l
SALEH, m'n jachtfactotum
6
WIE KLEIN IS
MOET SLIM ZIJN
Heel wat jaartjes had hij mij vergezeld op jacht,
en daarbij meermalen getoond, volledig van alles
op de hoogte te zijn wat betreft het leven der die
ren, spoorzoeken, enz.
Hoewel een IVlohammedaan, kon hij toch, als hij
zich onbespied waande, ook lekker meesmikkelen
van een mals stukje varkenslever, maar ik heb dat
steeds tactvol „niet gezien".
Natuurlijk had hij zijn fouten, zoals iedereen, maar
zijn bruikbaarheid in de rimboe was niet te evena
ren door anderen, zodat ik veel, ja misschien té veel
door de vingers zag. In één ding muntte hij uit, en
dat was het roepen van herten, welk geroep hij pro
duceerde door een bamboeblad op vakkundige
manier tussen de samengebrachte muizen van z n
handen te „betoeteren".
De zwaarste regens waren al weer zo n beetje
voorbij, en het dagelijks menu van kip of corned
beef begon mij al zó de keel uit te hangen, dat ik
wild werd als ik dacht aan een malse hertenlever
of iets dergelijks.
In Soekaboemi Java s beste klimaat waren
twee bioscopen. Het Capitool, een modern stenen
gebouw enigszins amphitheatersgewijs en Flora,
een oude gammele pijpenla. Zoals zo vaak met
oudere gebouwen had Flora hoe komt men er
toe een bioscoop „Flora" te dopen meer sfeer.
De zaal werd door een verhoging in twee gedeel
ten gescheiden; een soort sociale barrière. Het
„dure" publiek zat in het achterste, verhoogde ge
deelte. Dit „dure" was ook voor vóóroorlogse be
grippen maar betrekkelijk. Een matinée kostte een
dubbeltje, volwassenen een kwartje.
Een moeilijkheid ontstond er pas, als je in de „lange
broeken" leeftijd kwam. Draaide er een film voor
boven de achttien, dan ging je in lange broek en
was volwassen, althans boven de achttien! Bij de
eerstvolgende matinée ging je in korte broek op
een kinderkaartje. Dit gaf nogal eens verhitte de
batten bij de kaartjescontröle. Gelukkig was de
zoon van de Chinese eigenaar een klassegenoot van
de Mulo.
De kunst was nu om altijd op de eerste rij van
het verhoogde gedeelte te zitten. Je zat dan als
een prins en dat voor een dubbeltje met een
pracht zicht op het witte doek en hoefde niet door
lopend geforceerd je nek te rekken. Doorgaans be
spraken wij dus tijdig onze plaatsen. Plaatsbe-
spreekgeld had men nog niet uitgevonden.
Wie schetst echter onze verontwaardiging toen op
een kwade dag enkele volwassenen ons voor ge
weest waren, zodat wij op de tweede rij belandden.
Volgens informaties waren het een paar Euro
peanen en naar alle waarschijnlijkheid baroes, al
thans geen Soekaboemelaren.
Er werd krijgsraad gehouden. Besloten werd tot
toepassing van het geheime wapen. Een heerlijke
romige doerian werd georganiseerd en soldaat
gemaakt. Vlak voor het binnen gaan in de zaal
dronk ieder schielijk een flesje ajer blanda leeg.
Het resultaat was fantastisch. Het waren baroes en
de aroma van de doerian veroorzaakte al meteen
enige onrust. De oprispingen opgewekt door het
spuitwater deden de rest. We bliezen de eerste rij
schoon en genoten van de film.
Nu was doerian bij ons thuis taboe, zodat de lucht
op deskundige wijze weggewerkt werd voor het
naar huis gaan, althans dat dacht je zelf. Iets bleef
er altijd wel van hangen. Toen wij thuis kwamen
was er bezoek en wij netjes een hand gaan geven.
Allah il Allah, het bezoek bestond uit de baroes,
die juist hun hart gelucht hadden bij onze ouders.
Hoe kon het lot zó wreed en de slof zó hard zijn.
ANAK BLANDA TOTOK
Saleh was met veertien dagen permios, om weer
eens zijn vader of moeder te gaan begraven (het
geen om de twee maanden weer nodig bleek te
zijn) en ik zat op de voorgalerij een beetje down
aan mijn glaasje vuurwater te zuigen, afgewisseld
met een mep naar een muskiet of een trekje aan de
weduwe, toen Saleh ineens met brede grijns uit het
niet voor mij opdook.
Meteen werd er een plan gemaakt voor de volgen
de dag, en hij wist een prima plek, waar gegaran
deerd succes zou zijn.
Enfin, de volgende dag gingen wij op stap, en na
een uur of twee waren wij waar we wezen moesten.
Het was een vrij kaal stuk grond, alleen maar be
groeid met hier en daar een plek alang-alang en
verder heel kort gras. De dikste „boom", een ge
val van 10 cm doorsnee, zou mijn uitkijkpost kijken
den, om daardoor over alles heen te kunnen kijken
en Saleh zou op ongeveer 80 meter van me af, ach
ter wat bloekoer, z'n onweerstaanbare hertenroep
ten beste geven. Ik zat op een hoogte van een me
ter of twee, vrij oncomfortabel in labiel gewicht op
een tak, toen, tegelijk met de eerste hertenroep, het
zachtjes begon te regenen. M'n trouwe mauser, in
een gevorkte tak gesteund, lag voor direct gebruik
klaar, toen ik na een poosje meende wat te zien
bewegen in de alang-alang. Saleh liet zo nu en
dan z'n lokroep horen en hoewel de beweging links
van mij niet werd herhaald, hield ik de plaats toch
goed in de gaten, omdat ik de zaak niet erg ver
trouwde.
Ineens stond daar een levensgrote tijger in het
volle gezicht, wiens aandacht zo sterk was ge
spannen door de, zich zo nu en dan herhalende
lokroep, dat hij mij niet had opgemerkt. Als een
kat sloop hij naderbij, en, toen hij op 20 meter
van Saleh de rand van een plek alang-alang had
bereikt, luisterend bleef staan, schoot ik hem door
het oor, wat tot gevolg had, dat hij een soort
salto maakte, en in het bosje alang-alang terecht
kwam, waar hij bewegingloos bleef liggen.
Saleh, die blijkbaar een onbegrensd vertrouwen had
in m'n schietvaardigheid, sprong op het horen van
het schot op en kwam met een juichkreet naar mij
toe met getrokken mes, om naar Mohamedaans
voorschrift de rituele halssnede toe te brengen en
ik wees hem op z'n vraag, het plekje waar de buit
lag, zonder er aan toe te voegen, dat het nu niet
bepaald een hert was, dat daar lag.
Verder ging alles als een versnelde film. Saleh ren
de op het bos alang-alang toe, sprong er in, even
hard er weer uit en spurtte op m n boom af met
een snelheid, die alle bestaande records brak. Als
een aap klom hij in de boom tot die gevaarlijk
begon door te buigen en klemde zich vast aan de
stam, luid biddend en klappertandend. Ikzelf maak
te, dat ik zo vlug mogelijk uit de boom kwam,
want Saleh had wat in z'n broek gedaan, en ging
even verder op de grond zitten omdat m n lach
spieren dat noodzakelijk maakten.
Om kort te gaan het resultaat was dat Saleh voort
aan nooit meer herten wou roepen, en ik maar
weer eens voor de afwisseling een ander blikje
corned beef liet klaarmaken en besloot om een
week lanq qeen kip meer te eten.
RIMBOE JIM
Keris pandjang berkélok, kemana dibawa kemana
élik.
Een kris met een lang gegolfd lemmt zal overal
mooi zijn.
Bet.: Een goed ontwikkeld mens zal, waar hij ook
gesteld wordt, atijd gewaardeerd worden.
In de regenbossen van het vlakke land, zowel in Sumatra als in Borneo, treft men mieren aan
van de allerkleinste, nog net met het oog zichtbaar, tot ware reuzen van meer dan twee centimeter
lenqte, welke er in de regel afwijkende en zeer gespecialiseerde levensgewoonten op na houden. Wie
dc moeite wil nemen om hen te bestuderen, wordt alras door hun gewoonten en levenswijzen getasci-
neerd en moet zich dan voortdurend realiseren, dat mieren slechts mieren zijn en blijven, ook al
hebben vele van hun gedragingen en levenswijzen een onmiskenbare menselijke trek en analogie.
Hoewel bijvoorbeeld de arbeidermieren bij een
zelfde soort lichamelijk weinig van elkaar ver
schillen, is dat psychologisch bekeken toch wel
degelijk het geval, want men treft er net zo goed
luien en regelrechte domkoppen onder aan. Weer
anderen vallen op, doordat zij bij alles steeds haan
tje de voorste willen zijn en de moeilijkheden op
zoeken of zich onmiddellijk daarmede gaan be-
moeieninplaats van ze te ontwijken. Deze laatste
zijn de eigenlijke leiders van een kolonie, en als
er iets gedaan moet worden, werpen zij zich
daarop met volle kracht en energie, welke dan spoe
dig door de anderen ook wordt overgenomen. De
latent aanwezige tendens tot koortsachtige werk
zaamheid, een kenmerk van mieren, komt echter
niet tot ontplooiing, wanneer men deze natuurlij
ke gangmakers verwijdert, en dit kan zelfs tot ge
volg hebben, zoals proeven hebben aangetoond,
dat een kolonie dan te gronde gaat.
Er is dus bij de mieren wel degelijk een individuele
ontplooiing van bepaalde eigenschappen aanwezig
gericht op het algemeen welzijn, ondanks de zo
perfecte sociale werkverdeling, welke ogenschijn
lijk een dergelijke ontwikkeling onnodig zou maken.
In de spreuken van Salomo leest men: „Ga tot
de mieren gij luiaard, zie hare wegen en wordt
wijs: dewelke geenen overste, ambtman noch heer
ser hebbende haar brood bereidt in de zomer,
hare spijs vergadert in de oogst!" Hoewel er dus
geen overste, ambtman of heerser aanwezig is bij
de mieren, zou deze sociale samenleving te gron
de gaan zonder die „gangmakers".
Evenmin is de mening juist, dat mieren voortdu
rend druk bezig zijn, want een zeer groot deel
van hun tijd brengen zij door met zich te zonnen,
luieren, zonder doel wat rondkuieren, zich op
doffen, het houden van vriendschappelijke worstel
wedstrijden, het afleggen van bezoeken, waarbij zij
elkander langdurig besnuffelen en strelen. Dit houdt
verband met het feit, dat mieren elkaar voeden en
daartoe twee magen bezitten, een zo te zeggen voor
eigen gebruik, en een de zogenaamde krop
bestemd voor gemeenzaam gebruik. Wanneer twee
mieren elkaar besnuffelen en bestrelen, kan men er
meestal van op aan, dat de een de ander voedsel
in de vorm van suikervocht afstaat. Geeft men
bijv. rood gekleurde honig aan enkele gele ar
beidstermieren, dan zal spoedig bijna de gehele ko
lonie roodqekleurd zijn geworden.
PAWANG RIMBA
De Redactie verzoekt de lezers om derpe-
lijke observaties als hierboven weergegeven
in te zenden. Er is keus tussen mieren en
olifanten, tussen wat vliegt, loopt of zwemt,
dus wat wilt ge nog meer? Kom heren
rimba'kenners, klim eens in Uw pen!