dekker genoeg of te weinig dienstjaren telt, maar wel, en dat al leen, of hij boven anderen, dat is: boven eiken vreemdeling, voor deze residentie in het bijzonder die hoedanigheden bezit, en hierop kan en moet ik Uwe Excellentie met het volste vertrouwen, en overtuiging, toestemmend antwoorden. De Heer Douwes Dekker heeft juist die periode van het leven bereikt, waarin men met den edel- sten ijver is bezield, de energie het hoogste is, het denkbeeld van rust nog ver in het verschiet, en het intellectueel geenen anderen prikkel noodig heeft, dan zich in eenen ruimen en nuttigen werkkring verdienstelijk te kunnen maken, deze persoonlijke hoedanigheden gaan gepaard met vele en grondi ge kundigheden, een karakter wel wat excentriek, maar van innerlijke hooge waarde, voor hen die het wel weten te begrijpen." Na zijn ontslag als ass.-resident van Lebak zocht Douwes Dekker eerst in Indië daarna in Neder land vruchteloos naar rechtsherstel. Hij reisde voor uit naar Europa, Tine die haar tweede kind ver wachtte, achterlatende op de tabaksplantage van zijn broer Jan in Rembang. In de zomer van 1859 kwam Tine uit Indië. In Luik zagen Dekker en zij elkaar weer. „Maar de zorgen verduisterden spoedig hun samenzijn", zegt Mimi (D.D.'s tweede vrouw). In Visée, waar juist kermis was, moest de tussenkomst van een vriend worden ingeroepen om te verhinderen dat de burge meester de indisch geklede mensen met hun baboe als ongewenste vreemdelingen over de grens liet zetten, daar hij hen voor kermisklanten hield. Kor te tijd woonde het gezin in Antwerpen, maar er was geen geld en Tine moest, om met de kinderen en de baboe naar Holland te komen, op de boot voorwenden dat ze haar portemonnaie verloren had. In Rotterdam kon ze vijftien gulden lenen, genoeg om de boot te betalen en door te reizen naar Den Haag, waar haar zuster, baronesse van Heeckeren, woonde. Ze werd daar ontvangen met verwijten, met boetpredicaties en beschuldigingen aan het adres van haar man; ze kreeg twintig gulden te leen en kon weer gaan, waarna ze opnieuw de gastvrij heid van Jan Douwes Dekker inriep, die nu op een buiten bi) Brummen, „de Buthe", woonde. Mul- tatuli was intussen van Antwerpen naar Brussel verhuisd. In de Prince Beige werd hij met gejuich begroet. Onder die eenvoudige mensen had hij veel vrienden gemaakt. In dit logement, waar hij niet voortdurend om geld wordt gemaand, schrijft hij in 6 weken tijds de „Max Havelaar". Hij heeft dikwijls geen vuur op zijn armoedig zol derkamertje, hij schrijft met verkleumde vingers en ontstoken ogen, maar als het boek af is krijgt Ever- dine een jubelende brief. Uit twee brieven uit Brussel van Douwes Dekker aan Tine rond het ontstaan van de Max Havelaar. Uit brief van 28 september 1859. „Nu vraag je wat ik schrijf. Lieve engel, 't is zoo'n raar boek. Voor ik begon liep ik verdrietig rond en bedacht of ik over onze positie en het infame gouvernement aan de koning zou schrijven? Maar ik zag dan zulk een brief daar liggen en vraagde mij af wat zijn lot zou zijn. Zijn lot ware aan het ministerie van koloniën te worden gezonden, en een minister kan zich zoo gauw van iets afmaken. Als ik aan den minister had geschreven, kreeg ik ten antwoord: ga naar Indië, de gouverneur-gene raal heeft het recht u te plaatsen. Welnu, mijn boek is in den vorm van een karakter-roman of een vertelling, een protest tegen onze ellende, maar ik schrijf het zoo dat het tevens een onderhoudende lectuur wordt, en dat zeer velen niet kunnen gissen dat het een officieele strekking heeft. Maar het gouvernement en de ministers zullen het moeten opvatten als een beroep op het nederlandse volk tegen al de beroerdheden van het bestuur. Opeens komt mij daar een vergelijking in den zin die u de strekking zal doen vatten. Het is een protest tegen onze positie evenals De hut van oom Tom tegen de slavernij. Het moet overal gelezen worden als lectuur van vermaak, en dat besef moet de regeering dwingen er op te letten omdat men geen boek dat in aller handen is, terzijde leggen kan als een brief. Als mijn werk goed opgenomen wordt en goed gerecenseerd, is elke gunstige recensie een bondgenoot voor mij tegen de regeering, en wel licht doen zij dan uit vrees, wat ze niet zouden doen uit rechtvaardigheid. Ik gis bijna de helft af te hebben of een derde. Maar ik merk onder het schrijven dat ik stof in mijn hoofd heb voor vele boekdeelen. Hoe ik het gedrukt krijg is de vraag, maar ik hoop zoo te schrijven dat er zijn zullen die, als ze het hand schrift lezen, borg willen staan voor de kosten van de eerste uitgaaf. Want ik bouw op meer uitgaven Jij komt ook in mijn boek, ik heb je juist gister avond een ondeugende streek laten uitvoeren, hoor beste lieve Tine, mijn Tine, je bent mijn lieve hart. Brief van 13 oktober 1859. Lieve beste Tine, mijn boek is af! Hoe vind je dat? Ik moet nu kopieeren, maar het boek is af. En ik sta u borg dat het opgang maakt. Het zal als een donderslag in het land vallen, dat beloof ik je. Ja, ik weet wel dat het Hollanders zijn, maar ik heb ook geschreven! Het is opgedragen aan E. H. v. W. met eenige fransche regels die ik uit een boek citeer, regels die juist uitdrukken wat ik u zeggen wil en die u plezier zullen doen, trouwe lieve Tine. De regelmatige advertenties van reisbureaux in ons blad hebben bij menige lezers een avontuur lijke snaar doen trillen en de laatste dagen „broeit er wat". Zo hebben enkele Indischgasten met rui me ervaring op reisgebied het plan opgevat om los van elk reisbureau zelf een reis in elkaar te zetten, uitsluitend voor Indischgasten. Twee reizen staan op het programma: een reis naar de Italiaanse Rivièra (en maar een half uur tje van Monte Carlo) en een reis naar de Costa Brava in Spanje. De organisatoren zijn mevrouw Kilian en de heren Nooy en Hagenouw; me vrouw Kilian treedt straks op als reisleidster. De reizen worden gepland voor het na-seizoen (29 aug. of 5 sept.) als het niet zo erg druk (en duur!) meer is. Op vrijdag 3 juni a.s. om acht uur 's avonds kun nen geïnteresseerden met de organisatoren kennis maken op een gezellige avond met lichtbeelden en alle soorten informatie. De avond wordt gehou den in het Tong-Tong-gebouw, Pr. Mauritslaan 36. Met een Indisch gezelschap onder Indische leiding kan gegarandeerd een reis worden georganiseerd, waarin alles gevonden wordt wat wij zoeken in het zonnige zuiden. En „onder ons" hebben we AL TIJD plezier toch? Kom in elk geval vrijdag eens luisteren en praten. (Advertentie) Stationsweg 143 - Tel. 11.50.86 - DEN HAAG Cowboy HANK WILLIAMS met nimmer uitgebrachte songs Het antwoord ops H'LL HAVE TO GO binnenkort leverbaar Tevens hét adres voor RADIO en TELEVISIE

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 2